Tabbladen

zaterdag 18 augustus 2012

Handbook on hanging

'Het gewone boek is dood, alleen boeken met een verhaal verkopen nog’.
Dat is zo’n beetje de algemene kreet die je in het antiquariaat hoort.
‘Boeken met een verhaal’ zijn doorgaans boeken met gekke titels en onderwerpen, gesigneerde en gelimiteerde uitgaven. Boeken dus die op een of andere wijze bijzonder zijn.
Vaak zijn dat ook zeldzame en dure boeken maar niet altijd. Je kunt nog steeds een betaalbare bibliotheek opbouwen bestaande uit boeken met gekke titels en onderwerpen.
Een aardige overzicht met opmerkelijke titels geeft het boekje van Russell Ash & Brian Lake: “Bizarre Books. A compendium of classic oddities” (New York, 2007).

Eén van de daarin voorkomende uitgaven kwam onlangs uit het buitenland met de post binnen. Nu heb ik in de afgelopen jaren wel vaker boeken besteld bij antiquariaten ‘in den vreemde’. Altijd echter uit min of meer bekende landen en steden. Dit pakje kwam van het eiland Arran uit het boekwinkeltje van Audrey McCrone in Whiting Bay.
Ik had nog nooit van Arran gehoord; maar dankzij Google weet ik inmiddels dat het voor de Schots-Ierse kust ligt grofweg tussen Glasgow en Belfast. Een bizar boekje dus van een bijzondere plek!

De auteur van dit curiosum is Charles Duff (1894-1966) en de volledige titel luidt:
A handbook on hanging; being a short introduction to the fine art of Execution, and containing much useful information on Neck-breaking, Throttling, Strangling, Asphyxiation, Decapitation and Electrocution; as well as data and wrinkles for Hangmen, an account of the late Mr. Berry's method of killing and his working list of Drops; to which is added a Hangman's Ready Reckoner and certain other items of interest; All very Proper to be read and kept in every Family” (London, 1928).


Dit is de schaarse, eerste editie van zeven die er in de loop der tijd verschenen (de laatste in 2001). Een Amerikaanse uitgave verscheen in 1929 en na de Tweede Wereldoorlog, toen in het Duitse Neurenberg de galg drukke tijden beleefde, kwam er nog een uitgebreide versie: “A New Handbook on Hanging”.
Over het jaar van uitgave,1927 of 1928, bestaat nog wel eens discussie. Er staat namelijk MCMXXVIIJ maar de J is onbekend als Romeins cijfer. Zettersfoutje?
De meeste beschrijvingen houden het maar op 1928.
De voormalige eigenaar heeft een handtekening in mijn exemplaar gezet, onder zijn naamlabel. Niet ongebruikelijk maar wel opmerkelijk want deze ‘Ernest H. Shackleton’ kan niet de beroemde ontdekkingsreiziger zijn geweest die in 1922 stierf… Een onbekende identieke naamgenoot dus (* zie de voetnoot hieronder).


Duff’s familieboek werd geschreven met cynische zwarte humor en is een hommage aan een ondergewaardeerde steunpilaar van de beschaving; de beul.
"Is not a man an artist who can painlessly and without brutality dispatch another man? There is a certain delicacy about the operation which needs a ready eye, a swift-working brain, cool and calculating, and a cleverness which is only to be found in the realm of great arts" (blz. 11).
Zijn betoog is dat de doodstraf weliswaar op verschillende manieren kan worden uitgevoerd (onthoofden, elektrocuteren, wurgen en verstikken worden zijdelings aangehaald) maar dat alleen het ophangen een werkelijk verfijnde kunst is.
Before a man is hanged the hangman has to assume the parts of a mathematician, a scientist, an engineer, and an expert in dynamics. Combined with these he must have the mind of a philosopher and the soul of one who practises art for art's sake. This must be so, because he is so badly paid (£ 10,- per slachtoffer) that nothing but the subconscious drive which impels great artists towards their major achievement could otherwise account for his choice of this greatly under-estimated and somewhat unrespected profession” (blz.14/15).
Overigens dient de doodstraf door ophanging zich niet te beperken tot uitsluitend volwassen mannelijke misdadigers. Misdadige zwangere vrouwen, schrijft Duff, moeten zelfs altijd worden opgehangen. “It will be obvious even to the most innocent reader that, not to hang pregnant women is one way of encouraging sexual misconduct as a means to escape the gallows. It is truly ridiculous that a woman who has committed murder may escape the death penalty by amusing herself with the first man she meets” (blz. 54/55).

Een Engelse beul die veel door Duff wordt aangehaald is James Berry (1852-1913), die twee boeken schreef over zijn methode, ervaringen en belevenissen. Zo leerde ik dat een geslaagde ophanging afhankelijk is van verschillende factoren.
Ten eerste goed materiaal. Een eiken schavot met geolied valluik (3 inch dik) en een hoge kwaliteit strop (“three-quarter inch rope of five strands of Italian hemp is the best for hanging men. Four strands will suffice for women; and even three work well for infants” (blz. 109). De beste plek voor de knoop is achter het linkeroor.
Ten tweede is een juiste berekening van de val (‘the drop’) essentieel. Deze wordt berekend aan de hand van het gewicht van het slachtoffer waarbij tevens wordt gekeken of diens nek gespierd of vlezig is.
It is, of course, necessary that the drop should be of sufficient length to cause instantaneous death, that is to say, to cause death by dislocation rather than strangulation; and on the other hand, the drop must not be so great as to outwardly mutilate the victim”.
Een handige tabel maakt dit overzichtelijk. “An ‘average’ man, of any weight, requires a fall that will finish with a striking force of 24 cwt”, aldus Berry, en dat was meestal zo’n 2.5 tot 3 meter.


De executie vindt plaats in de ochtend, meestal om acht uur.
Tijd speelt verder geen rol. De wet stelt slechts dat men wordt veroordeeld “to be hanged by the neck until death”. Om deze reden blijft het slachtoffer een uur hangen. Mocht de doodsoorzaak niet een gebroken nek zijn dan is het wel verstikking.
Vermoedelijk zal dat alle betrokkenen, inclusief mijn lezers verder worst wezen, uiteindelijk telt het resultaat.

(*) Nieuwsgierig naar wie dit deze naamgenoot kon zijn, stuurde ik in maart 2022 een email naar de website van de familie (Ernest) Shackleton met verzoek om informatie. Ik ontving het volgende antwoord: 
"Thank you for your email. Your book - with its intriguing topic - belonged to Ernest Harvey Shackleton, a barrister’s clerk/lawyer and Freemason. I myself have a book published in 1923 (my cousin the explorer died on 5th January 1922) which belonged to him. Recently the Irish booksellers Eamon de Burca had an item in their catalogue ascribed as belonging to the explorer which I had to point out was misleading and incorrect - especially considering the price! Buyer be very beware. Apparently quite a few of Ernest Harvey Shackleton’s books were for sale in the 1970s with a Thomas Crowe in Norwich.
The printed label nameplate and signature which you show me are characteristic.
I have a lot go knowledge about the Irish branch of our family history - Ernest (explorer) and I are descended from an Abraham Shackleton who came to Ireland from Yorkshire as a teacher in the 1720s.
The surname Shackleton was and is quite common in the Yorkshire area of England - I have yet to find out where Ernest Harvey S.’s people were from. Certainly not related to our branch since the early 18th century.

Yours sincerely,

Jonathan Shackleton.

Jonathan Shackleton FRGS
Lakeview,
Mullagh, via Kells,
County Cavan. A82 X995
IRELAND.
Tel: +353 (0)46 924 2480
Mob: +353 (0)87 2314324".

donderdag 2 augustus 2012

Bibliofiel artwork

Pas toen ik thuis door mijn nieuwe aanwinst bladerde, wat las, en de illustraties bewonderde, drong het tot mij door. Geen gebonden katernen (maar ‘diploma’s’), geen illustraties in de tekst maar losse zeefdrukken, geen bindersgaren of kapitaalbandje, geen platten bekleed met linnen, leer of perkament, geen schutbladen, geen paginanummering.
Eigenlijk geen ‘normaal’ boek!

Wat dan wel?

Een geslaagde symbiose van interessante auteurs/teksten, een bijzonder kunstenaar en een beslist eigenzinnige Haagse private press. Margedrukwerk op zijn best en een typisch voorbeeld van ‘bibliofiel artwork’ dat je nooit en te nimmer zult kunnen ervaren en genieten via een E-reader.

Het is de tweede uitgave in mijn collectie van De Althaea Pers en ook deze heb ik persoonlijk bij Jos Swiers afgehaald. Een plezierige ervaring, dat kan ik u verzekeren, want er gaat niets boven fraai drukwerk, onder het genot van koffie praten over je bibliofiele passie, en vervolgens met ‘de schat’ naar je hol terugsluipen; in dit geval een exemplaar van “Vieillesse – Ouderdom. 12 maximen. François de la Rochefoucauld” (mijn exemplaar: HC 5).

Over François VI, Hertog van la Rochefoucauld (1613-1680), die een historische rol speelde tijdens de ‘Fronde’ valt veel te zeggen maar een link naar Wikipedia lijkt mij hier voldoende. Zijn bekendste werk, naast zijn (zonder zijn toestemming) in 1662 gepubliceerde memoires is: “Réflections ou sentences et maximes morales” (Paris, 1665).
Maximen of aforismen zijn korte bondige uitspraken met een boodschap. Zoals deze (die niet werd opgenomen): “Les passions de la jeunesse ne sont guère plus opposées au salut que la tiédeur des vieilles gens”, oftewel; ‘De hartstochten der jeugd zijn geen grotere beletselen tot welzijn dan de lauwheid van de ouderdom’ (Rochefoucauld, maxime 341). Nadenkertjes dus, soms grappig, soms absurd of wijs, maar altijd leerzaam. Meer voorbeeldjes? Kijk hier.


‘Vieillesse’ bevat twaalf maximen (Rochefoucauld schreef er 641!) met als thema ‘Ouderdom’. Het is een promotie-uitgave van De Althaea Pers voor tekenaar en illustrator Bert Osnabrug uit Woerden die bij elk van de twaalf maximen een zwart-wit tekeningen maakte in Oost-Indische- en blockprintinkt (en dat was een welbewuste keuze). Een dertiende tekening, die ook voor de titel werd gebruikt, toont een silhouetportret van Rochefoucauld.
Van de tekeningen zijn losse zeefdrukken gemaakt door Jeanne Verbruggen en Henk van de Laar van Zeefdrukkerij Kurtface in Nijmegen. Handig want je kunt ze dus ook in een wissellijst ophangen. Stuk voor stuk kunstwerkjes die met de bijbehorende uitspraak stof tot nadenken en genieten tegelijk zijn. Verschillende tekeningen bevatten een metamorfose die mij ergens deden denken aan M.C. Escher (1898-1972).
De Franse teksten zijn vertaald door Bert Osnabrug (bijgestaan door Ed Schilders, Martin Hulsenboom en Monique Bullinga). Dat is naar mijn mening zo getrouw mogelijk gedaan. Maxime 444; “Les vieux fous sont plus fous que les jeunes” werd dus: ‘Oude dwazen zijn dwazer dan jonge’ en niet ‘Hoe ouder hoe gekker’.
Daarnaast bevat deze uitgave twee essays. “Gedachten over de waarde van ouderdom” geschreven door arts en filosoof Bert Keizer en “Gedachten bij het tekenen over ouderdom” geschreven door Bert Osnabrug.


Er zijn slechts vijftig genummerde exemplaren van deze uitgave gemaakt verpakt in een handgemaakte fraaie omslagdoos (van Marja Wilgenkamp). Geen grote oplage, maar dat is bij margedrukwerk nimmer het geval. Wel een ‘grootse’ uitgave en ditmaal bij uitzondering ook nog eens binnen handbereik van liefhebbers van bibliofiel artwork.