Tabbladen

vrijdag 18 september 2015

Een 'Naamlijst der inteekenaren'

Gerrit Engelberts Gerrits (1795-1881) was een leraar geschiedenis die een flinke hoeveelheid boekjes heeft geschreven, vooral voor het onderwijs. Niet lang geleden kocht ik de tweedelige derde ’verbeterde en vermeerderde’ uitgave in originele luxe uitgeversbanden van zijn: “Keur van Gedenkwaardige tafereelen uit de geschiedenis der Nederlanden, van de vroegste dagen tot op den tegenwoordigen tijd” (Amsterdam, z.j.).
Goedkoop, want slechts voor de helft van de prijs die er doorgaans voor wordt betaald.


À propos! Bij de antiquarisch aangeboden exemplaren die ik vond telt deel twee telkens 266 bladzijden en bij mij 308! Toen ik vervolgens de inhoudsopgave erop nasloeg kwam ik tot de ontdekking dat hoofdstuk XVIII (5 februari 1831-1836) het laatste hoofdstuk zou moeten zijn maar mijn uitgave telt er toch echt drie meer!
Hoofdstuk XIX (1833-27 november 1840), XX (28 november 1840-1848) en het laatste hoofdstuk XXI (1849-1855) worden niet in de inhoudsopgave vermeld!

Volgens de informatie op internet is die derde druk van 1835 maar in mijn uitgave gaat de laatste alinea over de langdurige en zware winter van 1855; “die de liefdadigheid van het Nederlandsche volk op eene harde proef stelde, vooral toen in de maand Maart ijsgang en overstrooming duizenden onzer landgenooten, in Noord-Brabant, Gelderland en Utrecht, eenklaps van al hunne have en goed beroofden” (Deel II, blz. 307).


De oplossing vond ik in het ‘Nieuwsblad voor den Boekhandel’ (jaargang 22, 1855) waarin melding wordt gemaakt van de aanvulling op de uitgave van 1835. Daarvoor werd de tekst op de laatste pagina van de uitgave (bladzijde 265) tekstueel aangepast, opnieuw gezet en gelijk met de aanvullende laatste drie hoofdstukken (t/m bladzijde 308) gedrukt en bijgebonden.
Ik heb kortom een verbeterde, vermeerderde en aangevulde uitgave uit 1855 die niet als zodanig is terug te vinden in Worldcat! Uit de advertentie blijkt tevens dat mijn set in linnen band met vergulde stempels destijds vier gulden vijfentwintig kostte.

Die vergulde stempels op beide voorplatten laten een stapel zien van in en over elkaar vervlochten attributen zoals een anker, musket, zwaard, kanon op een rolpaard, verrekijker, (lof)trompet en lauwertakken. Allemaal symbolische verwijzingen naar Nederlands heldhaftige en roemrijke verleden.


Dat herdrukken en aanvullen (de eerste druk verscheen in 1825) zegt wel iets over de populariteit van dit geschiedenisboek voor het onderwijs in de negentiende eeuw. Overigens was deze uitgave niet bedoeld voor de leerlingen.
Uit het voorwoord blijkt dat Gerrits ze had geschreven voor de onderwijzer om stof te bieden voor zijn geschiedenislessen en om uit voor te lezen.

Een interessant onderdeel in deel twee vind ik de ‘Naamlijst der inteekenaren’.
Die kom ik wel vaker tegen in mijn 18de en 19de eeuwse boeken. Het fenomeen intekenlijst dateert uit het einde van de 17de eeuw.
Volgens Marjan Ligtelijn die hierover schreef in: “‘Namen der Heren intekenaren’ als historisch bronnenmateriaal” (In: “Bladeren in andermans hoofd: over lezers en leescultuur”, Nijmegen, 1996) is (voor zover bekend) in de Republiek de eerste uitgave waarop kon worden ingetekend in 1661 verschenen
Verkoop door intekening had voor de uitgever zo zijn voordelen. Aanbetaling, gespreide productiekosten, een indicatie van de benodigde oplage en een min of meer verzekerde afname waren de meest voor de hand liggende.

Intekenlijsten zijn vaak alfabetisch op naam en geven soms meer informatie zoals beroep/functie, woonplaats en het aantal boeken waarop men intekende.
Intekenaren zijn niet altijd lezers! In de lijsten komen ook veel boekhandelaren voor die in opdracht van klanten handelden of het boek als handelswaar kochten. Het is dus moeilijk om conclusies te trekken over de leescultuur destijds op basis van dergelijke lijsten.
Zo komen er bijvoorbeeld opvallend weinig vrouwen voor in de vroegste lijsten.

Bijzonder is daarom de intekenlijst in mijn: ”Spiegel Historiaal of Rym-Spiegel; zynde de Nederlandsche Rym-Chronyk van Lodewyk van Velthem” (Amsterdam, 1727), een uitgave van Isaac Le Long (1683-1762).
In de ‘Naamlyst der heeren inteekenaars van dit werk’ komen we twee dames tegen:
‘Susanna Lups’ en ‘Juffrouw Radys’. Het is een vroege vermelding van twee vrouwen die zeer waarschijnlijk intekenden uit interesse en om het boek ook werkelijk te lezen.


Terug naar de intekenlijst in Gerrits.
Die bevat de namen van 324 inschrijvingen op de uitgave van 1835 waarvan bijna de helft (147) boekhandelaren. Ze zaten door heel Nederland en tekenden bovendien vaak in op meerdere exemplaren. Topbestellers waren: J.B. van Loghem in Haarlem (20 exemplaren) en J. Groot en Co. in Zaandam (14 exemplaren) terwijl acht andere boekhandelaren (in de steden Rotterdam, Middelburg, Den Haag Coevorden, Leeuwarden en Amsterdam) goed waren voor ieder dertien exemplaren.

Daarnaast treffen we in de lijst zes leesgezelschappen aan en één bibliotheek:
- Leesgezelschap ‘Het Onderwijzend’ uit Rotterdam,
- G.H. Broekman, voor het leesgezelschap ‘Tot Nut en Uitspanning’ te Vianen,
- C.S. Ruring, voor het leesgezelschap ‘De Cirkel’ te Amsterdam,
- A.H. Witsenborg, voor het leesgezelschap ‘Tot Nut en Uitspanning’ te Hoogeveen,
- P.J. Zaalberg, voor het leesgezelschap ‘Lust tot Onderzoek’ in Nieuw-Beijerland,
- V.D.M. van Leeuwen voor het leesgezelschap te Berg Ambacht en
- De algemene bibliotheek in Zwolle.
De overige inschrijvingen zijn vooral van middenstanders, waaronder natuurlijk onderwijzers en kostschoolhouders.

Totaal werd er ingetekend op bijna 700 exemplaren. 220 intekenaren bestelden er ieder één de overige 104 wilden er twee of meer en waren goed voor totaal 476 exemplaren.

Tegenwoordig kun je nieuwe boeken vaak tegen een gereduceerde voorverkoopprijs bestellen. Intekenen komt nog maar een enkele keer voor en intekenlijsten voor- of achterin nieuwe boeken zijn een uitzondering geworden.
Het heeft wel wat – vind ik - om je naam terug te vinden in zo’n lijst. Alsof je een persoonlijke bijdrage aan de uitgave hebt geleverd (wat in financiële zin vaak zo is).
Het is het eerste waar je naar kijkt als je de uitgave eindelijk ontvangt. ‘Kijk, daar sta ik’.
Een trots gevoel bekruipt me dan, behalve die ene keer toen ik mijn naam onjuist gespeld terugvond.
Ik heb dat boek sindsdien nauwelijks meer aangeraakt.

donderdag 3 september 2015

De NVvA-antiquaar... tachtig jaar (1935-2015)


Algemene omschrijving.

Bij gebrek aan een bibliografisch standwerk zijn we aangewezen op losse waarnemingen.
Dalende verkoop, kleinere marges op de vraagprijs en weinig aanbod maken de
(NVvA-) antiquaar tot een zeldzaam specimen. Een mooi exemplaar van de oude stempel is moeilijk te vinden, zeker in complete staat, laat staan een set!
De antiquaar oogt vaak smoezelig. De weinige haren die hem resten zijn ‘non rognée’ en liggen gecollationeerd op zijn versleten hoofd. Zijn frontispice lijkt beschadigd, het gezicht is verbruind en gevlekt en zijn huid is zo dun als perkament. Er bestaan vrijwel geen vrouwtjesantiquaren of jonge antiquaren. Voortplanting en groei van de groep zijn tot stilstand gekomen.

Kledingstijl.

Vaak incompleet. Zijn linnen jasje, uit de mode en sinds lang uitverkocht, vertoond vouwen.
Wormgaatjes zijn zichtbaar zowel aan de voor- als verso zijde. Zijn broek met een patroon van kettinglijnen lijkt onafgesneden.
Draagt vaak gespleten halfleren schoenen, ooit van glanzend marokijn leer en bestempeld. Opvallend detail; de linkerschoen mist een hoekje, de rechterschoen is meestal niet origineel. Restaureren is een optie.

Habitat en werkwijze.

Voornamelijk solitair levend wezen dat in het wild vooral is te vinden op boekenmarkten, -beurzen en -veilingen. De antiquaar leeft bij voorkeur in een hol volgestouwd met oud papier, veelal in de vorm van boeken, dat wordt aangeduid met ‘het antiquariaat’.
Over het algemeen is dit een pover en schamel onderkomen, vaak net zo stoffig als het individu zelf met gemarmerd linoleum op de vloer; in de hoeken gebutst. Er zijn veelal geen of zeer primitieve toiletfaciliteiten Voor de grote boodschap c.q. het achterlaten van een persoonlijk ex-libris ontbreekt het aan spoelcapaciteit.
De antiquaar schuifelt in deze omgeving de hele dag schijnbaar doelloos rond al mompelend tussen zijn handelsvoorraad. Het langzaam en gedurig verschuiven van stapels boeken behoort tot de voornaamste handelingen. In zijn hol is dit wezen de enige die weet waar alles staat. De antiquaar is met kennis doorschoten en als een bladwijzer in zijn voorraad toont hij u de juiste boekenkast, de juiste boekenplank.
De brochures, ephemera en boeken staan in een bepaalde, door hem gewenste volgorde. Zetfouten komen vrijwel niet voor. Hij prijst zijn boeken liefst in kapitaal met potlood en handgeschreven bonnetjes worden gesigneerd als betrof het een zeldzaam manuscript.

Voedsel en gezondheid.

Door zijn verschoten en versleten overhemd is vaak een gebroken rug te zien naast een verschijnsel dat lijkt op uitstekende ribben. Laat u niet misleiden, het gaat om valse ribben.
Zijn maaltijden zijn schaars en behoren tot de rariora. Een droge boterham met wat boekbinderslijm, soms een glaasje vergeelde melk of, bij gebrek daaraan, leatherdressing. Tot zijn favoriete lekkernijen behoort de boekenbal.
Zijn conditie verkeert over het algemeen in matige staat. Weliswaar in de platten nog stevig schiet hij nog maar zelden uit de band. De meesten exemplaren voelen zich langzamerhand ‘old and rare’ in deze wereld; een drukfout in de menselijke evolutie.

Natuurlijke vijanden.

Talrijk. De laatste jaren vooral E-readers en E-boeken.
Daarnaast zogenaamde bezoekers (hooguit twee op een dag). Deze kopen geen boeken en lezen niet maar vragen naar de (on)bekende weg of om parkeer- en wisselgeld. Een doodenkele keer bladeren ze enkel voor de vorm wat door een boek en laten daarin hun vieze ‘fingerprint’ achter. Zeldzamer, maar niet minder ergerlijk, zijn klanten.
Deze vragen meestal naar boeken die hij niet verkoopt of naar ‘de laagste prijs’. Enkelen kopen na urenlang pingelen een winkeldochter ver onder zijn vraagprijs. Verafschuwd voorts bibliofiele betweters en ‘domme’ klandizie en zou deze graag eens op zijn Japans binden en daarna opensnijden.

Heden en toekomst.

De belangstelling voor deze mensensoort is gering. Alles staat op internet en op zijn statuur, inhoud en formaat rust geen copyright.
Parvenu’s, niet gebonden aan regels van een beroepsorganisatie verkopen nu boeken. Velen doen het erbij en zitten ‘niet in de handel’, om maar niet te spreken over de veilingen en de ramsj die hun stempel op zijn metier drukken.
Hij, de vakman van het oude signatuur, is er op zijn zachtst gezegd niet mee verguld. Op (oud) papier opereert hij nu op het scherp van de snede aan de rafelrand van het vak.

Tijd voor een herdruk? Een verbeterde uitgave van zichzelf?
De tijd zal het leren maar zelf denkt hij er het zijne van. Nog even en het is alles postuum; het vak, de handel, het leven en …. de (NVvA-)antiquaar.

----------88888----------

Op 3 september 2015 is de NVvA tachtig jaar oud. Haalt de vereniging de volgende tachtig jaar? De (NVvA-)antiquaar van de oude stempel, mét winkel en mét vakkennis, dreigt langzaam maar zeker te verdwijnen. Als hommage aan deze uitstervende tak van de menselijke soort (en als herinnering voor het nageslacht) is dit stukje geschreven met - in rood - verschillende in het antiquariaat gebruikelijke vaktermen .
Ik heb me daarbij laten inspireren door de afbeelding van “The Anatomy of an Antiquarian Bookseller” (Edinburgh, 1974, John Grant), destijds verschenen in een beperkte oplage van vijftig stuks. Ronald Searle (1920-2011) is de tekenaar.