Een grote doos boeken, meest ingebonden middelmaat en daartussen één boek dat mijn aandacht trok. Driekwart leer, fraai gemarmerd papier, goud op snee, kortom een luxe band van, zo bleek uit het adresstickertje, boekbinderij G.F.L. Ophof te Rotterdam.
De inhoud bleek alras minder spectaculair. Het ging om het proefschrift van dr. N.N.J. de Voogd; “De Doelistenbeweging te Amsterdam in 1748” (Utrecht, 1914). Een antiquarische paperback uitgave die thans rond de € 20,- euro moet kosten en destijds ook al niet duur of bijzonder was.
Wat bezielde iemand om zo’n kostbare band te laten maken; een band die ook toen al de waarde van het boek vele malen overtrof en die het boek uiteindelijk niet veel in waarde deed stijgen. Wie was deze boekverbeteraar met (te) veel geld?
Voorin zag ik het ex-libris van de Rotterdamse, later Haagse, jurist en bibliofiel mr. F.C. Koch (een uil op een boek) en dat verklaarde alles.
Buijnsters noemde hem diverse keren in zijn boek: “Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat” (Nijmegen, 2007). Voor Koch was het mooiste niet goed genoeg en hij behoorde, in de periode voor en na de tweede wereldoorlog, tot een select groepje van topverzamelaars van antiquarische boeken (atlassen, reisjournaals, uniform- en kostuumboeken) in de prijsklasse van vijf of zes cijfers. “Het ex libris F.C. Koch is zoveel als een keurmerk voor de hoogste kwaliteit”, schreef Buijnsters. De (te) dure boekband was voor Koch kennelijk een kwalitatieve verbetering. Pas toen was het boek zijn ex libris waardig.
“Je kan het toch niet meenemen”, is een veelgehoorde uitspraak als ik met een dergelijke bibliofiele aanwinst thuiskom. Ik weet het. Wij verzamelaars zijn maar een schakeltje in een ketting van soms vele verzamelaars. Wij bezitten en koesteren onze boeken maar voor even om vervolgens, vrijwillig of gedwongen, vroeg of laat, weer afscheid van ze te nemen.
Dat besef is nog groter als blijkt dat het om een exemplaar gaat uit een beroemde bibliotheek uit min of meer vervlogen tijden (Koch's bibliotheek werd op 11 december 1974 in Hamburg geveild).
Maar ja, ik kan zoiets moeilijk laten liggen, toch ?
Een antiquarius over verzamelen, bibliofilie, historische objecten & cultureel erfgoed
Tabbladen
▼
zondag 29 november 2009
zondag 22 november 2009
Toerist in Amsterdam
Ik ben er gek op. De gidsjes over Amsterdam van rond 1900 voor de buiten- en binnenlandse toerist. Mooie exemplaren, met illustraties, reclames en een uitklapbare plattegrond, zijn redelijk zeldzaam en prijzig geworden. Het was gebruiksgoed, vaak voor maar één reis.
De toeristische informatie was bovendien redelijk snel gedateerd; prijzen, tramlijnen en adressen veranderden met het jaar. Talloze moeten er zijn gemaakt, gebruikt en naar het oud papier of in de prullenbak zijn verdwenen.
Dertig jaar terug, in 1980, verscheen op initiatief van de Vereniging City Centrum Amsterdam en naar aanleiding van de opening van de voltooide metrolijn in de hoofdstad een herdruk van: “Amsterdam. Gids met platen. Houtsneden naar teekeningen van Joh. Braakensiek, J.C. Greive Jr., Alex. Hilverdink en E.S. Witkamp Jr." (Amsterdam, 1882). Gezien het veelvuldig voorkomen ervan in antiquarisch Nederland voor een paar euri moet de oplage enorm zijn geweest.
De originele 19de eeuwse Nederlandse uitgave is nagenoeg onvindbaar, maar twee jaar geleden kocht ik een originele Franse editie uit 1883 in nieuwstaat (228 pagina’s informatie plus 16 pagina’s reclame) met achterin de zeldzame plattegrond van Amsterdam.
De boekjes zitten boordevol heerlijk gedateerde informatie over musea, vervoer, scholen, dagbladen, kledingmagazijnen, postzaken, consulaten, dranklokalen, kerken, bezienswaardigheden, uitstapjes, reclame en nog veel meer.
Neem bijvoorbeeld het hoofdstukje ‘In geval van ziekte’. Verschillende ziekenhuizen worden aangeprezen waaronder de ziekenverpleging aan de Prinsengracht (“Lijders aan syphilis, scabies en contagieuse ziekten, alsmede krankzinnigen, worden niet in het gesticht opgenomen”). De verpleegkosten in de eerste klas bedroegen vier gulden per dag maar de verpleegden hadden het recht om voor twee gulden per dag een mannelijke of een vrouwelijke dienstbode mee te nemen. Bij de Rooms-katholieke Ziekenverpleging aan de Keizersgracht waren twee afdelingen: kosteloos verpleegden en betalende zieken.
De laatste betaalden minimaal anderhalve gulden per dag “het bewasschen en gebruik van wijnen zijn onder deze prijzen niet begrepen”. Kinderen werden daar natuurlijk ook verpleegd maar alleen “indien zij de eerste H. Kommunie ontvangen hebben”.
Slechts één tandarts staat in de gids en wel de “salon du chirurgiën-dentiste E. Stark, 96. Amsteldijk. Etablissement, style Américain: système complet d‘appareils, propres a attenuer conssiderablement et quelquefois annihiler la douleur causée par les opérations odontalgiques”. De hierbij opgenomen illustratie laat zijn praktijkruimte annex wachtkamer zien; een gezellig ingerichte huiskamer en suite, die in niets lijkt op de tegenwoordig bekende steriele omgeving. Tandarts Elias Stark (1849-1933) is de uitvinder van de tube tandpasta, die destijds alleen in potjes werd verkocht. Stark was tevens een bekend kunstschilder en de link tussen een tube verf en een tube tandpasta had hij al gauw gemaakt.
Een ander gidsje, een variant op de voorgaande, is een voor de Nederlandse markt gemaakte “Geïllustreerde gids van Amsterdam met platen en een plattegrond”
(Amsterdam, 1892). De illustraties werden grotendeels overgenomen uit de eerdergenoemde boekjes.
Het geheel is in harde kaft gebonden en telt, exclusief de reclame, 140 pagina’s. De gehele opzet is duidelijk anders, uitvoerige informatie over hotels, overnachtingen, vervoersmogelijkheden, adressen en prijzen ontbreken (ook tandarts Stark is weggelaten). Duidelijk is dat de uitgever zich richt op de dagtoerist uit de provincie.
Om dat te illustreren staan in het gidsje een paar tweegesprekjes tussen Arie en zijn ‘meissie’ Aaf uit het Noord-Hollandse boerendorpje Wervershoof.
Zij bezoeken in Amsterdam onder andere het panopticum, feitelijk een voorloper van het wassenbeeldenmuseum Madame Tussauds.
Behalve de toenmalige Koninklijke families en buitenlandse wereldleiders was er ook een gruwelkamer met o.a. het beeld van de beruchte arsenicum gifmengster uit 1883: ‘vrouw Van der Linden’.
Het koppeltje raakt elkaar even kwijt omdat Aaf te lang stilstaat bij ‘mijnheer Conscience’ en Arie, “Ik voor mij, ik heb van mijn leven nooit zoveel gelezen; ‘k heb altijd wel wat anders te doen gehad”, doorloopt. Een typische plattelandstoerist dus en ook zijn taaltje verraad dat, als hij per ongeluk een wassen juffrouw aanspreekt: “Verekskezeer, juffrouw, als we u altemet verderangeerd hebben”.
Uit 1906 bezit ik een Duitstalige “Fuhrer durch Amsterdam und Umgegend. Mit 13 Ausichtspostkarten”. Uitgeverij Seyffardt op het Damrak nr. 99 pakte het handig aan. De paginagrote zwart/wit foto’s die als illustratie in het boekje zijn opgenomen kunnen dankzij de perforatierand gemakkelijk uit het boekje worden gescheurd om als ansichtkaart te worden verstuurd. Gelukkig is mijn exemplaar compleet gebleven en ook de “Tramkaart van Amsterdam” van juni 1906, die kennelijk ook los werd verkocht (prijs f 0.15 cent), zit nog achterin het gidsje.
Twaalf tramlijnen telde de hoofdstad toen. Lijn 2 en lijn 12 waren nog paardentram, de overige elektrisch. Plaatsbewijzen kostte 3, 5, 6, 7 ½ , 10 of 12 ½ cent.
De taxi’s van toen; koetsen (‘Droschken’), waren er natuurlijk ook nog. Voor zestig cent een half uur rijden.
Ze zijn thans weer terug in het Amsterdamse straatbeeld maar de hedendaags toerist betaalt zestig euro voor veertig minuten! Ach die goeie oude tijd…
zaterdag 14 november 2009
Ik ben een...
Weinig publiek, koukleumen maar de ochtendregen hield gelukkig op.
Bij een van de kramen het boekje van Audrey Wagtberg Hansen gekocht: “Gesloten boeken. De mooiste boekbanden van het Koninklijk Huis”(Den Haag, 2003). Verkoopprijs toen zestien euro vijftig, nu nog maar zevenenhalve euro. Beroemd ontwerper C.A. Lion Cachet (1864-1945) is in de collectie van Hare Majesteit goed vertegenwoordigd met meerdere prachtbanden waarvan er zeven in het boek worden getoond, waaronder de boekband die ik eerder beschreef in mijn blog van 18 oktober "een bijzonder vorstelijke vondst".
Vervolgens in de Staalstraat bij boekhandel Nijhof & Lee het boek: “Type. A visual history of typefaces and graphic styles”, deel 1 1628-1900, van uitgeverij Taschen gekocht. Een aanrader voor wie van typografie houdt.
Prachtig vormgegeven en een lust voor het bibliofiele oog. Ik kan niet wachten op het tweede deel dat in 2010 moet verschijnen. Ik hoef er niet lang over uit te wijden, dat heeft een collegablogger al gedaan!
Door naar het Waterlooplein even lunchen en bij de nieuwe boekenstal van Jos Albers aanwippen om onder het genot van een sigaartje, samen met Jos en Sander Kok (van antiquariaat A. Kok) die ook op jacht was, over de laatste nieuwtjes te lullen in het boekenwereldje.
Daar lag warempel een fraai exemplaar van “Maerlants wereld” (Amsterdam, 1996), geschreven door Frits van Oostrom. In 1996 winnaar van de AKO-literatuurprijs. Achterin zaten een aantal lovende recensies en daaruit bleek mij dat dit gebonden boek destijds vijfenzeventig gulden kostte. Middeleeuwse prijzen want nu bij Jos (‘Ik ben niet duur’) acht euro!
Vervolgens herinnerde ik mij dat mijn dochter maandag een spreekbeurt gaat houden over Walt Disney en dat ik nog op zoek zou gaan naar het boek van Christopher Finch: “Walt Disney. Van Mickey Mouse tot Disneyland” (Amsterdam, 1975). Geen zeldzaamheid dus eerst maar eens naar boekhandel De Slegte in de Kalverstraat, waar ik ’s ochtends ook al was geweest. Tussen de kinderboeken snuffelen dus… Niets, naks, noppes, tot mijn oog viel op een klein rood boekje.
Geen Finch, Walt Disney of kinderboek maar “Boekengek” van oud-journalist Hub Hubben. Verschenen in 1995 als Koppermaandag-uitgave van uitgeverij De Buitenkant, drukkerij Jan de Jong, zetterij Chang Chi Lan-Ying en Minotaurus Boekwinkel in een oplage van 425 exemplaren en achterin gesigneerd door de auteur, drukker en uitgever. Voor zes euro vijftig cent natuurlijk gekocht. Je bent boekengek of je bent het niet!
O ja, mijn dochter… Op weg naar de metro bij antiquariaat Kok gelukkig een exemplaar van Finch kunnen bemachtigen.
Zo, deze gek kon weer thuiskomen!
dinsdag 3 november 2009
Een lijstje volgens Umberto Eco
“Veel schrijvers zijn dol op lijsten met boeken, van Cervantes en Huysmans tot Calvino, en het is bekend dat bibliofielen de catalogi van antiquaren (die zonder enige twijfel bedoeld zijn als doelmatige lijsten) beschouwen als een soort Luilekkerland en aan het lezen ervan even veel plezier beleven als de lezers van Jules Verne aan diens boeken, waarin ze oceanen exploreren en griezelige zeemonsters ontmoeten”, aldus Umberto Eco in zijn laatste boek ”De betovering van lijsten” (Amsterdam, 2009).
Eco heeft wat mij betreft gelijk.
Ik ben verzot op lijstjes. Alledaags voorbeeld; het boodschappenlijstje. Lijstjes geven me houvast, richting en vormen een realiteit op zich. Talloze verzamelaars zie ik op boekenmarkten met hun lijstje langs de boekenkramen schuifelen; vooral stripverzamelaars. Ik heb in mijn PC ook zo’n lijstje nog te vervullen boekenwensen naast een afgewerkt lijstje in de vorm van mijn collectie.
Een bijna 400 jaar oud lijstje kocht ik ruim twintig jaar geleden in de Amsterdamse Oudemanhuispoort.
Het is een: “Register van allen den Schouten/Burghermeesteren/ Schepenen/XXXvj. Raeden/ende allen anderen Regenten der Stede Amstelredamme” (Anno 1613, zonder vermelding van drukker en plaats). Een redelijk zeldzame uitgave, vermoed ik.
De ‘Short Title Catalogue Netherlands (STCN)’ geeft maar drie bekende exemplaren aan en laat zien dat er geen latere edities verschenen en slechts één eerdere uitgave in 1597 (gedrukt bij Barent Adriaensz. in Amsterdam).
Dit is, zo lees ik in het boek van Eco, een goed voorbeeld van een doelmatige lijst. Referentieel (verwijzend naar bestaande personen/zaken), eindig (een afgebakende periode) en onveranderbaar (alleen personen die één van de genoemde functies beklede werden opgenomen).
Een blik op de inhoud leert ons dat de samensteller destijds veel meer heeft gedaan dan een opsomming van de gezagdragers per jaar.
Er zijn her en der ook allerlei geschiedkundige aantekening opgenomen. Ongetwijfeld met als doel om de namen niet alleen aan de hand van de jaartallen maar ook aan de hand van enkele bekende historische gebeurtenissen te kunnen plaatsen.
Zoals bijvoorbeeld onder 1417: “Sterf Hertoch Willem van Beyeren” en bij 1601: “In dit jaer heeft men de muer rontom de stad beginnen af te breken en twee groote nieuwe sluysen gemaeckt / de eene op de S. Antheunis Dijck / ende de ander daer de oude Haerlemmer poort heeft ghestaen”. Ook historische zaken die de genoemde personen of hun ambt betreffen werden vermeld. Voorbeelden daarvan zijn de vermelding onder 1535 bij de burgemeesters: “Desen werden van den anabaptiste op de plaets deser Stede den x. May zeer deerlijck vermoort” en ook de Alteratie (1578) werd in het lijstje opgenomen. Uitvoerige vermelding treffen we aan over Pieter Boom die in dat jaar stadsraad werd in plaats van de 81 jarige Mr. Reijer Lamberts.
Deze hoogbejaarde raadsman, zo lees ik, had de stadssecretaris zelf om ontslag verzocht omdat hij “impotent was, in drie jaeren onder den blauwen hemel noyt gheweest was ende zijn memorie ende verstant verlooren hadde”.
Er zijn mij geen moderne politici bekend die op een dergelijke open wijze afscheid namen van hun politieke carrière...
In 1611 publiceerde Johannes Isacius Pontanus (1571-1639) zijn: “Rerum et urbis Amstelodamensium" dat drie jaar later, in 1614, verscheen in een Nederlandse vertaling:
“Historische beschrijvinghe der seer wijt beroemde coop-stadt Amsterdam".
Wie deze laatste uitgave openslaat ziet aan het einde het “Register vande Schouten, Burgermeesteren, ende den heelen Magistraet naer het vervolch der jaeren” met uiteraard dezelfde namen maar ook soms letterlijk dezelfde historische aantekeningen.
Pontanus zou niet de laatste zijn, ook zijn navolgers namen dergelijke overzichten in hun werk op en zo werd dit oorspronkelijk apart uitgegeven doelmatige lijstje voortaan alleen nog maar gedrukt als onderdeel van een groter historisch geheel. (Stads)Geschiedenis is immers meer dan een lijstje, ook volgens Umberto Eco!
Eco heeft wat mij betreft gelijk.
Ik ben verzot op lijstjes. Alledaags voorbeeld; het boodschappenlijstje. Lijstjes geven me houvast, richting en vormen een realiteit op zich. Talloze verzamelaars zie ik op boekenmarkten met hun lijstje langs de boekenkramen schuifelen; vooral stripverzamelaars. Ik heb in mijn PC ook zo’n lijstje nog te vervullen boekenwensen naast een afgewerkt lijstje in de vorm van mijn collectie.
Een bijna 400 jaar oud lijstje kocht ik ruim twintig jaar geleden in de Amsterdamse Oudemanhuispoort.
Het is een: “Register van allen den Schouten/Burghermeesteren/ Schepenen/XXXvj. Raeden/ende allen anderen Regenten der Stede Amstelredamme” (Anno 1613, zonder vermelding van drukker en plaats). Een redelijk zeldzame uitgave, vermoed ik.
De ‘Short Title Catalogue Netherlands (STCN)’ geeft maar drie bekende exemplaren aan en laat zien dat er geen latere edities verschenen en slechts één eerdere uitgave in 1597 (gedrukt bij Barent Adriaensz. in Amsterdam).
Dit is, zo lees ik in het boek van Eco, een goed voorbeeld van een doelmatige lijst. Referentieel (verwijzend naar bestaande personen/zaken), eindig (een afgebakende periode) en onveranderbaar (alleen personen die één van de genoemde functies beklede werden opgenomen).
Een blik op de inhoud leert ons dat de samensteller destijds veel meer heeft gedaan dan een opsomming van de gezagdragers per jaar.
Er zijn her en der ook allerlei geschiedkundige aantekening opgenomen. Ongetwijfeld met als doel om de namen niet alleen aan de hand van de jaartallen maar ook aan de hand van enkele bekende historische gebeurtenissen te kunnen plaatsen.
Zoals bijvoorbeeld onder 1417: “Sterf Hertoch Willem van Beyeren” en bij 1601: “In dit jaer heeft men de muer rontom de stad beginnen af te breken en twee groote nieuwe sluysen gemaeckt / de eene op de S. Antheunis Dijck / ende de ander daer de oude Haerlemmer poort heeft ghestaen”. Ook historische zaken die de genoemde personen of hun ambt betreffen werden vermeld. Voorbeelden daarvan zijn de vermelding onder 1535 bij de burgemeesters: “Desen werden van den anabaptiste op de plaets deser Stede den x. May zeer deerlijck vermoort” en ook de Alteratie (1578) werd in het lijstje opgenomen. Uitvoerige vermelding treffen we aan over Pieter Boom die in dat jaar stadsraad werd in plaats van de 81 jarige Mr. Reijer Lamberts.
Deze hoogbejaarde raadsman, zo lees ik, had de stadssecretaris zelf om ontslag verzocht omdat hij “impotent was, in drie jaeren onder den blauwen hemel noyt gheweest was ende zijn memorie ende verstant verlooren hadde”.
Er zijn mij geen moderne politici bekend die op een dergelijke open wijze afscheid namen van hun politieke carrière...
In 1611 publiceerde Johannes Isacius Pontanus (1571-1639) zijn: “Rerum et urbis Amstelodamensium" dat drie jaar later, in 1614, verscheen in een Nederlandse vertaling:
“Historische beschrijvinghe der seer wijt beroemde coop-stadt Amsterdam".
Wie deze laatste uitgave openslaat ziet aan het einde het “Register vande Schouten, Burgermeesteren, ende den heelen Magistraet naer het vervolch der jaeren” met uiteraard dezelfde namen maar ook soms letterlijk dezelfde historische aantekeningen.
Pontanus zou niet de laatste zijn, ook zijn navolgers namen dergelijke overzichten in hun werk op en zo werd dit oorspronkelijk apart uitgegeven doelmatige lijstje voortaan alleen nog maar gedrukt als onderdeel van een groter historisch geheel. (Stads)Geschiedenis is immers meer dan een lijstje, ook volgens Umberto Eco!