Tabbladen

zondag 13 juni 2010

Boekenvreugde


"Iö Vivat!
Iö Vivat!
Nu hebben wij ’t Banket!
Ik riep zoo vaak: ‘Och, dat ik ’t had!’
Nu hebben wij ‘t: - Iö Vivat!
Iö Vivat!
Iö Vivat!
Ik spring van louter pret!

Iö Vivat!
Iö Vivat!
Daar mag een glas op staan!
De Naarders roepen: ‘word jij mal?’
De Vesting dreunt van jouw geschal!’
Iö Vivat!
Iö Vivat
Dit gaat geen Naarders aan
”.

Dit vreugdeversje schreef Jan ter Gouw (1814-1894) voor de in Naarden wonende mr. Jacob van Lennep (1802-1868) “omdat wij eindelijk ’t langgezochte ‘Luifelen-Banket’ van V.d. Berg gevonden hadden,- een boek, toen onbekend in ’t land, zelfs Fred. Muller kende ’t niet”.
Jan ter Gouw is vooral bekend geworden door zijn publicaties over de geschiedenis van Amsterdam. Ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag - in 1914 - gaf zijn zoon J.E. ter Gouw een boekje uit getiteld: “J. ter Gouw, verzen en rijmen” (Hilversum, 1914), waarin ook het bovenstaande vreugdeversje staat (blz. 15). De oplage was beperkt, “Niet in den handel” en werd cadeau gedaan aan vrienden ‘tot eene herinnering aan den Schrijver’. Mijn exemplaar, nummer 12, werd destijds aangeboden aan de heer J. van Veen in Soest.

Veel versjes en rijmen werden opgedragen aan eerdergenoemde Jacob van Lennep die samen met Ter Gouw schrijver was van de bekende boeken: “De uithangteekens, in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd” (Amsterdam, 1868) en “Het boek der opschriften. Een bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlandsche volksleven” (Amsterdam, 1869). In hun zoektocht naar materiaal voor deze publicatie schreef Ter Gouw op 19 februari 1867 het bovenstaande ‘Iö Vivat!’.

Om welk zeldzaam boek was de vreugde zo groot?
De volledige titel luidt: “Het gestoffeerde winkel en luyfen banquet, dienstig voor alle winkeliers die eenige rymen voor luyfens, deure, of in pakpapieren willen zette, wat waren yder te verhandelen heeft, koddig gerymt, voor de winkeliers en liefhebbers te grabbel gegooyt door…
(Amsterdam, 1693), door mr. Isaac van den Berg. In deel 1 van ´De uithangteekens´
(blz. 9) schreef Ter Gouw dat het exemplaar dat zij vonden berustte in de Koninklijke Bibliotheek en tot gebruik werd verstrekt “door de heuschheid Van den heer Adj. Bibliothekaris Campbell”.
Het exemplaar dat ik fotografeerde ligt bij Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Let ook op de notitie op het schutblad links.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten