Tabbladen

vrijdag 10 oktober 2014

Ante-diluviaanse muziek


Op ’t Anthropologisch Congres te Brussel, in Augustus van dit jaar gehouden, hield de heer Baudre, een Franschman, een redevoering, die zeer belangrijk was voor de beoefenaars der muziek-geschiedenis. Hij betoogde, dat de anti-diluviaansche mensch, die voortdurend vuursteenen bewerkte, noodzakelijk de sonoriteit van dien steen ontdekt en er zich mee vermaakt moet hebben, en dat men dus tot de merkwaardigheden van ’t anti-diluviaansche tijdperk ook de vuursteen-concerten tellen mag.
Om van die muziek een proeve te geven, liet de heer Baudre een lange ijzeren roê, die op een voetstuk stond, in de zaal brengen. Langs die roê waren vuursteenen van allerlei grootte aan touwtjes opgehangen. Hij nam daarop een vuursteen in elke hand en speelde lustig de Brabançonne
” (“De oude tijd”, 1872, blz. 370).


Wonderlijk verhaaltje nietwaar?
Dat congres in Brussel heette officieel het ‘Congrès international d'anthropologie et d'archéologie prehistoriques’. Die Fransman was Honoré Baudre die destijds regelmatig optrad met zijn 'Silex piano'. Muziek uit de steentijd of zoals men toen zei het ‘ante-diluviaanse tijdperk’ (ante en niet anti!), d.w.z. van voor de Bijbelse zondvloed.
Klinkt idioot?
Tja, een ijzeren staaf had men in de steentijd natuurlijk niet en de kans dat men toen de ‘Brabançonne’ speelde acht ik ook niet groot. Het lijkt allemaal verdacht veel op het optreden van een of andere muzikale pseudowetenschappelijke gek.


Ons verleden zit vol met dergelijke grappige, bizarre, opmerkelijke en wetenswaardige feiten en feitjes. Ik ben er gek op en daarom telt mijn blog diverse ‘petites histoires’ uit een ver of minder ver verleden. Vrijwel iedereen houdt van dat soort geschiedenisgerommel in de marge. Het is – anders dan dikke droge wetenschappelijke boeken vol met voetnoten en literatuurverwijzingen – kort, smeuïg en licht verteerbaar.


Het prachtige voorbeeld waarmee dit stukje begint komt uit de negentiende eeuwse serie: “De oude tijd”, uitgegeven door de Haarlemse uitgeverij A.C. Kruseman. Dit tijdschrift verscheen van 1869 t/m 1874, de eerste twee jaar onder leiding van de schilder David van der Kellen jr. (1827-1895) en vervolgens vier jaar onder leiding van de schoolmeester en historicus Jan ter Gouw (1814-1894).
De serie telt bij elkaar ruim 2300 bladzijden tjokvol met overleveringen, opmerkelijke volksverhalen, vergeten spreekwoorden, anekdoten, bijzondere kunstvoorwerpen, oude klederdrachten, zeden en gebruiken, enz. Een aantrekkelijke historisch allegaartje dat bovendien met tal van aardige houtgravures is geïllustreerd. In mijn bibliotheek staat deze serie gebonden in fraaie groenlinnen stempelbanden. Ondanks de onvermijdelijke negentiende eeuwse papier ‘foxing’ hier en daar behoort de serie tot mijn favoriete antiquarisch blader- en leesvoer.


De uitgave is exemplarisch voor zijn tijd. In de negentiende eeuw was er niet alleen heel veel belangstelling voor ‘de oude tijd’; de vaderlandse geschiedenis werd zelfs in zekere zin uitgevonden, zoals we kunnen lezen in het onlangs verschenen: “Historiezucht, de obsessie met het verleden in de negentiende eeuw” (Amsterdam, 2013), geschreven door Marita Mathijsen. Tal van museale instellingen en genootschappen hebben dan ook hun wortels in negentiende eeuw.
Een goed voorbeeld daarvan is het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG), opgericht in 1858. David van der Kellen jr. was één van de initiatiefnemers en werd de eerste conservator van het KOG.

Terug naar Baudre en zijn ante-diluviaanse muziek. Toen ik daar wat over zat te Googelen/Googlen kwam ik de Lithophone tegen. U weet wel zo’n rammelding dat we als kleuter allemaal hadden, een xylophone, maar dan met stenen. En wat blijkt?
Het instrument heeft een eigen website en er is niet lang geleden zelfs een Lithophone gemaakt van neolitische (nieuwe steentijd) klankstenen uit de Sahara. Deze langwerpige stenen zijn tussen de 4.500 en 10.000 jaar oud en worden gevonden in Mauritanië, Soedan, Niger en de Ivoorkust.
Lange tijd lagen ze in diverse musea gecatalogiseerd als werktuigen (stampers en vijzels). Dat het om klankstenen of toonstenen gaat is een ontdekking van de Fransman (jawel!) Erik Gonthier, ‘ethno-minéralogiste au Muséum national d’Histoire naturelle (MNHN) de la France’. Een hele mond vol en het gaat volgens hem om de “de eerste MP3 speler van de mensheid”.
Gekke Fransen… ante-diluviaanse muziek... paléomusique… even kijken en luisteren?


3 opmerkingen:

  1. Prachtig stuk en ik kan mij niet herinneren wel eens van de lithofoon gehoord te hebben zelfs. Staat wel genoemd in mijn onvolprezen Spectrum Muzieklexicon, maar goed, die is niet van kaft tot kaft gelezen. Ik zie dat er genoeg video's op Youtube staan onder Litophone. Dus dank voor dit stuk, ik ga hem delen op Facebook!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Waarde Koen,
      Dat is toch wel bijzonder, dat ik jou als hardcore muziekkenner, wat nieuws kan voorschotelen. Dank voor je reactie!

      Perkamentus antiquarius

      Verwijderen
  2. ik acht mij nooit te oud om te leren. Er is veel dat ik niet weet :-)

    BeantwoordenVerwijderen