Tabbladen

zondag 12 juli 2009

Verrassend 'Belegh'


In november 2008 werd bij het bekende veilinghuis Burgersdijk & Niermans in Leiden een exemplaar geveild van Wouter van Goudhoeven's “D'oude Chronijcke ende Historien van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland ende van Utrecht. Van nieus oversien, vermeerdert, (etc.). Beginnende vanden Jare onses Heeren 449 tot dit teghenwoordigh Jaer 1636” ('s-Graven-Hage., Hillebrant van Wouw, 1636).
Aangezien het ging om een fraai exemplaar waarbij de titelpagina en de gravures van de Graven van Holland (voorzien van hun bijgetekende wapenschilden) contemporain waren ingekleurd, heb ik daar eens op mijn gemak doorheen gebladerd.
Uiteindelijk werd dit exemplaar voor 1300,- euro (excl. veilingkosten) verkocht. Ik was op de veiling maar heb niet geboden.

De reden is eenvoudig. Ik bezit het boek al, weliswaar niet ingekleurd (wat ik overigens ook mooier vind) maar wel in excellente staat en met de vaak ontbrekende 4 extra ongenummerde pagina’s (tussen blz. 82 en 83 in het eerste deel) van de belegering van kasteel Roosenburgh in 1351 (met de afbeelding van drie belegeringswerktuigen). Deze pagina’s ontbraken ook in het geveilde exemplaar.

Ik heb mijn exemplaar destijds bij antiquariaat Het Bisschopshof gekocht, toen dat nog in Utrecht zat. Ik betwijfel sterk of eigenaar Joep Kervezee heeft geweten dat in dit boek behalve de afbeeldingen van de Graven van Holland ook een plattegrond verscholen ging.

Zelf kwam ik daar pas achter bij het lezen van de catalogus van Burgersdijk op de dag dat ik daar het gekleurde exemplaar doorbladerde. ‘Waar dan’, vroeg ik, ‘want in mijn boek zit geen plattegrond’.
De enigszins in verlegenheid gebrachte veilingmedewerker liet het er niet bij zitten en kwam na een half uurtje terug met de triomfantelijke mededeling dat hun beschrijvingen toch echt wel kloppen en dat de bewuste plattegrond in het tweede deel zat, op blz. 300. Hij had gelijk en thuisgekomen bekeek ik nog eens mijn exemplaar en trof daarin dezelfde plattegrond aan met gedicht “Op het belegh van Oostende”.


Het is de enige afbeelding in het hele tweede deel (391 blz.) en valt daarom kennelijk niet op. Terwijl de – meer dan dertig – andere afbeeldingen in het eerste deel (626 blz.) opgenomen zijn in de lopende tekst, gaat het hier duidelijk om een latere c.q. extra toevoeging. Dat blijkt o.m. uit het feit dat het desbetreffende kaartje horizontaal, dus liggend, werd afgedrukt met het gedicht erboven. Eronder loopt de tekst in twee kolommen door. Het gedichtje is gesigneerd D.H. en het kost niet veel moeite om te achterhalen dat het hier gaat om Daniël Heinsius en een gedicht uit zijn: ‘Nederduytsche poemata’ (1616).

Op het belegh van Oostende

AEnschout het kleyn tooneel, het graf der vromer heldê,
Die voor het Nederland haer lijf te pande stelden,
Den dorren mollen hoop besprengt met menschen bloed,
Bestreden van de Pest, de Vyand, en de Vloed,
Bevochten en bewaert met alle d'Elementen,
Vyer, Water, Aerde, Lucht: maer meest met spaensche renten,
En 't Indiaensche Goud, daer Hollandt met verdrijft
Den Spaengiaert uyt het Landt, en selve meester blijft.
De Wereldt wacht het eynd, den hemel teld de Jaren,
En siet het Wonder aen. Daer eerst de Wallen waren,

Is nu des Vyants macht. de Spaengiaert komt gegaen
Int midden van de Stadt, noch heeft hy daer niet aen.
De Menschen houden plaets die doodt zijn, en die leven,
Self die Verslagen sijn en willent noch niet gheven,
Sy stellen haer te weer: want daer de Aerde wijckt,
Daer wort zy wederom met Menschen vlees bedijckt.
Waer wilt de Vyandt sijn? wat heeft hy doch begonnen?
Oostenden is hy quijt, al heeft hy't al gewonnen.
De Menschen staen int sandt, hoe dat het komt of gaet,
De Stadt is langhe wegh, de Spaengiaert komt te laet.


De afbeelding van het beleg (dat van juli 1601 tot september 1604 duurde!) is vrij primitief, duidelijk een houtgravure uit één blok. Rondom de belegerde stad zijn de forten (F) en dorpjes aangegeven, We onderscheiden met de klok mee: 'Breedene, Reduite, F. Colomby, S. Clara, Grotedorst, F. Snaeskerc, Isabella, Mariekercke en F. Alberto'.

De langdurige dramatische belegering (de stad werd vanuit zee bevoorraad), de uiteindelijk val van dit ‘nieuwe Troje’ en het enorme aantal doden (bij elkaar meer dan 150.000!) moet op tijdgenoten een geweldige indruk hebben gemaakt. Dat blijkt niet alleen uit het gedicht dat Heinsius jaren later maakte maar ook uit de geïllustreerde vermelding ervan in deze kroniek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten