Tabbladen

maandag 27 juni 2016

Over Frederik Muller gesproken

Ik ben geen boekenblogger zoals er duizenden zijn.
Fictie koop en lees ik sowieso vrijwel niet. Ik ben ook geen ‘would be recensent’ die boekbeoordelingen schrijft of leesadviezen geeft. Bij mij dus geen plusjes, duimpjes of sterretjes (vijf voor een uitstekend boek!).
Een doodenkele keer schenk ik aandacht aan een moderne uitgave en dat heeft dan een goede reden, zoals hier, waar het niet om de inhoud maar om de vormgeving gaat.

Maar nu is er dan een nieuwe biografie verschenen over Frederik Muller, geschreven door Chris Schriks: “Frederik Muller. Baanbreker in de wereld van het boek (1817-1881)” (Zutphen, 2016).
Al toen ik de aankondiging las van de Walburg Pers vroeg ik mij af of het boek van Chris Schriks veel meer zou bieden dan wat er al bekend is over deze zwaargewicht uit de boekhistorie.

In de loop der tijd is er namelijk al vrij veel geschreven over Frederik Muller, zijn omgeving en de boek- en antiquariaatshandel. Niet alleen in de vorm van artikelen die al dan niet behoren tot een grotere publicatie, zoals het hoofdstuk (3) dat P. Buijnsters aan hem wijdt in: “Geschiedenis van het Nederlandse Antiquariaat” (Nijmegen, 2007), maar ook in de vorm van een handvol los verschenen uitgaven.


Als ik in mijn eigen bibliotheek kijk dan is daar natuurlijk allereerst het boekje van zijn tijdgenoot en vakbroeder A.C. Kruseman (1818-1894): “Frederik Muller 1817-1881. In memoriam. Voor vrienden overgedrukt uit de Levensberichten der afgestorven Leden van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde”, (Haarlem, 1881).
Een antiquarische uitgave die ik destijds in een bijzondere band liet zetten want als rasbibliofiel en antiquarius heb ik Frederik Muller heel hoog zitten.


De – chronologisch – tweede uitgave is een brochure tot stand gekomen in opdracht van de Frederik Muller Academie (Amsterdam, 1977). Het bevat – naast een korte inleiding van Kees Fens (1929-2008) - fragmenten uit het eerdergenoemde levensbericht van Kruseman, bijeengebracht door M. Bertina. Kortom, geen nieuws.


De eerste geïllustreerde korte biografische schets verscheen in 1994.
Een klein boekje van zesenveertig bladzijden geschreven door Marja Keyser (1944), destijds bibliothecaris van de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels (de bibliotheek waarvan Frederik Muller ‘founding father’ was).
De titel luidt: “Frederik Muller en de oude boekhandel (of hoe maakt een antiquaar tijd om te genieten.)”, (Amsterdam, 1994). In mijn recensie-exemplaar zit nog het originele getypte aanbiedingsbriefje van antiquaar Frank Rutten want het verscheen destijds ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum van antiquariaat Brinkman.


De meest volledige uitgave over Frederik Muller is en blijft echter de uitgave die verscheen onder de titel: “Frederik Muller 1817 – 1881. Leven en werken”, (Zutphen 1996).
Een fraai geïllustreerd boek (nr. 2 in de nieuwe reeks bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse Boekhandel) door diverse auteurs uit de wereld van het (oude) boek, waaronder eerdergenoemde Chris Schriks en Marja Keyser.


Deze uitgave verscheen naar aanleiding van het 150-jarig bestaan van de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels.
Het jubileum van deze bibliotheek van ‘de vereniging met de lange naam’ werd destijds ook gevierd met een tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam, samengesteld door Marja Keyser. Daarbij verscheen een kleine catalogus getiteld: “Frederik Muller 1817 – 1881. Pionier in het boekenvak” (Amsterdam, 1996).


Daarnaast staan hier uiteraard verschillende werken uitgegeven door Frederik Muller zelf zoals zijn ‘Nederlandse historieplaten’ (reprint door N. Israel in 1970) en ‘Beschrijvende catalogus van 7000 Portretten’ (reprint door Davaco Publishers in 1972).

Kort en goed; ik vond niet veel nieuws in de (helaas niet geïllustreerde) biografie van Chris Schriks. De eerste hoofdstukken lezen redelijk vlot maar met de laatste vier had ik erg veel moeite. Daarin gaat het over Muller’s positie en rol (naast die van vele andere boekhandelaren) in de destijds oeverloze discussie over nadruk, kopijrecht, illegale vertalingen, wetgeving enz.
Stof die Chris Schriks volledig beheerst en vermoedelijk zeer interesseert (hij schreef een dikke pil over het kopijrecht van de 16de tot 19de eeuw), maar mij kon het allemaal niet bijzonder boeien.

Overigens is zijn slotpleidooi mij recht uit het hart gegrepen. Het zou inderdaad fantastisch zijn en zeer terecht als Frederik Muller eindelijk zou worden geëerd met een borstbeeld in de hal van Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (BC/UVA).

De nieuwe biografie van Chris Schriks kost vijfentwintig euro. Ik kreeg ‘m tijdens de presentatie (gesigneerd) in BC/UVA op woensdagmiddag 15 juni jl. cadeau van een goede vriendin.
Toch mijn eerlijke mening en advies?
Koop het antiquarisch goed verkrijgbare en zeer lezenswaardige boek: “Frederik Muller 1817 – 1881. Leven en werken”, (Zutphen 1996).
Kost u bovendien minder dan vijfentwintig euro…

zaterdag 25 juni 2016

Naatje


Nederlands eerste Nationaal Monument stond op de Dam in Amsterdam.
U denkt nu wellicht; hoezo ‘stond’?
Maar ik heb het niet over het bekende centrale punt tijdens de jaarlijkse 4 mei herdenking.

Ik heb het over ‘Naatje Eendracht’, ‘Naatje Vrijheid’, ‘Naatje van den Dam’ of kortweg ‘Naatje’ die officieel luisterde naar de naam ‘Vrouwe Eendracht’.
Ze werd uit zandsteen gehakt door de Vlaamse beeldhouwer Louis Roijer (1793-1868) en stond op een aantal verdiepingen hoge neoklassieke hoekige zuil van blauwe ‘Escausijnschen’ steen, vol krijgshaftige symboliek, met aan de basis een waterbassin.
De onthulling van dit ‘monument ter herinnering aan den volksgeest van 1830 & 1831’ vond plaats op 27 augustus 1856.


Ons eerste Nationale Monument was een ontwerp van M.H. Tetar van Elven, M. Gz. (1827-1899) en kwam er destijds op initiatief van de vereniging "Het Metalen Kruis".
Dit was een vereniging van oud-strijders die het Metalen Kruis hadden ontvangen als herinnering aan hun deelname aan de krijgshandelingen tijdens de Belgische opstand in 1830-1831.
Deze onderscheiding werd ook wel het ‘Hasseltkruis’ genoemd naar de plaats Hasselt waar enkele bronzen kanonnen waren buitgemaakt die - volgens een apocrief verhaal - werden omgesmolten voor deze onderscheiding. Vele duizenden Metalen Kruizen zijn uitgereikt en regelmatig worden originele exemplaren op Marktplaats aangeboden.


Het gedenkteken op de Dam in Amsterdam moest herinneren aan die glorieuze periode met als heldhaftig hoogtepunt de Tiendaagse Veldtocht.
Hoe glorieus en manhaftig ook, in werkelijkheid waren niet wij als winnaar uit de strijd gekomen maar onze zuiderburen want het resultaat was een zelfstandig Koninkrijk België.

Naatje was dus politiek beladen maar bovendien vond menigeen het monument foeilelijk. Het weinig geliefde beeld was geen lang leven beschoren. De zachte steen kon slecht tegen ons oer-Hollandse weer met veel wind en regen. Naatje verweerde, haar gezicht werd pokdalig en haar neus vroor er af. In 1905 verloor ze een arm (ze werd nu ook ‘Naatje Eenarm’ of de ‘Naatje van Milo’ genoemd).
Het waterbassin was een mislukking ondanks de vernieuwing van het fundament in 1881. De leeuwenkoppen spuwden zelden water want de waterleiding werkte niet naar behoren. De lege bak werd al gauw een verzamel-, hang- en zitplek voor schoenpoetsers, scharensliepen en werklozen.
Ter gelegenheid van het huwelijk in 1901 van Prinses Wilhelmina met (haar achterneef) Hendrik van Mecklenburg-Schwerin werd Naatje zo veel mogelijk aan het oog onttrokken door uitbundige decoraties van de stadsarchitecten W. Springer (1815-1907) en H. Leguyt (1840-1807).
 

In 1908 werd de waterbak omgetoverd tot een schrale bloembak maar op 8 oktober 1913 viel het doek definitief. In de Amsterdamse gemeenteraad werd toen besloten tot verwijdering van het monument in verband met wijziging van de tramsporen, aanleg van verlichting en de asfaltering van het Damplein.

Het was de zoveelste beeldbepalende verandering in korte tijd op de Dam.
In 1903 was al de Beurs van Zocher afgebroken (tegenwoordig staat hier warenhuis De Bijenkorf) en in 1912 volgde het Commandantshuis (‘Huis onder ‘t Zeil’). Het zou vervolgens nog ruim een halve eeuw duren voordat ons (tweede) Nationaal Monument op de Dam zou verrijzen.

Na de ontmanteling verdween Naatje al gauw uit beeld.
Zo’n twintig jaar later ontdekte een verslaggever van het Algemeen Handelsblad de groen uitgeslagen en bemoste resten in de tuin van het Stedelijk Museum: "Een grote droeve kop, die ons met moede oogen onder den helm aanstaart''.
Weer een paar jaar later was die kop net als de rest van het beeld spoorloos verdwenen.

Het enige wat aan ons nu nog herinnerd aan Nederlands eerste Nationale Monument is de uitdrukking ‘het is naatje (pet)’… en dat is niet best!

Onlangs kocht ik voor twee euro per stuk vier oude ansichtkaarten waarop Naatje is te zien. Ze dienen bij dit verhaal als illustratie, zodat u de plek waar het gedenkteken stond beter kunt bepalen.
Mijn laatste boekenmarktvondst vormde de aanleiding voor deze aanschaf (ik koop wel vaker ansichtkaarten naar aanleiding van boeken!).
Wat vond Perkamentus dan?

Het gaat om een goed bewaard gebleven exemplaar van het zeldzame gedenkboek door S.J. van den Bergh (1814-1868) en W.J. Hofdijk (1816-1888) dat ter gelegenheid van Naatjes onthulling en de hoofdstedelijke festiviteiten daaromheen werd uitgegeven. De volledige titel luidt: “Gedenkboek der oprichting van het monument ter herinnering aan den volksgeest van 1830 & 1831” (Dordrecht, 1858).
Het boek kostte in zijn duurste verschijningsvorm (linnen band met vergulde stempels) drie gulden. Mijn exemplaar zit echter in een particuliere halfleren band met sierpapieren platten en kostte mij zestig euro.


Het wordt antiquarisch maar zelden aangeboden en wie op internet zoekt komt al gauw uit bij Catawiki waar een dit exemplaar enige tijd terug werd geveild en de koper (mijn verkoper?) - inclusief veiling- en verzendkosten - hetzelfde bedrag kwijt was dat ik betaalde!


Het boek telt zonder de lijst van intekenaren (waaronder veel boekhandelaren, oud militairen en metalen kruisdragers) 163 bladzijden, inclusief de bijlagen en verbeteringen. Naast de titelpagina met afbeelding van het metalen kruis zit een uitvouwbare lithografie (van drukkerij Emrik & Binger in Haarlem) die de plechtigheid op de Dam laat zien. Twee andere litho’s in het boek tonen Koning Willem II als veldmaarschalk en het monument op de Dam (alle drie zonder ‘foxing’!). Alleen onder de lithografie van het monument staat ook de naam van de kunstenaar; C.C.A. Last (1808-1876). De oplage was kennelijk groter dan de vraag want enkele jaren later lag het restant in de ramsj.


In jubelende en ronkende taal wordt uitvoerig verslag gedaan van de hoofdstedelijke feestelijkheden. Vier dagen gevuld met optochten, voordrachten, opvoeringen, feestmalen en wedstrijden (o.a. prijsschieten op de voormalige buitenplaats Frankendael in de Watergraafsmeer). Op de scheepswerf William (Kadijk) werd zelfs een nieuwe klipperHet Metalen Kruis” gedoopt en te water gelaten.
Zelf even bladeren? Het boek is via Google Books gratis te lezen en downloaden.

dinsdag 14 juni 2016

Bijkletsen


Opstartproblemen… Daar begint het mee.
Vervolgens schermproblemen en daarna viel alles zo’n beetje uit. Ik zag het al een tijdje aankomen maar je wordt er toch door verrast; de computercrash!

En daar zit je dan… maar dit is geen computerblog en dus zal ik een lang verhaal kort maken door u simpelweg te vertellen dat ik weer online ben en van alle gemakken voorzien. Ik ben overigens wel overgestapt naar een Apple systeem (een IMac computer met een enorm 27 inch Retinascherm) en leer nu vooral omgaan met alle nieuwe toepassingen en mogelijkheden.

Wat intussen gewoon doorliep was mijn bibliofiele (crashbestendige) aanschafpatroon.
In de twee maanden die zijn verstreken sinds mijn laatste blog kwamen hier verschillende oude en nieuwe boeken binnen vooral via de kringloop en internet(antiquariaten).
Daarom maar even dit overzichtje als ‘warming up’ voor de komende blogs en om u bij te praten in mijn alsmaar groeiende ‘private library’.


Via internet kocht ik enige tijd terug het boek van D. Lamarcq; “Het latrinaire gebeuren. De geschiedenis van de W.C.” (Gent, 1993). Vrijwel tegelijkertijd werd er een exemplaar via Catawiki geveild dat het dubbele opbracht van de prijs die ik betaalde. Wonderlijk toch (en ik heb dat al vaker geconstateerd) hoe sommige mensen kennelijk wel weten hoe ze op Catawiki (te veel) moeten bieden maar tegelijkertijd verzuimen om online verder te kijken sneupen dan hun neus lang is! Het boek is een aanvulling op mijn kleine scatologische collectie waarover ik al eens eerder iets schreef. Het onderwerp is interessant en leuk genoeg voor een vervolg en de eerste ideeën en zinnen zijn hier al op papier gezet!


Op Marktplaats trof ik voor dertig euro (en dat is een koopje!) een fraai gebonden negentiende eeuwse heruitgave aan van: “Koddige en ernstige opschriften op Luifels, Wagens, Glazen, Uithangborden en andere Tafereelen” (Amsterdam, 1846).
Oorspronkelijk verschenen in 1698 en gepubliceerd door Jeroen Jeroense alias Hieronymus Sweerts (1629-1696). Ik bezit daarvan al langere tijd een facsimile uitgave uitgegeven in 1969 door de Europese bibliotheek in Zaltbommel in de serie ‘Zaltbommelse herdrukken’ maar mijn nieuwe aanwinst is natuurlijk veel mooier gebonden en bovendien antiquarisch schaarser en dus aantrekkelijker.


De vaak scabreuze opschriften (over poep, pies en seks) die wij bij Jeroense aantreffen vinden we niet terug in “Het boek der opschriften” (Amsterdam, 1868 en heruitgegeven in 1974) van Jan ter Gouw en Jacob van Lennep. Die vonden zijn verzameling onkies en “Men moet zich inderdaad verbazen, dat onze voorouders, niet slechts in de 17de, maar nog tot laat in de 18de eeuw, in zulke vuile en vieze dingen aardigheid konnen vinden”.


Al een tijdje op het oog en dan nu eindelijk gekocht bij antiquariaat Berger & De Vries - in het verre Groningen - is een vrij schaars boekje met de titel: “Uit het leven van Justus van Maurik Jr. 1846-1904” (Amsterdam, z.j.).
Een geïllustreerde uitgave samengesteld door J.H. Rössing met artikeltjes verschenen na het overlijden van de grote volksschrijver in het weekblad “De Amsterdammer”.
De verhalen van Van Maurik zijn nog steeds aangename lectuur voor hen die kennis willen nemen van het wel en wee van de gewone man of vrouw en de historische straattypetjes die Amsterdam in de negentiende eeuw bevolkten. Ik bezit daarom een groot deel van zijn uitgaven, zoals ik al eerder hier schreef.

De lokale kringloop verschafte mij diverse vondsten voor luttele euro’s. Ik zal mij beperken tot de meest jaloersmakende!


Allereerst een heruitgave uit 2008 van het Victoria and Albert Museum in Londen van: “Civil Defence Handbook No. 10. Advising the householder on protection against nuclear attack” (London, 1963), De titel spreekt voor zich en het is grappig om te lezen wat men allemaal voor goedbedoelde adviezen en tips krijgt voor het geval ‘de bom’ valt. Behalve boekjes vervaardigde de overheid destijds ook voorlichtingsfilmpjes zoals het fameuze ‘Duck and Cover’ (1951) voor schoolkinderen.


De moderne mens heden ten dage maakt zich vermoedelijk geen enkele illusie, reden waarom dergelijke boekjes nu als curieuze facsimile worden herdrukt...

Vervolgens een mooi bewaard gebleven exemplaar van het boekje van C. Pels: “Papier” (Mijdrecht, z.j.). De vierde en laatste druk uit 1966 met een voor die tijd typisch bandontwerp. Ik heb hier meer boeken staan over papier, papierfabricage en zijn geschiedenis, waaronder dat van de ‘Self-Confessed Bibliophiliac’ N.A. Basbanes: “On Paper. The everything of it’s two-thousand year history” (New York, 2013). Het onderwerp is natuurlijk sterk verbonden mij mijn ‘boeken over boeken’ liefhebberij en bibliofilie in het algemeen.


Tot slot een biografie (die lees ik veel en graag) in het Engels van Ian Gibson: “The Erotomaniac. The Secret Life of Henry Spencer Ashbee” (London, 2001).

Henry Spencer Ashbee (1834-1900) alias ‘Pisanus Fraxi’ was een negentiende eeuwse verzamelaar die vermoedelijk de grootste collectie erotisch en pornografische uitgaven bezat die ooit door een particulier werd bijeengebracht. Hij is auteur van drie belangwekkende bibliografieën op dat gebied die destijds in beperkte oplage verschenen en antiquarisch onvindbaar (en bovendien kostbaar) zijn.


Gelukkig bezit ik daarvan een moderne heruitgave in cassette (oplage 1000 exemplaren); “Bibliography of prohibited books” (New York, 1962) met voorwoord door G. Legman (1917-1999). Bibliofiel detail; mijn exemplaar maakte ooit deel uit van de collectie Boudewijn Büch (1948-2002).

Zo! U bent weer even bijgekletst. Ondertussen zijn er weer diverse interessante boeken binnengekomen die apart mijn (en uw) aandacht verdienen.