Tabbladen

vrijdag 19 december 2014

Nieuw perkament


Weet u het nog?

Een half jaar geleden schreef ik in “Oud perkament” over het voornemen om mijn: “Historia Critica Comitatus Hollandiae et Zeelandiae ab Antiquissimis Inde Deducta Temporibus” (Middelburg 1777-1782) geschreven door de Leidse hoogleraar Geschiedenis, Staatsrecht en Statistiek Adriaan Kluit (1735-1807) te voorzien van een nieuwe boekband. Een band van nieuw - of van oud perkament.

Dat heb ik geweten…

Ik werd overspoeld met vragen en opmerkingen, meestal kritisch en afwijzend. Waarom een op zich originele halflinnen midden negentiende eeuwse band vervangen door een perkamenten band? En als je dat onzalige plan doorzet dan toch zeker niet door een oud historisch op perkament geschreven document te versnijden? Volstrekt abject en bovendien tegen de ethische code die boekrestauratoren dienen te kennen en te volgen (en waarvan ik bij hen zelf overigens weinig heb gemerkt, maar dat terzijde).

Welnu beste boekenvrienden; goed nieuws! Ik heb uiteindelijk toch géén, ik herhaal géén, gebruik gemaakt van mijn speciaal daarvoor gekochte 19de eeuwse Engelse hypotheekakte op perkament. Zoals de bovenste illustratie laat zien is de klus geklaard met het nieuwe perkament dat ik, zoals ik eerder schreef, speciaal had gekocht.

Waarom? Ja, gewoon omdat ik nou eenmaal de set kocht met de bedoeling deze in een perkamenten band te laten zetten. Natuurlijk had ik ook kunnen wachten tot er een Kluit zou worden aangeboden in perkament band maar de kans dat dit binnen afzienbare tijd gebeurt (tegen een schappelijke prijs) is nihil, omdat de uitgave verscheen in een periode dat perkament als bandmateriaal al vrijwel niet meer werd gebruikt. Op de antiquarische markt wordt de set overigens heel vaak in nieuwe banden aangeboden en beslist niet fraaier dan de banden waarin mijn boeken nu zitten.


De deskundige boekbindster bij wie de boeken in eerste instantie lagen vroeg voor de relatief simpele klus maar liefst vijftien keer (!) het bedrag dat ik voor deze set had betaald, dus daar hoefde ik niet lang over na te denken.
Zodoende kwam ik terecht bij handboekbinder en boekrestaurateur Hans Pieterse die, zoals u kunt zien, het werk op zeer zorgvuldige wijze en naar volle tevredenheid uitvoerde. Hans gaf me nog de keuze tussen het inbranden (met een laser) van de titels op de rug of titelschildjes van Fabriano papier. Ik koos voor de laatste.
De eerste optie ging mij net even te ver voor eind achttiende eeuwse boeken, ook al zitten ze in een nieuwe band.

De boekblokken waren nog prima en de indeling in drie delen heb ik gehandhaafd (Tom I. pars I-II, Tom II. pars I en Tom II. pars II). Inhoudelijk heb ik niets laten veranderen.
Ik had natuurlijk het eerste en tweede stuk van deel twee bij elkaar kunnen laten binden omdat de bladnummering gewoon doorloopt. Ook had ik de illustraties die horen bij het eerste stuk van het tweede deel bij de bladzijden kunnen laten plaatsen waarnaar ze verwijzen. Die zaten (en zitten nog steeds) allemaal bij elkaar achter het tweede stuk!

Ik wilde echter de verschijningsgeschiedenis van de uitgave zo veel mogelijk behouden. Die verliep namelijk bepaald moeizaam. Al direct na de titelpagina van het tweede stuk van het eerste deel heeft Kluit het in een 'Ad Lectorum' (aan de lezers) over de oorzaken van de vertraging die de uitgave heeft opgelopen. Ernstiger is zijn boodschap in een 'Monitum' (waarschuwing), direct na de titelpagina van het eerste stuk van deel twee.
Daarin staat dat het illustratiemateriaal waarnaar verwezen wordt door de traagheid van de medewerkers graveurs pas later zou volgen, gelijk met de levering van het tweede stuk van het tweede deel.

In de “Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek” (Rotterdam, 1781) en de "Nouvelle bibliotheque Belgique" ('s-Gravenhage, 1781) verschenen lovende recensies. Alleen de laatste besloot met een klein minpuntje betreffende de papierkeuze. Die had beter gekund voor een werk dat het waard is om aan het nageslacht door te geven!
On desireroit seulement que l'Imprimeur eut fait choix de papier de meilleure qualité, que n'est celui dont il s'est servi. Il ne faut rien négliger pour des Ouvrages qui doivent passer a la Postérité”.
Weliswaar is het geen dik papier maar tegenvallen doet de kwaliteit mij niet. Ik heb recht van spreken want inmiddels zijn we tweehonderd vijftig jaar verder, behoor dus tot 'het nageslacht', en heb er een beetje verstand van!


De handtekening van de voormalige eigenaar mr. G.M. van der Linden (1812-1888) heb ik van het oude schutblad geknipt en geplakt aan de binnenzijde van het voorplat van het derde deel (provenance!).
Aan de binnenzijde van het voorplat van het eerste deel heb ik als extraatje de stippelgravure van Kluit geplakt, vervaardigd in 1808 door L. Portman (1772-1828).
De losse gravure kostte destijds zoals de advertentie laat zien één gulden en vijf stuivers en stond ook al boven mijn stukje “Oud perkament”. Wie overigens mocht denken dat deze gravure werd vervaardigd naar het bekende portretschilderij van Kluit dat zich in de collectie van de Universiteit van Leiden bevindt heeft het mis. Het is precies andersom!
Het schilderij werd in 1822 door M.P. Starkenburg (1790-1874) geschilderd naar de prent en aan de universiteit geschonken door de zoon van Kluit.


Ik kwam op het idee om Kluit’s portret in te plakken toen ik in de laatste week van november op de bekende veilingsite Catawiki een exemplaar van Portman’s gravure aantrof met als startbod één euro.
Ik bood meteen maar een dag later werd ik overboden en moest ik mijn bod verhogen naar vier euro. Pas nadat ik dat had gedaan besloot ik nog eens de veilingvoorwaarden na te lopen want in de tussentijd had ik op Qoop een tweede exemplaar ontdekt in een betere kwaliteit (met ruimere papiermarges) voor acht euro, exclusief verzendkosten.
De verzendkosten bij Catawiki bleken minimaal acht euro (sic!) te bedragen. Samen met de veilingkosten was ik dus al meer dan twaalf euro kwijt. Ik besloot onmiddellijk niet verder te bieden en werd gelukkig al gauw overboden. Uiteindelijk werd dit kavel – na een biedgevecht tussen twee fanatieke gekken - verkocht voor vijfentwintig euro, exclusief veiling- en verzendkosten!
Voor mijn fraaie exemplaar heb ik uiteindelijk net geen tien euro betaald, inclusief verzendkosten. Een leerzaam avontuurtje voor elke bibliofiele verzamelaar;
1. Ga er niet van uit dat veilingen altijd goedkoper zijn.
2. Lees altijd (eerst) de veilingvoorwaarden.
3. Digitaal sneupen loont en is niet moeilijk.

Alvast fijne feestdagen!

vrijdag 5 december 2014

Het Amsterdam van Wenckebach


Amsterdam omstreeks 1900” (Amsterdam, 1974) is geen heel bijzonder boek maar ik was blij toen ik een onberispelijk exemplaar met stofomslag voor één euro vijftig tegenkwam in mijn – u raadt het al - lokale kringloop.

De aanschaf vormde namelijk het sluitstuk van mijn bescheiden verzameling boekjes met de tekeningen van oud-Amsterdam door L.W.R. Wenckebach (1860-1937).
Aantrekkelijk aan deze oblong uitgave (een uitgebreide opvolger van twee pocketedities uit 1962 en 1963) is dat het alle 231 stadsgezichten van zijn hand bevat, gemaakt naar foto’s en ansichtkaarten. Handig bovendien is een kort overzichtje van de diverse uitgaven die er verschenen waren met de stadsgezichten sinds hun eerste tweewekelijkse verschijning tussen 1898 en 1907 in het “Zondagsblad van het Nieuws van den Dag”.
Eén ding is wel duidelijk; Wenckebach’s Amsterdamse stadsgezichten waren en zijn nog steeds mateloos populair.


Nadat de serie in het “Zondagsblad van het Nieuws van den Dag” in 1907 was afgesloten gaf de krantendirectie een bundel uit getiteld: “Oud-Amsterdam 100 stadsgezichten”.
Het boekje bevatte 102 afbeeldingen (inclusief de afbeelding op de omslag van de Magere Brug en het titelblad met het ‘Beurspleintje’), voorzien van bijschriften door J.F. Gebhard jr, een van de krantredacteuren.
De oplage moet behoorlijk zijn geweest (alle abonnees ontvingen een present-exemplaar) maar desondanks was ze antiquarisch lange tijd moeilijk verkrijgbaar, erg gezocht en vrij prijzig.
In 1977 verscheen daarom een fotomechanische herdruk met enkele pagina’s oude reclame. Deze heruitgave wordt thans overvloedig en goedkoop aangeboden maar dankzij internet kunt u nu ook een originele uitgave uit 1907 snel vinden voor bedragen rond de vijftien euro.


Hoezeer die eerste uitgave in 1907 werd gekoesterd blijkt wel uit het feit dat ze vaak particulier werden ingebonden. Mijn exemplaar, in linnen band, is daar een goed voorbeeld van. Los achterin bevat het enkele losse krantenknipsels over Amsterdamse panden maar bovendien een handgeschreven index op de afbeeldingen in de eerste en tweede bundel.
Met die tweede bundel werd de tweede uitgave van de stadsgezichten bedoeld: “Oud Amsterdam in het laatst van de 19de eeuw” verschenen in 1926 met een inleiding door J.F.L. de Balbian Verster (1861-1931). Ze bevatte tweehonderd afbeeldingen zonder bijschriften maar met een bladwijzer. Bijna de helft van de afbeeldingen (vierennegentig) staan ook in de uitgave van 1907. Daarnaast zijn twee tekeningen opgenomen die niet in het Zondagsbladreeks waren opgenomen (het Commandantshuis en sigarenzaak Hajenius).


Mijn exemplaar van deze tweede bundel zit in een eenvoudige privé band en de voormalige eigenaar heeft onder de afbeelding van enkele ‘Oude huizen a/d Kromboomsloot’ (op blz. 101) een uitgeknipte afbeelding van de ‘Recht Boomsloot’ toegevoegd!
De herkomst van deze afbeelding is niet moeilijk te raden. Inmiddels was er namelijk bij de bekende antiquaar en boekhandelaar H.D. Pfann in de Oudemanhuispoort opnieuw een heruitgave verschenen, ditmaal met vierenzestig stadsgezichten. De ‘Recht Boomsloot’ siert zowel de voorzijde als het titelblad van zijn uitgave en is de enige afbeelding die niet in de boekjes van 1907 en 1926 voorkomt.


Hoe verging het de originele tekeningen?
In 1926 vond er onder leiding van G. Theod. Bom & zoon een publieke verkoop plaats van “een zeer fraaie verzameling van penteekeningen zijnde een wandeling door Amsterdam in het einde der 19de eeuw, oorspronkelijk voor het nieuws van den dag geteekend door L.W.R. Wenckebach”. De bijna 170 bewaard gebleven tekeningen werden gekocht door de heer H. de Vries Robbé en ten geschenke aangeboden aan het Rijksprentenkabinet, waar ze zich nog steeds bevinden.
De schaarse veilingcatalogus vond ik bij het uitsorteren van de collectie Oldenbroek en dat geldt ook voor de uitgave van A.A. Kok: “De prenten van L.W.R. Wenckebach
(Overgedrukt uit het maandblad van den Bond Heemschut, no. 2, 1938). Kok’s artikel is het eerste dat een historisch overzicht tracht te geven van de stadsgezichten en de diverse uitgave waarin ze werden gereproduceerd.


In de jaren zeventig van de vorige eeuw bloeide de belangstelling voor de stadsgezichten van Wenckebach op. Zeer fraai is de cassette met 104 facsimile’s “Wenckebach’s Amsterdam”. Het is een jubileumuitgave van Stichting Diogenes, thans beter bekend als de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad. Naast een toelichting door drs. H. Rowaan bevat die één originele ets van Wenckebach, gedrukt door Th. Beerendonk, toenmalig conservator van het Rembrandthuis.
De oplage bestond uit 300 genummerde exemplaren (nr. 122 staat in mijn bibliotheek).
De vraag ernaar was kennelijk zo groot dat hiervan in 1974 een tweede oplage verscheen met ditmaal 400 genummerde exemplaren. Enkele jaren later zou de eerdergenoemde fotomechanische herdruk verschijnen van de oorspronkelijke bundel met stadsgezichten uit 1907.


Hield het toen op? Nee, sindsdien zijn Wenckebachs stadsgezichten talloze malen gebruikt in diverse publicaties. Niet alleen als illustratie van de besproken plaatsen en gebouwen maar ook vaak als vergelijking met foto's van dezelfde situatie (soms jaren) later.
Een mooi voorbeeld daarvan is de uitgave: “Amsterdam, een stad in verandering / Amsterdam, a city in change” (Amsterdam, 2000). Deze geeft van 61 stadsgezichten ook de zwart-wit foto’s weer van dezelfde locatie in 1937 (uit het Architectuurinstituut in Rotterdam) en kleurenfoto’s van de situatie in 2000.

Boekjes met Amsterdamse stadsgezichten van Wenckebach staan bij velen (ook niet Amsterdammers) thuis in de kast. De tekeningen zijn stuk voor stuk tijdloze iconen geworden.
Ruim zeventig jaar na het overlijden van Wenkebach is daarvan zelfs een app.
Dat is bij mijn weten nog geen ander tekenaar van Amsterdamse stadsgezichten gelukt!