Tabbladen

maandag 22 april 2013

Gevonden: Dracula!


De vijftiende eeuwse vorst van Walachije, Vlad III (1431-1476) had de onaangename gewoonte zijn verslagen Turkse vijanden aan lange palen te spietsen. Niet enkele tientallen maar, zoals bij zijn beruchte 'Nachtaanval' in 1462, ruim 20.000 tegelijk. Dat bezorgde hem al gauw de bijnaam ‘Vlad Țepeș’ (Vlad de Spietser). U (en vele anderen met u) weet het waarschijnlijk niet maar u kent hem ook, zij het onder zijn andere bijnaam die hij als zoon van Vlad II, ridder in de Orde van de Draak, voerde; Vlad Dracula.

En bij Dracula moet ik natuurlijk altijd denken aan de filmacteur Christopher Lee die er beroemd mee werd in de Britse Hammer Film Productions in de vorige eeuw. Uiteraard heb ik destijds als tiener met horripilatie alle delen gezien maar het gelijknamige boek van Bram Stoker (1847-1912) had (ook) ik nog nooit gelezen.



Ik gokte erop dat ik via mijn kringloop vroeg of laat wel een exemplaar zou tegenkomen en dat bleek - ongeveer een maand geleden - een juiste gok te zijn geweest.
Voor anderhalve euro werd ik eigenaar van een fraai gebonden “Dracula” met stofomslag, vertaald door Else Hoog, en uitgegeven in 1980 door de Nederlandse boekenclub.


Ik begon met lezen en was gevorderd tot het moment dat de hulp wordt ingeroepen van de Amsterdamse dr. Abraham van Helsing, in de eerdergenoemde films gespeeld door Peter Cushing (1913-1994), toen ik mij iets begon af te vragen. Wanneer heeft deze klassieker uit het literaire horrorgenre eigenlijk voet aan de grond gekregen in Nederland?

Op internet hoefde ik niet lang naar de gewenste informatie te zoeken. Sander Bink heeft daarover al iets geschreven in; “Count Dracula in de polder”, op ‘rond1900’.
Zo las ik dat Bram Stoker zijn inspiratie vermoedelijk haalde uit eerder verschenen vampiervertellingen als "Carmilla" van de Ier Sheridan Le Fanu (1814-1873), uit de bundel: “In a Glass Darkly” (London, 1872).
Stoker, die beweerde dat zijn verhaal hem werd ingegeven door een nachtmerrie die hij had na het eten van teveel krab, heeft met zijn gothic novel ons klassieke beeld van vampiers gevormd. Verhalen erover bestonden echter al veel langer en hebben hun oorsprong in het zestiende eeuwse Roemenië en Hongarije. Het woord vampier gaat terug op het Servisch en kwam tot 1730 niet voor in West-Europese talen.

Stokers “Dracula verscheen in Londen in 1897. Over de eerste poging om het te vertalen in het Nederlands worden we geïnformeerd door het Nieuwsblad voor den Boekhandel (Jrg. 91, 1924, nr. 55). Het was - opmerkelijk genoeg - de uitgeverij van de N.V. De Vrij Religieuse Tempel die als eerste het vertalingsrecht aanvroeg en ook toegekend kreeg.
Deze Amsterdamse uitgeverij (Valeriusplein 20) behoorde bij de gelijknamige theosofische groepering onder leiding van de heer K.H. Noest jr. die het in deze jaren vooral druk had met de bouwperikelen rond een nieuwe tempel. Uiteindelijk verrees dit gebouw op het Amsterdamse Daniël Willinkplein nr. 8-24 (na 1945 Victorieplein) en op 23 oktober 1926 opende zij haar deuren. Bij de uitgeverij is er dan nog steeds geen vertaling verschenen.
In datzelfde jaar volgde een tweede aanvraag, ditmaal door Van Holkema & Warendorf, en met meer succes. Voor de vertaling benaderden zij de dichter en prozaïst J. Wink-Nijhuis (1874-1938). Haar “Dracula” verscheen begin 1928 als deel in de ‘Society Reeks’, een serie populaire vertalingen die al sinds 1925 liep. Het boek (320 blz.), gebonden in een crèmewit linnen band, kostte in Nederland twee gulden vijftig en in Nederlands-Indië (in een donkerrode boekband) vijftig cent meer. In 1933 werd het restant verramsjt voor de helft van de prijs.


Voor een originele eerste Engelse druk worden bedragen gevraagd waarvoor u al gauw een flinke auto kunt kopen. Nou ben ik weliswaar geen verzamelaar van ‘modern firsts’, maar een ‘next best’ eerste Nederlandse vertaling van “Dracula” uit 1928 leek mij wel wat voor mijn collectie. Wat mag dat kosten?

Een antwoord op die vraag bleek er simpelweg niet te zijn want op géén van de bekende antiquarische boekensites wordt een exemplaar aangeboden. Dat feit op zich is niet zo bijzonder (en wel vaker het geval bij boeken die ik zoek), maar pas echt onwerkelijk werd het toen ik constateerde dat de eerste Nederlandse vertaling ook niet voorkomt in de gigadatabase van WorldCat of in een openbare collectie als die van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam.
Het was dus puur toeval toen ik, ‘je weet maar nooit’, op Marktplaats zocht en daar een exemplaar aantrof dat sinds een week werd aangeboden voor welgeteld zeven euro en vijftig cent. Mag het dat kosten? Voor een kennelijk ‘totaal onvindbaar’ boek, vond ik van wel en dus hapte ik (net op tijd) toe (*).


Sander schreef, in zijn eerder aangehaalde stukje, welgeteld één contemporaine - weinig positieve - reactie te kennen op het verschijnen van het boek. Her en der vond ik er meer, maar uit alle stukjes blijkt wel dat Stokers klassieke horrorverhaal in ons nuchtere Nederland bepaald niet werd gewaardeerd.
De kritiek in de 'Boekenschouw. Geïllustreerd Letterkundig Maandblad' (22ste jrg. 1928/1929) mag exemplarisch heten: "Guttapercha! .... Wat 'n boek. Ik vermoed dat de titel niet geheel zonder bijbedoeling is gekozen, want er is nauwelijks eene blad te vinden, die geheel vrij is van drakerigheid. Op het prospectus kan men lezen dat het is 'het ongelooflijkste van alle ongelooflijke verhalen'. En een geleerde moet hebben uitgeroepen 'bah, wat een opeenstapeling van griezeligheden' , maar den volgenden Zondag moet hij heel den Godgewijden dag hebben doorgebracht om het boek uit te lezen. Ja, die professoren ....
En dan vertelt de uitgever er nog bij dat de menschen in de bioscoop, die deze roman verfilmd zagen, elkaar vastgrepen van angst. Ik ben er alles behalve van overtuigd of dit een gezonde sensatie is? 't Is werkelijk onnatuurlijke griezellectuur. Navertellen kan ik het niet; dan wordt ik hoogstwaarschijnlijk krankzinnig. Menschen, die gemakkelijk droomen, zullen de eerste weken hun nachten bevolkt vinden met 'Vampiers' , geheimzinnige menschen, die eeuwen oud kunnen worden, als ze maar in de gelegenheid zijn zich te voeden met het bloed van levende wezens; zij verschijnen in de gedaante van hagedissen, vleermuizen en dergelijke aantrekkelijke dieren. Als je eenmaal met zulke verbeeldingen begint, is er geen grens meer. Behalve het geduld van de lezers, en ik vermoed dat dat niet onbegrensd is als 'chewing-gum'
".
De diverse recensies die direct na het verschijnen van het boek in de krant stonden heb ik verwerkt in bovenstaande collage. Ik vermoed dat Dracula destijds beter werd geapprecieerd (en verkocht) in Nederlands-Indië wat een verklaring zou kunnen zijn voor het flinke aantal reclameadvertenties in de Sumatra Post.
In Nederland verdween Dracula geheel uit beeld om pas begin jaren zestig weer op te duiken als pocket(her)uitgave (nr. 168/169) in de Mimosa-reeks (Maastricht (z.j.), 1963).


Overigens zou 'die andere' horrorklassieker: "Frankenstein: or, The Modern Prometheus" (3 vol. London, 1818) van Mary Shelley (1797-1851) pas in 1968 in Nederland verschijnen, eveneens vertaald door Else Hoog, als pocket nr. 1192 in de Zwarte Beertjesreeks. Een eerste Engelse druk daarvan kost u zo'n € 130.000,- euro, de eerste Nederlandse vertaling op Boekwinkeltjes.nl tussen de één en vijftien euro.

Voorlopig lik ik mijn tanden af bij mijn nieuwe aanwinst en daag ik u uit een tweede exemplaar te vinden of net als ik in vier jaar tijd tweehonderd stukjes op uw weblog te publiceren!

Naschrift

Het Haarlemse veilinghuis Bubb Kuyper veilde in november 2020 (73/1024) een identiek exemplaar voor € 325,- euro (excl. veilingkosten). In april 2023 heb ik mijn exemplaar verkocht! U kunt hierover meer lezen in: "Wat een gek mij er voor gaf...".

zondag 7 april 2013

Een uitzonderlijk doodsbericht

Als jochie van tien kocht ik mijn eerste oude prentjes op het Waterlooplein of in de Oudemanhuispoort te Amsterdam.
Het waren vaak losse gravures uit publicaties van Jan Wagenaar (1709-1773) zoals de: “Vaderlandsche Historie vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden
(Amsterdam, 1749-1759), of zijn: “Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe” (Amsterdam, 1760-1767). Sindsdien heb ik een zwak voor deze achttiende eeuwse Amsterdamse historicus.

Dankzij het boek van J.H.M. Wessels: “Bron, waarheid en de verandering der tijden.
Jan Wagenaar (1709-1773), een historische studie
” (Den Haag, 1996) zijn we goed geïnformeerd over het leven van Jan Wagenaar. Daarnaast bezit ik de biografie die zijn zwager Pieter Huisinga Bakker (1713-1801) schreef: “Het leeven van Jan Wagenaar, benevens eenige brieven van en aan dezelven” (Amsterdam, 1776). Uitgebreid beschreef deze de ziektesymptomen waaraan Wagenaar leed en die zich twee jaar voor zijn overlijden openbaarde (blz. 81/82). Deze laten maar één conclusie toe; de historicus overleed op maandagmorgen, 1 maart 1773, aan prostaatkanker. Vijf dagen later werd hij begraven in de Nieuwe Kerk, als derde in een vijf persoons huurgraf (D-25) linksvoor het orgel. Helaas is daar niets meer wat aan hem herinnerd. Geen herdenkingsplaquette, geen graf en ook zijn stoffelijk overschot is daar niet meer aanwezig. Net als dat van vele andere bekende en minder bekende Amsterdammers werd het graf geruimd in verband met restauraties en het vervangen van de vloeren tussen 1959 en 1980.


Zoals gebruikelijk ontving een kleine kring, bestaande uit familie en goede vrienden, een persoonlijke uitnodiging voor de begrafenis. Het vergeelde exemplaar hierboven bevindt zich in de Bibliotheek Arnhem (inv.nr. VH, 300, 189 D 23). De uitnodiging werd gedrukt door Wagenaars uitgever Yntema en Tieboel.
De tekst is een standaard formulering (alleen de naam moest worden ingevuld achter
'Wordt') en vrijwel identiek aan de regels op het begrafenisbriefje - bijna tien jaar later - van zijn echtgenote Christina Vergoes (1714-1782).


Publiekelijk bereikte het nieuws van Wagenaars overlijden de buitenwereld via een melding in de Amsterdamsche Courant van 4 maart 1773. Een dergelijke annonce was in de achttiende eeuw nog iets bijzonders en betrof meestal vorsten, adel en stedelijk patriciaat. Pas in de negentiende eeuw zouden overlijdensberichten in kranten van en voor het gewone(re) volk gemeengoed worden.


Onlangs kon ik mijn collectie ‘old & rare’ verrijken met een heel bijzondere algemene bekendmaking, gedrukt op een zware kwaliteit foliopapier en een tekst van zeven regels: “In Amsterdam is, Op den Eersten Maart 1773, overleeden, Jan Wagenaar, eerste clercq ter secretarye, en historieschryver der stad.” Enigszins vergelijkbaar is het algemene doodsbericht van de bekende achttiende eeuwse schrijver en dichter Daniel Willink (1676-1722) in de collectie van het Rijksmuseum. Maar in verhouding tot het doodsbriefje van Wagenaar (maar liefst 35,5 cm. lang en 17,6 cm. hoog) is het maar een kleintje.


Het in druk verschijnen van zo’n uitzonderlijk formaat zegt toch wel iets over Wagenaars grote bekendheid en faam. Het is niet onmogelijk dat ook dit foliodrukwerk is verschenen bij Yntema en Tieboel om het te verzenden aan alle overige relaties van de overleden historicus (en de uitgever, waaronder boekhandelaren).

Heb ik iets unieks in handen? De STCN geeft geen informatie. ‘Zeldzaam’ noteert Frederik Muller in zijn “Beschrijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders…” (Amsterdam, 1853, nr.  5915.h.).
In grote bibliotheekcollecties vind je dit soort drukwerk vaak niet terug.
Doodsbriefjes e.d. zijn typisch zaken die bewaard zijn gebleven in archiefcollecties. In het Amsterdamse stadsarchief zit in de collectie Atlas Dreesman (archief 10094) een tweede exemplaar en zelf vond ik (naast het begrafenisbriefje van Christina Vergoes) een derde exemplaar tijdens mijn onderzoekje in het (archief 5059, inv. 82, afwikkeling testament Wagenaar-Vergoes). Op de achterkant daarvan waren wat aantekeningen gemaakt. Dat zal wel het lot van de meeste exemplaren zijn geweest; kladpapier, pakpapier, wc-papier en tenslotte de prullenbak.De kans dat u, of ik, nog een exemplaar tegenkomen op de antiquarische markt is nul komma nul.