Tabbladen

woensdag 28 oktober 2015

Het allerlaatste exemplaar


Die oude vertrouwde antiquariaat serendipiteit, de toevalsvondsten tijdens het sneupen in een winkel door stapeltjes, rijtjes en kasten, maak ik ook thuis regelmatig mee vanuit mijn luie stoel als ik digitaal op boekenjacht ga.
De laatste bijzondere aanwinst die zo in de collectie van Perkamentus belandde is een klein boekje (ca. 8 x 11 cm.) waar ik op Marktplaats tegenaan liep. Toen ik via WorldCat had vastgesteld dat er wereldwijd kennelijk geen enkel exemplaar van bewaard is gebleven en dat het alleen bekend is door een vermelding in deel zeven van A.B. Saakes: “Naamlijst van Nederduitsche boeken… (1794-1853), betaalde ik er met liefde vijfentwintig euro voor.


Het gaat om het: “Zakboekje tot huisselijk gebruik voor het jaar MDCCCXXI” (Amsterdam, 1821). Het titelblad vermeld als uitgever L. Portman.
Dat moet Christiaan Julius Lodewijk Portman (1799-1868) zijn, een Amsterdamse winkelier in teken- en schildersbenodigdheden en de eerste Nederlander van wie bekend is dat hij fotografeerde (1839).
De handgeschreven tekst onderaan het titelblad is vermoedelijk van zijn hand: “gedrukt ter drukkerije van P.E. Briët”. Bij Portman verschenen slechts vier titels, allen tussen 1818 en 1822, wat genoeg zegt over zijn marginale rol als uitgever en boekhandelaar.
Het geheel zit in een eenvoudig papieren omslagje. Het mag duidelijk zijn dat dit een typisch voorbeeld is van populair drukwerk dat in flinke hoeveelheden werd gemaakt maar desondanks schaars, soms in het geheel niet bewaard is gebleven.

Van een dergelijke vondst wordt Perkamentus financieel gesproken niet rijker, maar wel heel blij want boekhistorisch is het wel degelijk interessant.
Tot dusver was het boekje alleen bekend door die vermelding in Saakes en kenden we niet meer dan de titel, de prijs en dat een ‘basisexemplaar’ tegen meerprijs kon worden verrijkt met ‘modellen’. Luxe exemplaren zaten bovendien in een 'elegant Omslag en Koker'. Het is in slecht twee jaren verschenen, 1820 en 1821.
Door het opduiken van dit mijn exemplaar kan de precieze inhoud worden vastgesteld. Het bevat bovendien als bonus een aantekening die ons leert wie de drukker was. Het zou mij niet verbazen als dit verder ongebruikte boekje behoorde tot winkel- of bedrijfsarchief van Portman.

De titel ‘zakboekje tot huisselijk gebruik’ roept bij mij direct vragen op.
De term ‘huisselijk’ komt vooral begin negentiende eeuw langzaam op en kan worden vertaald met ‘thuis in de privésfeer’. Maar wat is er nou precies zo huiselijk aan de inhoud?
En waarom heet dit een ‘zakboekje’? Het formaat geeft daar weliswaar alle aanleiding toe maar inhoudelijk komen we veel tegen dat tezelfdertijd ook in almanakjes gebruikelijk was. Almanakjes verschenen er in de negentiende eeuw in grote overvloed en in allerlei soorten en maten, van luxe tot eenvoudig en soms onder een andere naam zoals jaarboekje, tijdwijzer, tijdkorter, tijdboekje, kalenderboekje, dagwijzer, calendarium, annuaire etc.


Mijn zakboekje bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Een bladzijde (verso zijde van het titelblad) met ‘Jaartellingen en Feestdagen’,
2. Twaalf bladzijden met een jaarkalender,
3. Twee bladzijden ‘Eclipsen voor het jaar 1821’,
4. Twaalf lege bladzijden met maandaanduiding: “Ter Aanteekening der Feestdagen voor het Huisselijk Geluk, en het Maatschappelijk Leven”,
5. Dertien bladzijden (blz. 17 (ongenummerd) 18 t/m 29) met “Tegenwoordige orde op het afvaren der volk- en markt-schuiten, schepen, postwagens, en diligences” (inclusief drie bladzijden ‘vertrek der posten’),
6. Drie bladzijden (blz. 30 t/m 32) met ‘Tarief der zegels’, ‘Het luiden der poortklokken’ (van Amsterdam , Haarlem en Enkhuizen),
7. Vijf bladzijden (blz. 33 t/m 37) met “Uitdrukkingen in cents, of in guldens en cents, van de thans nog in gebruik zijnde muntspecien’, ‘uitrekening van interessen voor een maand” (en een jaar), ‘Tafel tot berekening van dienstboden- en dagloon, huurpenningen, enz.’,
8. Acht bladzijden (blz. 38 t/m 45) met ‘Staatkundige berekeningen’ (overlijdens, geboorten, bevolkingsdichtheid, leeftijdsverwachting etc.) en tot slot:
9. Een bladzijde (verso 45, ongenummerd) met reclame: ”Bij den uitgever dezes vindt men in de volledigste sorteering: Schilder- en teekenbehoeften”.

De bibliografische opbouw is een ratjetoe. De eerste bladzijden dragen geen paginanummerring noch katernsignaturen. Pas vanaf de bladzijde met “Tegenwoordige orde op het afvaren der volk- en markt-schuiten, schepen, postwagens, en diligences” zien we onderaan een B en start op de verso zijde de paginanummering met 18. Het loopt tot B5. Daarna komt er een onvolledig katern C tot C2. De paginanummering loopt door tot bladzijde 45. De verso zijde (46) bevat een advertentie van Portman.
Dit alles doet vermoeden dat deze uitgave is opgebouwd uit restanten of delen die vaker werden gebruikt.

Dat vermoeden bleek juist toen ik vervolgens keek naar een andere uitgave van drukker P.E. Briët; de “Almanak voor het verstand en hart”, voor het jaar 1820. En zie!
Hierin komen we dezelfde onderdelen (1 t/m 6) tegen met identieke katernsignaturen en paginanummers.
Kan dat een reden zijn geweest om de drukker niet op het titelblad van mijn uitgave te vermelden en het een ‘zakboekje’ te noemen in plaats van een almanak? Om concurrentie te voorkomen?

Het enige wat deze uitgave huiselijk (als behorende tot de privésfeer) maakt zijn die twaalf lege bladzijden met maandaanduiding: “Ter Aanteekening der Feestdagen voor het Huisselijk Geluk, en het Maatschappelijk Leven”. Een soort agendafunctie, waar de eigenaar verjaardagen, geboorten, overlijden, huwelijken, afspraken en andere belangrijke zaken kon noteren.

En dan is er tot slot nog die grote advertentie achterin. Het lijkt me niet ondenkbaar dat Portman zijn zakboekjes ook als reclame-uitgave weggaf aan klanten.
Al met al een curieuze uitgave dit zakboekje dat geen almanak heet maar ook een agenda en reclame-uitgave wil zijn. Dat hinken op verschillende gedachten kon wel eens de reden van zijn kortstondig, tweejarig, bestaan zijn geweest.

donderdag 15 oktober 2015

Drie keer hetzelfde boek maar dan anders

Sommige boeken koop ik graag vaker.
Dubbel..., althans zo zien buitenstaanders dat, want identiek zijn ze natuurlijk niet!
Meestal kocht ik (soms jaren terug) de moderne herdruk en loop ik nu op boekenmarkten of internet tegen een betaalbaar origineel exemplaar aan. Dan ben ik bibliofiel genoeg om ook het origineel te kopen.
Een voordeel is dat het kostbare of moeilijk te vinden originele exemplaar rustig in de kast kan blijven staan terwijl je de moderne uitgave leest en gebruikt.

Van enkele boeken bezit ik niet alleen het origineel en een moderne heruitgave maar ook verschillende edities al dan niet gedrukt bij verschillende uitgevers. Een voorbeeld daarvan is mijn kleine – maar fijne - Helmerscollectie.

Dat kopen van hetzelfde boek ‘maar dan anders’ is vaak iets dat langs natuurlijke weg, bij toeval en gelegenheid, verloopt.
Zo kocht ik alweer lang geleden in mijn studietijd bij het Amsterdamse filiaal van De Slegte in de Kalverstraat: “Amsterdam en de Amsterdammers door een Amsterdammer” (Amsterdam, 1974).
Een ‘reprint’ van de ‘Vereniging Vrienden van het Amsterdam-Boek’ van een populair boekje dat oorspronkelijk in 1875 was verschenen maar opnieuw het licht zag: “omdat het zo’n treffend beeld geeft van de toen nog steeds gemoedelijke gang van zaken in onze stad”.
Voor dergelijke heruitgaven was destijds, het internetloze tijdperk, nog een flinke kopersmarkt. Het origineel was vaak onvindbaar ofwel onbetaalbaar.
Het is een goedkoop geproduceerde eenvoudige uitgave in een gele kaft met op de voorzijde een pentekening van de originele omslagillustratie en op de achterzijde wat oude reclame advertenties.
Verder is het opgeleukt met talrijke zwart-wit reproducties uit negentiende eeuwse toeristische brochures en boekjes over Amsterdam. Toegevoegd is een klein opstel van Jan ter Gouw (1814-1894) getiteld: “Kalverstraatsch” dat oorspronkelijk was geschreven voor het ‘Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon’ van J. Winkler (1840-1916).


Je kunt je al met al afvragen wat men destijds precies verstond onder een ‘reprint’.
Het origineel uit 1875 was in ieder geval kleiner van formaat (13,5 x 20 cm.) en niet geïllustreerd. Alleen de omslag aan de voorzijde toont een kleurrijke plaat van een uitrukkende Amsterdamse brandweerwagen. Het is een litho van Gustaaf Leonardus Adolf A(r)man (1833-1897). Achterop staat een afbeelding van het Paleis voor Volksvlijt in een rood sierkader.

Als student was ik blij met mijn moderne uitgave, maar als volwassen bibliofiel wil je meer. Bovendien kun je nu digitaal sneupen en wie dat doet komt die ‘reprint’ in overvloed tegen.
Ik vond welgeteld één origineel exemplaar opnieuw gebonden in een moderne band.
Lang heb ik geaarzeld of ik die zou kopen.


Het draait bij verzamelen om geduld, toeval en snuffelen!
Afgelopen zomer vond en kocht ik de originele uitgave maarliefst twee keer.
De eerste keer in juli op een boekenmarkt bij antiquaar Jos Wijnhoven uit Deventer voor vijftien euro en in zijn oorspronkelijke band. Die zat er weliswaar los om maar met ‘zelf dokteren’ kon ik de dunne papieren omslag vrij eenvoudig verstevigen met dun karton en vervolgens met boekbinderslijm terugzetten om het boekblok.
Dit exemplaar komt uit de collectie van de hoogleraar sociale geografie L. van Vuuren (1873-1951) wiens bescheiden ex-libris ik tegenkwam pontificaal boven de inhoudsopgave. Het is een tweede druk. Dat blijkt behalve uit de vermelding op de voorkant linksboven en het titelblad ook uit de laatste alinea van ‘Een woord vooraf’.

Dat we niet verkeerd zagen, toen we voor ons meenden, dat een schets van Amsterdam en de Amsterdammers onzen landgenooten welkom zou zijn, bewijst de noodzakelijkheid, om zoo spoedig mogelijk een tweede druk ter perse te leggen. Wij bieden dien onzen lezers met hetzelfde vertrouwen aan.”.


Mijn tweede exemplaar vond ik onlangs op de Amsterdamse Spui boekenmarkt voor tien euro bij antiquaar Max van Til. Ditmaal een eerste druk gebonden in een halflinnen privéband, de platten beplakt met modern marmerpapier. Ook hierin zit een ex-libris, zij het wat minder bescheiden dan het voorgaande, en wel van mr. J.J.M.E. Muijser.
Het boekje is doorschoten met blanco bladen en zodoende twee keer zo dik als normaal. Waarom?
De enige reden die ik kan bedenken is dat men zodoende aantekeningen kon maken (of uitgeknipte plaatjes inplakken?), maar geen van de bladen is daarvoor gebruikt.

De auteur van deze uitgave is onbekend. De titelpagina vermeldt ‘een Amsterdammer’ en als uitgever A.J. van den Sigtenhorst in Deventer. De eerste druk verscheen in juni 1875 en was na vier weken uitverkocht. De tweede volgde direct daarop in augustus. Het boekje kostte toen één gulden vijfentwintig en was bedoeld voor de Nederlandstalige toerist die de hoofdstad wilde bezoeken. De inhoud laat zich nog het best omschrijven als een roman met toeristische informatie en een vleugje ‘physiologie’.


Hoofdpersonen zijn een Amsterdammer en zijn jeugdvriend Ernst “die jarenlang in Oost-Indiën was geweest en thans als oudgast teruggekomen zijn woonplaats in den Haag gevestigd had”. Ernst krijgt – in zes hoofdstukken - al wandelend door de hoofdstad met zijn Amsterdamse vriend van alles te zien en te horen en valt van de ene verbazing in de andere. Ook voor de moderne - in Amsterdam - geïnteresseerde lezer valt er veel te genieten en te verbazen, bijvoorbeeld over de bij vele toeristen beroemde grachten.

Te wenschen ware het, dat men ’t nog eenmaal zoover kon brengen, dat het Liernurstelsel algemeen ingevoerd wierde; ’t zou zeker een beslissende invloed hebben op de grachten, thans de groote vergaderbakken van faecaliën, en waarschijnlijk den ondragelijken stank wegnemen, dien ze zomers en in ’t najaar verspreiden.
‘Dat moet hier erg zijn, naar ik wel gehoord heb, zeide Ernst’
Zoo erg, dat het houtwerk der huizen, vooral op de grachten in de Jordaan, ook op de Prinsengracht, er in ’t najaar uitziet alsof het gepotlood is; ’t gevolg van de chemische werking van ’t stinkend zwavelwaterstofgas op het loodwit der verw.
” (blz. 71).

En zo bevat het nog vele andere smakelijke details en wetenswaardigheden uit een lang vervlogen verleden. Wat mij betreft is dit dan ook één van de leukste en meest leesbare stadsgidsen van Amsterdam uit het laatste kwart van de negentiende eeuw.

vrijdag 2 oktober 2015

Scribleriana

Ik stond op de Spui boekenmarkt en snuffelde wat in de handel van Antiquariaat De Boekerij V.O.F. van Paul Gaemers.
Uit de bovenste boekenrij trok ik: “Voor Stad en Staat. Beelden van driehonderd jaar bedrijfsgeschiedenis” (Haarlem, 2003) tevoorschijn en werd eigenaar voor vijftien euro. Een mooie zevendelige set in cassette samengesteld ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van drukker/uitgever Joh. Enschedé te Haarlem. Vervolgens doorliep ik Pauls’ rijtjes oude boeken.

Heerlijk is dat toch!
Die rijtjes met gemengde boekruggetjes die je nieuwsgierig maken naar de inhoud. Leer, perkament, karton en papier uit diverse eeuwen. Dik, dun, groot en klein. Ik word er altijd een beetje hebberig van.
Een eeuwigheid bladerde, las, keek en keurde ik naar hartelust.

Ditmaal trok ik er een boekje uit gebonden in een eenvoudig kartonnen bandzetter of ‘vliegende band’ beplakt met roodgespikkeld marmerpapier. Het trok mijn aandacht door zijn raadselachtige papieren titeletiketje met nummer.
Een stevig exemplaar, in prima staat, vers van de drukker/uitgever Immerzeel en Comp.
Het ging om de eerste druk van “Scribleriana (Amsterdam/Rotterdam, 1811) geschreven door de jurist mr. J.A. Weiland (1784-1869).
U weet, Perkamentus is gek op gekke boekjes dus voor maar vijfentwintig euro werd ik de nieuwe eigenaar.


Het titelvignet werd ontworpen door Weiland zelf (J.E. Marcus was de etser) en slaat direct op de inhoud; drie luimige redevoeringen uitgesproken in 1808/1809.
Het zijn: “Geschied- Oudheid- Staatkundige en Wijsgerige Redevoering over de Pruiken”, “Redevoering over de Stokpaarden” en een “Redevoering over de ware wijsbegeerte des levens”.
Tegenover de titelpagina staan als motto twee aforismen van Jean Paul (1763-1825);
Ein Autor ist der Stadtpfarrer des Universums” en “Ein Mensch, der ein Buch macht, hängt sich schwerlich”.
Dat Weiland een bewonderaar was van Jean Paul blijkt wel uit zijn vertaling met inleiding van: “Gedachten van Jean Paul”, dat negen jaar later bij dezelfde uitgever zou verschijnen.



"Scribleriana" behoort tot de categorie 'Humor'. Dat blijkt al uit de opdracht die gericht is aan de auteur zelf!
Deze bladen, bevattende de Scribleriana, worden met den diepsten eerbied en eene gepaste nederigheid, als een gering en zwak, doch welmeenend bewijs van achting en liefde, aan hem zelven opgedragen, door den SCHRIJVER”.

En die gekke titel in pseudo-latijn?
In het voorwoord schreef Weiland daarover:
Ik wilde als Schrijver bekend worden; en om deze reden is dit boek in de wereld. Om dit oogmerk te bereiken, moet het boek worden gelezen, en om hierin te slagen, heeft dit boek eenen vreemden titel. Het geen alledaagsch is, wordt niet gelezen, en het ware opschrift: Redevoeringen gehouden in de Rotterdamsche Afdeeling der Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, zou het werk in den stroom van redevoeringen, predikaatsiën enz. gewis doen verloren gaan”.
Een mooi excuus en een uiterst bruikbare tip voor moderne schrijvers!

Het boekje is niet geïllustreerd. Bepaald opvallend is de typografie. Een vergelijking met de typografie van een andere contemporaine uitgave (zie onderstaande illustratie) laat zien dat de leesbaarheid werd vergroot door een groter lettertype en een ruimere regelafstand. Een dergelijke opmaak trof ik eerder aan in de “Hollandsche Natie” (Amsterdam, 1812). Beide uitgaven waren dan ook vooral bedoeld om uit voor te dragen in een gezelschap.


In de “Vaderlandsche Letteroefening” van 1812 werd de inhoud van deze uitgave goedgunstig besproken. Het boekje beleefde in de negentiende eeuw maarliefst zes herdrukken, de laatste verscheen in 1872. Als we een krantenadvertentie uit dat jaar mogen geloven konden toehoorders zich toen nog letterlijk ziek lachen om de humor.


Toegegeven, sommige passages deden ook mij glimlachen maar over het algemeen is die negentiende eeuwse humor voor ons moderne mensen langdradig, versluierd en vervelend.
Dat neemt niet weg dat ik het boekje vlotjes heb doorgelezen. Mocht u ook willen weten lezen wat onze voorouders in schaterlachen deed uitbarsten dan kunt u het complete boek vinden op Google Books.

Veel beter natuurlijk is het om even op de Amsterdamse Spui boekenmarkt te snuffelen. Tegen een fraaie eerste druk aanlopen voor weinig geld, zoals ik, wordt lastig maar de kans dat u een andere oude editie van de “Scribleriana” vindt is levensgroot!