Tabbladen

maandag 24 juni 2013

Beste Ayolt, waarde boekensneuper...


De weledelgeleerde heer dr. A.J. Brongers, te Amersfoort.

Beste Ayolt, waarde boekensneuper,
Omdat ik je helaas niet ben tegengekomen op de laatste bijeenkomst(en) van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen schrijf ik maar deze brief.
Herinner jij je nog dat wij elkaar kort spraken in 2011 op de Amsterdamse Antiquarian Bookfair (PTA)?
Ik vertelde toen dat ik na de beurs een bezoek zou brengen aan antiquariaat ‘De Friedesche Molen’ in de Rosmarijnsteeg omdat daar voor mij een exemplaar klaar lag (nr. 59 van de 200) van jouw boekje: “Walvissen & Stadhuizen” (Amsterdam/Amersfoort, 1995). Ik meen dat jij, toen wij afscheid namen, nog iets zei in de trant van ‘Mooi! Ik hoor wel wat je ervan vindt’.

Enigszins verlaat wil ik nu graag aan dit ‘halve‘ verzoek voldoen. Eerst maar iets algemeens over mijn belangstelling voor jouw publicatie. Die kwam voort uit het feit dat ik een paar maanden daarvoor een stukje op dit onvolprezen weblog had geschreven getiteld: “Een A1 locatie in de Gouden Eeuw”. Tijdens het schrijven nam ik mij voor eens na te gaan wat er bekend was van de walviskaak die zo prominent tegen de gevel hing van het oude Amsterdamse stadhuis, dat op 7 juli 1652 afbrandde. Op zoek naar materiaal stuitte ik op jouw “Walvissen & Stadhuizen”, dat ik met veel plezier en belangstelling las, en waarin jij veel meer voorbeelden geeft van – vaak aan openbare gebouwen - ‘geketende’ walvisbotten (meestal kaken).

Ik las dat jij de oudste afbeelding daarvan vond op een stadsgezicht door Joost Cornelisz. Droochsloot (1585/1586-1666) dat de situatie weergeeft van de westzijde van de Hof in Amersfoort in 1631. Er zijn – zo schreef jij - geen concrete teksten bekend uit de zeventiende of achttiende eeuw die ons informeren over de achtergronden hiervan. Denkelijk is dit curieuze gebruik opgekomen aan het einde van de zestiende eeuw, na de ontluikende walvisvaart die resulteerde in de oprichting in 1614 van de Noordse Compagnie.
De botten zouden door Groenlandvaarders mee naar huis zijn genomen. Voor diegenen die niet beschikken over jouw bibliofiele publicatie citeer ik: “Uit de gegevens kan worden opgemaakt dat het gebruik om meegenomen botten van de Groenlandse walvis (voornamelijk kaakonderdelen, veel minder vaak ribben of schouderbladen) aan openbare gebouwen te bevestigen tegen 1600 in zwang kwam. Dit is ook de tijd dat in de Nederlanden de walvisvangst en de nieuwe-staatvorming op gang komt. Men was verwonderd over de resten van deze reusachtige zeemonsters, waarvan de vermeestering veel beleid en wijsheid vergde. Anders zouden deze krachten zich tegen de meesters – de autoriteit – keren. Bestuurders en rechters hadden evenzeer wijsheid nodig. Vandaar dat men deze objecten aan stadhuizen, vaak speciaal aan het gedeelte waar recht gesproken werd, bevestigde. Strandingen van de Groenlandse walvis komen niet voor; het gaat dus steeds om in het hoge Noorden vermeesterde exemplaren. Niet om walvisachtigen die, zonder dat er een mensenhand aan te pas gekomen was, een natuurlijke dood op het strand gestorven waren” (blz. 8).

Dat laatste waag ik te betwijfelen. Je kent vast en zeker wel de tot dusver verschenen vijf delen van J. Buisman: “Duizend jaar weer, wind en water in de lage landen” (Franeker, 1995-). In deel 3, 4 en 5 (bijlage: 'Strandingen van bijzondere zeedieren') staan talloze voorbeelden van stranding van walvisachtigen (waarvan velen ruim voor 1600) zoals op 1 maart 1594, ‘rechts beoosten ’t Sluyse Gat’, van een blauwe vinvis, “in der waerheyd een Monster der Hellen gelijkende” (deel 4, blz. 142). Reken maar dat daar destijds een hoop kijklustigen en souvenirjagers op af kwamen! De walvisrib die wordt bewaard in historisch museum het Palthe-huis in Oldenzaal draagt – zo lees ik in jouw artikel - nota bene een inscriptie uit 1592 die wijst in de richting van een strandvondst.


Er zijn twee meer concrete zaken in deze materie die ik je graag voorleg.

Ten eerste vond ik oudere afbeeldingen van de walviskaak die ooit hing tegen de gevel van het oude Amsterdamse stadhuis.
De oudste (bovenste), uit 1611, is een afbeelding van Claes Jansz. Visscher (1587-1652). De ander, een paar jaar jonger, staat in Lambertus Hortensius van Montfoort (ca. 1500-1574) postume uitgave: “Van den oproer der weder-dooperen” (Enkhuizen, 1614).

In dat boek zitten negen, bijna paginagrote gravures, van o.a. de oproer te Amsterdam die plaatsvond in mei 1535.
De gravure op blz. 21 maar vooral 22 (zie afbeelding links) laat op de achtergrond het oude Amsterdamse stadhuis zien met aan de gevel, boven de vierschaar, de walviskaak.
Belangrijker zijn de inleidende woorden in deze uitgave waaruit blijkt dat de gravures gemaakt zijn naar schilderijen door Barend Dircksz. (ca. 1500-ca. 1557).
Daarmee belanden we dan indirect in het midden van de zestiende eeuw en dus geruime tijd vóór Hollands eerste walvisavonturen.

Ten tweede bestaat er een zestiende eeuws manuscript dat iets vertelt over de herkomst van de ‘Haagse walvisbotten'. In mijn laatste blogstukje getiteld “Boeken kopen in crisistijd” vermeldde ik o.a. de aanwinst van “Het Visboek. De wereld volgens Adriaen Coenen 1514-1587” (Zutphen, 2005). Op blz. 32/33 staat het verhaal over de drie grote potvissen die op 23 november 1577 bij Westerheij aanspoelden op het Noordzeestrand. Adriaan Coenen maakte daar een tekening van (en Jan Wierix (1549-ca. 1618) een fraaie gravure). Coenen was bovendien actief bij de veiling van de beesten betrokken.


Uit zijn commentaar blijkt het volgende: “De rentmeester van het Hof van Holland bedong van de grootste walvis de staart en de onderkaak met de tanden. Deze werden vervolgens naar Den Haag gebracht en opgehangen aan de grote zaal van het Hof van Holland (het huidige Binnenhof) ‘tot eeuwige memorie’”.
Een strandvondst dus en daarmee keer ik terug naar de inscriptie op het Oldenzaalse walvisbot. Die vormt niet alleen een mooie afronding van mijn brief, maar verwoordt m.i. precies 'des Pudels Kern' c.q. de reden waarom walvisbotten werden opgehangen op een prominente plek.

En quae Neptunus profert miracula rerum miremur nostris grandia cete locis 1592

(vrij vertaald: ‘Kijk welke wondere zaken Neptunus voor de dag brengt. Laten wij met verwondering aanschouwen de reusachtige zeemonsters op onze kusten 1592’).

Met bibliofiele groet,

Perkamentus antiquarius

PS. Hopelijk herinner jij je ook nog onze conversatie in Hotel des Indes tijdens het twintigjarig jubileum van ons Genootschap in Den Haag. Jij nodigde mij uit een bezoek te brengen aan jouw fameuze Amersfoortse boekenkelder. Heel graag! Wanneer schikt het?

vrijdag 7 juni 2013

Boeken kopen in crisistijd


Boeken kopen in crisistijd betekent voor mij minder geld uitgeven maar dan wel als het even kan met behoud van kwaliteit en liefst ook kwantiteit. Heel inventief hoef ik daar niet voor te zijn. Immers voor de verkopers is het ook crisis en dus is de vraagprijs rekbaar als warme kauwgum. Ook op veilingen gaat het allang niet meer zo hard. Zo verwierf ik onlangs bij Bubb Kuyper in Haarlem voor vijf en zeventig euro (inclusief veilingkosten) één van de honderd exemplaren in facsimile, uitgegeven in 1881, van de "Catalogus Bibliothecae Amstelredamensis" (Leiden, 1612). Mijn exemplaar van deze eerste zeldzame Amsterdamse bibliotheekcatalogus is nr. 21, opgedragen aan D.C. Meijer jr. (1839-1908), wijnhandelaar, antiekverzamelaar, kerkhistoricus, oudheidkundige en verzamelaar van Amsterdamse topografie (Atlas D.C. Meijer Jr.).
Goedkoop Goede koop, want voor exemplaren die momenteel door 'de handel' worden aangeboden is de vraagprijs rond de € 225,- euro.
Wat winkelboeken betreft is vooral de stroom uit de kringloopwinkel naar mijn bibliotheek toegenomen, zoals u hier en hier kunt lezen.


Nieuwe boeken, ik zeg het wel vaker en heb het ook al eens geschreven, koop ik maar zelden. Belangrijkste reden is dat het merendeel van deze uitgaven, na verloop van tijd, voor veel minder geld in de ramsj, het antiquariaat of op Marktplaats verkrijgbaar zijn. Veel speuren op internet en geduld zijn wel een voorwaarde.
De ramsj is overvloedig en soms liggen daar echte pareltjes tussen. Zo vond ik onlangs voor vijfendertig euro bij De Slegte in Hilversum: "De kaart van de Republiek der VII Provinciën 1615-1797" (Alphen a/d Rijn, 2005). Een prachtuitgave van de door mij diepbetreurde, eind 2012, failliet verklaarde uitgeverij Canaletto.
Andere boekwinkels hebben weer hun eigen ramsjaanbiedingen en regelmatig raak ik het overzicht kwijt. Ik kwam er bijvoorbeeld te laat achter dat het prachtige "Hollandia Comitatus. Een kartobibliografie van Holland" ('t Goy-Houten, 2000) een jaar geleden werd veramsjt voor negenentwintig euro vijftig! Inmiddels geheel uitverkocht natuurlijk maar gelukkig vond ik nog een exemplaar voor maar tien euro meer en dat is nog steeds goedkoop voor een boek dat ooit honderd vijfendertig euro moest kosten en waarvoor ik een jaar geleden bijna honderd euro had willen betalen!
Van dergelijke fraai geïllustreerde overzichtswerken met historische cartografie kan ik al bladerend intens genieten maar de meerwaarde zit wat mij betreft vooral in het feit dat ze ook zeer bruikbaar zijn als naslagwerk voor antiquaren, kaart- en prentverzamelaars.

Een enkele keer helpt het toeval een handje zoals bij mijn lokale boekhandel die binnenkort gaat verhuizen naar een andere, grotere winkel (een regelrecht godswonder in deze tijden!).
In verhuisdozen ('wij mogen niet mee') lagen daar: “Het Walvisboek” (Zutphen, 2003) enHet Visboek” (Zutphen, 2005). Twee boeken, spiksplinternieuw en nog ingeseald, voor slechts vijftien euro. Daar kan geen Boekwinkeltjes tegenop, wel de kringloop maar het aanbod daar is altijd maar afwachten en sommige boeken zul je er vermoedelijk nooit tegenkomen.

Wat worden mijn volgende sterk in prijs gereduceerde koopjes?
Het wachten is op de facsimile uitgave van de Atlas De Wit (Koninklijke Bibliotheek/Thielt, 2012) en “1001 vrouwen” (Nijmegen, 2013) van Els Kloek. Beiden in flinke oplagen verschenen en de eerste bovendien te duur.
Ook aas ik al enige tijd op het boek van de Amsterdamse stadsarcheoloog J. Gawronsky: "Amsterdam Ceramics" (Amsterdam, 2012) dat nieuw bijna veertig euro moet kosten.
Dat is niet zo heel veel geld maar de hele oplage is verkeerd gebonden en afgesneden zodat van de jaartallen (links op de pagina) de koppen wegvallen en de bladnummers rechts heen en weer schuiven. Kortom ik wacht wel op een tweedehandsje.

Koop ik dan helemaal geen nieuwe boeken meer? Jawel, een doodenkele keer, en dat heeft behalve met hebzucht begeerte ook te maken met een goed gevoel.
Toen het standaardwerk van Marc Hameleers uit 2002 “Kaarten van Amsterdam 1866-2000” in een verbeterde en vermeerderde uitgave verscheen, als “Kaarten van Amsterdam 1866-2012” naast “Kaarten van Amsterdam 1538-1865” (Amsterdam, 2013), heb ik direct mijn oude exemplaar te koop gezet op Marktplaats. Niet lang daarna incasseerde ik er vijftig euro voor. Dat was geen slechte deal omdat ik er zelf maar vijfenzeventig euro voor had betaald in een tijd dat ze voor honderd vijftig euro werden verkocht.
Nog steeds denken sommige verkopers er dat bedrag of zelfs (veel) meer voor te kunnen vangen maar je moet wel heel erg dom zijn om daarop in te gaan.


De nieuwe tweedelige uitgave is niet alleen omvangrijk maar ook fraai geïllustreerd en kost nog geen honderd veertig euro (bijna zeventig euro per deel). Dat is voor een dergelijk naslagwerk beslist een koopje en daarom verwacht ik niet dat, zodra de boeken in de reguliere handel zijn uitverkocht, de prijs dramatisch zal zakken. Integendeel die kon nog wel eens aanzienlijk gaan stijgen zoals bij de eerste uitgave van deel twee ruim tien jaar geleden!

Kortom, nieuw gekocht en bovendien precies op tijd want op Marktplaats verwierf ik vlak daarna voor vijftien euro (achter glas en inclusief de houten lijst) een ingekleurde facsimile van de bekende vogelvluchtkaart van Amsterdam uit 1544 door Cornelis Anthonisz. (ca. 1505-1553).
In het eerste deel van Hameleers las ik dat het gaat om de ‘vermeldenswaardige’ tweede moderne facsimile van deze beroemde kaart, opnieuw ingekleurd, “om een frische en aantrekkelijke wandversiering te maken”, door F.W. Wilde.
De afbeelding (73 cm. x 70.5 cm.) werd gedrukt in offset in acht kleuren en uitgegeven door het Genootschap Amstelodamum in 1941.


In die crisistijd kostte deze kaart maar liefst elf gulden en vijftig cent. Een bedrag dat in deze crisistijd in koopkracht zou neerkomen op ruim vierenzeventig euro (exclusief de lijst!). U ziet, zelfs het kopen van bijzondere objecten in deze crisistijd uit een andere crisistijd kan geld besparen…