Tabbladen

maandag 16 juli 2012

Jaloers?

At first I could see nothing, the hot air escaping from the chamber causing the candle to flicker, but presently, as my eyes grew accustomed to the light, details of the room emerged slowly from the mist, strange animals, statues and gold - everywhere the glint of gold.
For the moment - an eternity it must have seemed to others standing by -
I was struck dumb with amazement, and when Lord Carnarvon, unable to stand the suspense any longer, inquired anxiously 'Can you see anything?', it was all I could do to get out the words 'Yes, wonderful things'.
” (Howard Carter en A.C. Mace: “The Tomb of Tut-Ankh-Amen”, London, vol. I, chapter V, p. 95/96).

Als antiquarius ben ik een liefhebber van archeologie. Zelf spitten in de modder, archieven of tussen de boeken. Bijzondere vondsten doen. Het verzamelen van interessante antieke voorwerpen of fraaie oude uitgaven over grote archeologische ontdekkingen; ik lust er wel pap van.

Toen ik destijds las hoe de Boekengek op 6 juni 2010 in een zinderende hitte op de Zwolse boekenmarkt de eerste druk kocht van de Nederlandse vertaling van het verslag dat Howard Carter (1874-1939) schreef over zijn ontdekking van het graf van Tut-Anch-Amon was ik vet jaloers.
De complete set uitgegeven door Van Holkema & Warendorf in 1924 (deel 1) en 1927 (deel 2), in perfecte staat voor een spotprijs, is inderdaad behoorlijk zeldzaam. Vooral deel twee wordt vrijwel nooit aangeboden. Van deel één verscheen in 1972 bij Fibula van Dishoeck een herdruk in pocketuitgave.

Hoe verhoudt zich deze vertaling tot de originele driedelige Engelse uitgave?
In het boekje van Christiane Desroches Noblecourt: “Toetanchamon” (Amsterdam, 1965) staat onder ‘Korte Bibliografie’
(blz. 213) het volgende: “Het standaardwerk dat hier genoemd moet worden is dat van Howard Carter, bijgestaan door zijn medewerkers:
The Tomb of Tut-Ankh-Amen, deel I, door Howard Carter en A.C. Mace (Cassell & Co., Ltd., London, Toronto, Melbourne en Sydney). Eerste druk 1923, tweede druk 1926, derde druk 1927. Geïllustreerd met foto’s van Harry Burton.
Nederlandse vertaling: Het graf van Tut-anch-amon, deel I (Van Holkema & Warendorf. Amsterdam), 1924.
Deel II, door Howard Carter, met aanhangsels door D. Derry, A. Lucas, F. Newberry,
A. Scott, H. Plenderleith. Foto’s van Harry Burton. Eerste druk 1927.
Nederlandse vertaling, deel II, 1928.
Deel III, door Howard Carter, met aanhangsels door D. Derry, A. Lucas. Foto’s van Harry Burton. Eerste druk 1933”.


Het derde en laatste deel is schaars. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat de uitgave verspreid over tien jaar verscheen.
De belangstelling onder geïnteresseerden c.q. kopers verflauwde, de oplage was wellicht kleiner etc.
Vandaar dat er antiquarisch regelmatig tweedelige sets worden aangeboden. Het derde deel is nimmer in het Nederlands verschenen en ook de Amerikaanse editie bestaat alleen uit de eerste twee delen.

Originele driedelige Engelse uitgaven zijn peperduur.
Antiquariaat Kok in Amsterdam, o.a. in archeologie gespecialiseerd, biedt nu een set aan voor € 1.750,- euro. Dat lijkt is een heel bedrag maar wie op internet verder zoekt, bijvoorbeeld op Marelibri, ziet de prijzen al snel oplopen naar ruim € 2.500,- euro, afhankelijk van de druk en de staat waarin de boeken verkeren.
Wat zou u doen - met deze wetenschap - als u op Boekwinkeltjes plots tegen de volgende aanbieding aanloopt?
 Carter, Howard and A.C. Mace: ‘The Tomb of Tut-Ankh-Amen’, Cassel and Company. Bijzonderheden: 1930, 3 dln. gebonden, 231, 277, 248 pp. Extra info:
Met talrijke illustraties; mooie linnen banden met goudopdruk. Prijs 75,00 euro (exclusief eventuele verzendkosten)
”.


Verbijstering!
Nog een keer lezen…
Een originele Engelse set (deel I, vierde druk, deel II en III, eerste druk), die toch al gauw het tienvoudige moet kosten, voor wat zakgeld? U kunt wel raden wat ik deed en u begrijpt ook wel dat ik inmiddels niet meer jaloers ben.

Ik niet nee…

vrijdag 6 juli 2012

In mij... Komrij!

Twitterend, bloggend, nieuwslezend en schrijvend Nederland in actie.
Lovende woorden, beschouwingen, artikelen, radio en TV, allemaal over Gerrit Komrij (1944-2012).
Dat is niet zo verwonderlijk want Komrij was een kleurrijk en veelzijdig persoon. Bovendien iemand van uitersten, soms bijzonder aardig en soms uiterst vilein. Zoet, zout, zuur en bitter, Komrij was het allemaal.
Het zal dan ook niet lang meer duren of we kunnen de eerste Komrijbiografie tegemoet zien, het eerste Komrijbeeld aanschouwen, over de eerste Komrijbrug rijden of door de eerste Komrijstraat lopen.

Wat moet Perkamentus daaraan toevoegen? Ik heb Komrij niet persoonlijk gekend en nooit ontmoet. Uiteraard wel gezien, snuffelend op boekenmarkten en bij antiquariaten.
Mijn bewondering voor Komrij was beperkt. Voor zijn poëzie, polemische werken, toneelwerk etc. had ik geen geduld. Zijn NRC-column en blog las ik sporadisch.
Mijn bewondering gold vooral voor Komrij als verzamelaar en auteur van bijzondere/bibliofiele boekjes.
Snuffelen, sneupen naar verborgen schatten, ‘verzonken boeken’ en bijzondere uitgaven. De boekenjacht, de spanning en opwinding die dat met zich meebracht. Daarin vonden wij elkaar. Lees maar wat hij schreef als reactie op mijn stukje: Een bijzonder vorstelijke vondst”.


Vermoedelijk om deze gemeenschappelijke passie werd ik ‘uitverkoren’.
Uitverkoren om te worden opgenomen in zijn blogroll. Van de twintig links op “Lucifer in het hooi”, is Perkamentus de enige link naar een persoonlijk bibliofiel weblog.
Daar ben ik, eerlijk gezegd, best trots op.
De eerbiedwaardige bibliofiel zag wat in mij.
Hij zag... Komrij!

maandag 2 juli 2012

Door Amerika voor € 8,50

Een koopje, nietwaar?
De reis die ik maakte vond ruim honderd twintig jaar geleden plaats en werd door dr.C.J. Wijnaendts Francken (1863-1944) gepubliceerd onder de titel: “Door Amerika” (Haarlem, 1892). Ik zag zijn boekje, gebonden in een origineel bruinlinnen uitgeversband, in de boekenkraam van Jos Alberts op het Waterlooplein. Een plek waar ik wel vaker leuk oud (en nieuw) drukwerk tegen zeer bescheiden bedragen koop, zoals u hier en hier kunt lezen.

Nadat ik, gegrepen door de vlot geschreven tekst, bijna twee hoofdstukken ter plekke had uitgelezen besloot ik het voor acht euro vijftig van Jos over te nemen.
Negentiende eeuwse reisbeschrijvingen van Nederlanders in Amerika zijn op één hand te tellen. Toerisme was er nog nauwelijks en pas in 1893 verscheen de eerste Duitstalige Beadeker gids voor: “Nord-Amerika. Die Vereinigten Staaten nebst einem Ausflug nach Mexiko”.


In zijn voorwoord schreef Wijnaendts Francken dan ook:
Het aantal onzer landgenooten, dat – anders dan voor zaken – de Vereenigde Staten bereist is zóó gering, dat ik meen gegronde hoop te mogen koesteren, dat de publicatie mijner mededeelingen niet als een overbodige vermeerdering der reislitteratuur zal beschouwd worden.
Over de Oostelijke staten bezitten wij in onze taal; hoewel zij meer dan tien jaren oud zijn, reeds een paar uitgebreide werken, maar over de Westelijke is mij in onze letterkunde nog geen enkel bekend, en juist aan die laatste is mijn boek hoofdzakelijk gewijd. (-)
Bij de op handen zijnde wereldtentoonstelling te Chicago is het niet onwaarschijnlijk, dat meer Nederlanders dan gewoonlijk de Vereenigde Staten zullen opzoeken en, nu zij toch eenmaal zulk een verre reis daarheen gemaakt hebben, allicht nog wat verder naar het westen zullen afdwalen. Voor hen zou wellicht eenig nut uit mijn boek te trekken zijn…



Zijn boek is zodoende geen reisverslag ‘pur sang’ maar een mix van hoofdstukken met een beschrijving van specifieke door hem bezochte bezienswaardigheden (waaronder ‘De Mammoth Cave’, ‘De stad der Mormonen’ en ‘Yellowstone park’) naast een aantal algemeen beschouwende hoofdstukken over onderwerpen als: ‘De indianen van het westen’, 'De Amerikaanse hotels’ en ‘De vrouw in Amerika’, waarbij zijn eigen ervaringen naar voren komen.

Daarnaast zijn achteraan een aantal nuttige bijlagen opgenomen zoals een lijstje met Amerikaanse presidenten (in 1892 was dat de Republikein Benjamin Harrison), een chronologie van de kolonisatie en vestiging van de westelijke Staten (dat waren er in 1892 pas vierenveertig; New Mexico, Arizona, Utah, Indian Territory en Alaska waren nog 'Territories') en een hoofdstuk over de ‘Gordeltijd’ d.w.z. het reizen met de trein door verschillende tijdzones.

Amerika als reisbestemming heeft mij nooit zo getrokken maar voor het land in de tijd die Wijnaendts Francken beschreef loop ik wel warm! Een heerlijk ouderwetse nostalgische tijd toen het Pulitzer gebouw het hoogste gebouw in New-York was, maarliefst honderd veertien meter hoog! Het snelste openbaar vervoer in New-York was de ‘Elevated Railway’ (vier lijnen) en alleen in de deftige straten van Brooklyn lagen asfaltwegen; “Zelfs in straten met keurig nette huizen doet het wagenpad denken aan een armzalig Duitsch dorp” (blz. 20).

Wijnaendts Francken reisde met diverse treinmaatschappijen. Vaak deed zijn levendige beschrijving mij denken aan een scene uit een Westernfilm:
Het publiek in den spoorwagen in de Far West biedt een aardig, bont tafereel. Farmers, kooplui, mijnwerkers, Chinezen, - alles zit gemoedelijk dooreen, de een pratend, de ander lezend, een derde etend. Hier ligt iemand slapend op de bank uitgestrekt, dáár staat er een zich te wasschen. Sommigen brengen hun geweer anderen een matras, weer anderen hun koffiekannetje mee” (blz. 208). Overigens was ook Wijnaendts Francken in het bezit van een revolver die hij (zo schrijft hij op blz. 94) in New York had achtergelaten.



Talloze andere opmerkelijke zaken worden door hem beschreven zoals het beruchte ‘lynchen’ dat nog regelmatig het nieuws haalde.
Dat op eigen hand ter dood veroordelen of lynchen, hoewel reeds sterk verminderd, is toch in Amerika nog in ’t geheel niet voor goed uit de mode; bijna dagelijks leest men het een of ander geval in de nieuwsbladen.
Vooral op negers wordt die zelf-rechtspraak nog meermalen toegepast en vooral voor de misdaden van vrouwenaanranding en stelen van paarden. In 1882 bijv. werden er 57 menschen gelynchd tegen 101 wettelijke terechtstellingen en in 1890 126 personen, waaronder ééne vrouw en 90 negers
” (blz. 69).


En natuurlijk ontbreken in het ‘woeste Wilde Westen ’ ook de indianen niet. Ze zijn zelden ziek en zeer levenstaai. “Hij verdraagt zooveel lood als een buffel en om hem neer te schieten moet de kogel hem in hart, hersenen of ruggegraat treffen”. Wijnaendts Francken is verder weinig positief over hen. “Diefstal, plundering en roof zijn voor hem geen ondeugden en in ’t algemeen is zijn zedelijk gevoel uiterst weinig ontwikkeld”.
De meeste indianen leefden toen al in diverse door de regering aangewezen gebieden.
Over de grootste en belangrijkste het ‘Indian Territory of Oklohama’ schreef hij:
In dit gebied, dat natuurlijk bezet is met een aantal forten om de krijgslustige bewoners in bedwang te houden, wonen van de 80.000 Indianen, die hier huizen, de meest wilde en onafhankelijke stammen der Comanchen en Apachen in het Zuid-westelijk gedeelte.
De meest beschaafde met het grootste aantal scholen behooren tot den stam der Cherokees met hun hoofdstad Talequah in het Noordoosten. Onder hen vindt men de meeste halfbloeden (squaw-men), voortgesproten uit de vermenging met blanken, en verder wonen in de Territory b.v. in de stad Caddo ook vele bastaarden van Indianen en negers (zambo’s en chino’s)”
(blz. 82).

Ook deze antiquarische reis maken door Amerika?
Ik vond via Boekwinkeltjes en Antiqbook nog twee ‘tickets’ voor respectievelijk vijftig en honderd twintig euro. Geen koopjes…