Tabbladen

vrijdag 22 juni 2018

Een vergeten geschiedenis


Ik kan dit stukje natuurlijk op de klassieke wijze beginnen met het voorstellen van een nieuwe bijzondere aanwinst in mijn bibliotheek. Vervolgens vertel ik u dan wat over de inhoud, de interessante achtergrond en andere vermeldenswaardige aspecten. Maar ditmaal zit er ook een persoonlijke kant aan mijn verhaal en daarom begin ik met mijn vader.

Rudolf Frits werd op 10 november 1935 geboren in het Amsterdamse Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (NB. in dezelfde locatie en op dezelfde dag zou ik zesentwintig jaar later het levenslicht zien). Baby Rudy bleek een zorgenkindje want hij had een schisis, beter bekend als een hazenlip. Ik vermoed dat de medische - en chirurgische problematiek daaromtrent tegenwoordig vergelijkbaar is met die van een fietsenmaker die een band moet plakken maar toen waren dergelijke lichamelijke defecten nog een hele uitdaging. Pas na de oorlog, in 1948, werd mijn vader hieraan definitief geopereerd door de keel- neus- en oorarts, prof. dr. B. van Ommen; een ingreep die toen maar liefst acht uur duurde!

Als oorlogskind, dertien jaar oud met een spraakgebrek en onvoldoende goed onderwijs veranderde er iets in zijn leven toen hij op een dag bij de apotheek een receptje voor zijn moeder ging halen. Uit zijn 'Jeugdherinneringen' citeer ik:
"De vrouw achter de toonbank vroeg mijn naam en adres en in een van de volgende dagen werden mijn ouders benaderd door de directeur van de Prof. H. Burgerschool aan de Plantage Muidergracht (nr. 30). Deze school was gespecialiseerd in onderwijs aan kinderen met gehoor of spraakgebreken. De vrouw in de apotheek bleek een familielid van één der onderwijzers.
Kort daarna zat ik op deze school in de klas van juffrouw J.M. Janssonius. Eindelijk zat ik op een school waar ik mij prettig voelde. Te midden van kinderen met dezelfde problemen. Ik denk daaraan nog steeds met veel plezier terug. Eén voorval uit die tijd wil ik noemen. Met nog een aantal kinderen werd ik uitgekozen voor een documentaire over de logopedie op deze school. In de bioscoop zag ik mijzelf op het witte doek. Dat was minder interessant dan de rit naar de studio, waar de auditie werd gehouden. In een grote zwarte auto werden we opgehaald en voor het eerst van mijn leven reed ik met een snelheid van 120 kilometer per uur over de oude weg naar Den Haag".
Ik kan u alvast verklappen dat ik begin 2000 het desbetreffende Polygoonjournaal filmpje uit 1949 terugvond bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum (inventarisnr. VP3076). Het was een heel bijzonder moment toen ik daar een halve eeuw later mijn vader zag figureren en hem samen met wat klasgenoten een liedje hoorde zingen.

De school uit zijn herinneringen droeg pas sinds 1948 - nadat zij in gemeentelijke handen was overgegaan - de naam van de medicus Hendrik Burger (1864-1957).
De Prof. H. Burgerschool bestaat nog steeds en zit thans in Amsterdam-West, aan de Jan Sluijterstraat 5.
Ik heb u wel eens verteld dat ik lange tijd genealogisch onderzoek heb gedaan naar mijn familie en uit het voorgaande blijkt dat ook wel. Op zoek naar meer informatie nam ik destijds ook contact op met deze school. Vaag herinner ik me een bezoek op een warme dag in de zomervakantie en wat gesnuffel in dozen met oud materiaal maar ik vond toen eigenlijk niets bijzonders met uitzondering van een restant jubileumboekjes, jaren daarvoor uitgegeven toen de school vijfenzeventig jaar bestond. Ik mocht een exemplaar meenemen van: "Omzien met het oog op morgen 1914-1989" (Amsterdam, 1989), geschreven door het toenmalige hoofd van de school, de heer M.A. Keyman.


Hoofdstuk 1 'Omzien' begint als volgt: "Er resten ons uit de periode voor de oprichting van de school slechts enkele boekjes". Eén daarvan, de oudste, is een: "Handleiding tot stemvorming en vloeiend spreken, op practische ervaring gegrond" (Deventer, 1898) van A. Kuijpers. Het mag duidelijk zijn dat door dit enorme gebrek aan (archivalische) bronnen Keyman ons helaas niets weet te vertellen over de ontstaansgeschiedenis van het onderwijs aan kinderen met spraakproblemen veroorzaakt door een lichamelijk gebrek, zoals een verminderd gehoor of gehemelte defect.
De oorsprong van deze vorm van buitengewoon onderwijs is ook niet terug te vinden in verschillende moderne geschiedschrijvingen van Amsterdam. Daarin wordt vaak alleen de oprichting in 1808 van het Instituut voor Blindenonderwijs genoemd. Al met al leek het mij hoog tijd om deze vergeten geschiedenis te onthullen aan de hand van een nieuwe zeldzame aanwinst in mijn collectie.


In maart 2018 kocht ik bij antiquariaat Brinkman in Amsterdam diverse schaarse brochures (zie hier) waaronder: "Eenige bescheiden aangaande de Inrichting voor Spraakgebrekkige en daardoor Achterlijke Kinderen, te Amsterdam" (Amsterdam, z.j. [ca. 1875]). Deze eenvoudige publicatie zit nog in zijn originele gele uitgeversomslag met bibliotheekstempels op de voorzijde (en titelpagina) van de bibliotheek van het Departement van Defensie. Los ingevoegd zit een gedrukte aanbiedingsbrief van de directie van deze inrichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (teneinde subsidie te verkrijgen) met een alfabetische lijst van notabelen 'zoo professoren en doctoren als particulieren die hunne adhesie aan deze stichting schenken'.
De inhoud bevat diverse onderdelen. Na de titelpagina volgt een stukje tekst over de 'belangrijkheid van het onderwerp'. De daaropvolgende 19 bladzijden zijn verdeeld in de volgende hoofdstukken:
1. Toeneming van het getal belangstellenden voor deze Inrichting,
2. Spraakgebrekkigen en daardoor Achterlijken,
3. De Methode,
4. Verwijzingen van H.H.  Med. Doctoren naar deze Inrichting (met een ingevoegde dubbele pagina 14/15 waarop de tekst staat van twee brieven: (32) "Brief van een rijks-ambtenaar, tot betoog kunnende dienen, dat het doofstommen-onderwijs tot Rotterdam minder geschikt is voor het genezen van Spraakgebreken" en (33) "Brief van een Openbaar Hoofdonderwijzer, die gaarne kosteloos bekend wenschte te worden met de geneeswijze van spraakgebreken; doch wiens wensch door de directie moeielijk kan worden vervuld, zonder zoogenaamd een muis in eigen berg te halen, tenzij het Rijk met subsidie tusschenbeide komt".
5. Eenige Belangrijke Herstellingen en Openbare Dankbetuigingen (1868-1874).
Tot slot volgen (7 bladzijden) met de "Statuten voor de Inrichting voor Spraakgebrekkige en daardoor Achterlijke Kinderen te Amsterdam" (bij ministeriële beschikking d.d. 18 april 1867, nr. 228 namens de Koning, onder de instellingen van Middelbaar Onderwijs opgenomen), waarover later meer.


Eén naam komt in deze brochure prominent naar voren. Die van de 'founding father' van dit speciale onderwijs in Nederland; de Friese onderwijzer Fokke IJntes Kingma (1814-1883).
Deze thans vergeten onderwijspionier verplaatste in mei 1861 zijn enkele jaren daarvoor begonnen Suplementaire School in Utrecht, waar hij zijn door hemzelf ontwikkelde onderwijsmethode met succes in praktijk bracht, naar de Binnen-Amstel in Amsterdam. De naam luidde voortaan 'Inrichting voor spraakgebrekkigen' (ook doofstomme en achterlijke kinderen).













Over de wenselijkheid van zijn specifieke onderwijs lezen we in de brochure: "Inrichtingen voor spraaklijders, even als die voor ooglijders, zijn toch geheel onderscheiden van doofstommen- en blinden-instituten: in de eerste worden de lijders hersteld, in de laatste verpleegd, opgevoed en onderwezen. Daar de spraak ons de dingen, hunnen kenmerken en betrekkingen vertegenwoordigt, hebben alle spraaklijders naar mate van hun spraakgebrek een meer of minder verlies van denkbeelden, dat hen achterlijk doet zijn, maar ook geheel weder doet onderscheiden van de idioten".






















De eerste drie artikelen van de bovengenoemde Statuten informeren ons over het doel, de methode en de inhoud van het gegeven onderwijs. Uit de overige artikelen blijkt ondermeer dat de school van IJntes Kingma openstond voor alle kinderen en meerderjarigen met een spraakgebrek ongeacht hun afkomst, religie (ook 'Israëlieten' hadden toegang!), of de financiële draagkracht van de ouders. Het schoolgeld per kwartaal varieerde van 300 gulden (1ste klasse) tot 80 gulden (zesde klasse). Daarbij werd opgemerkt: "Het meerdere in de klassen vindt zijnen grond in meer gedistingueerde spijzen naar de patiënt gewoon is in het ouderlijke huis te gebruiken; in meerdere zorg vereischende oppassing, in meerdere bijzondere persoonlijke hulp, en ter afscheiding van de overige klassen, in een meerder gebruik van vertrekken en andere behoeften; terwijl allen een liefderijke en voorkomende behandeling door personen wien de zaak zelve aangaat, genieten". Armen waren onder bepaalde voorwaarde vrijgesteld van schoolgeld. Leerlingen (intern of extern) werden al dan niet op doktersverwijzing elke veertien dagen aangenomen en moesten o.a. in het bezit zijn van een vaccinatiebewijs. Er werd les gegeven van 10.00 uur tot 16.00 uur (en aan internen ook nog 's avonds van 18.00 uur tot 20.00 uur). Vakanties waren er niet. Het onderwijs duurde net zo lang totdat de leerling bekwaam was om gewoon lager onderwijs te volgen of tot het spraakgebrek was hersteld en zij zich in de maatschappij konden redden. Elk half jaar werden de ouders door de directeur geïnformeerd over de toestand en voortgang van hun kind.






















De school van IJntes Kingma werd niet door de overheid gesubsidieerd maar was afhankelijk van haar leden (die jaarlijks vijf gulden contributie betaalden), donaties en giften. Over de inkomsten staat in artikel 27 van de Statuten: "De ingekomen subsidie, legaten, schenkingen en bijdragen der leden worden uitsluitend besteed in 't belang van behoeftige spraaklijders, als: voor het gebouw en zijn toebehooren voor apparaten bij het onderwijs benoodigd; voor vuur en licht; voor drukloon voor onderwijs, voeding en verpleging van behoeftige spraaklijders; voor het bezoldigen van het daarbij en bij de Administratie dienstdoende personeel". Eind negentiende eeuw kwam de school van IJntes Kingma (voortgezet door zijn zoon) onder de hoede van de 'Vereeniging voor Spraakgebrekkige en Achterlijke kinderen'. Constante publiciteit was belangrijk en het verwondert daarom niet dat wij in de kranten uit die tijd regelmatig berichtjes zien opduiken over zijn inrichting, het aantal leerlingen (jaarlijks enkele tientallen) en de bereikte resultaten. Talrijk waren ook de aanbevelingen en bedankjes zoals die van de predikant A.C. Kamerman uit Oud-Gestel en zijn zoontje.













Mag ik daaraan, met een vertraging van anderhalve eeuw, ook mijn waardering toevoegen? Mede namens mijn vader dus veel dank aan de alfa en de omega van het onderwijs aan kinderen met een spraakgebrek; Fokke IJntes Kingma en de Prof. H. Burgerschool in Amsterdam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten