Tabbladen

vrijdag 2 januari 2015

Contact


Het afgelopen jaar werd ik voor twintig euro eigenaar van ‘Walters Scott’s Werken’ in tien delen uitgegeven door de gebroeders E. & M. Cohen. De uitgeversfamilie Cohen is mij niet onbekend, er staat meer van hen bij mij in de kast waaronder een aardig boekje met de geschiedenis van hun uitgeverij tussen 1824 en 1951 getiteld: “De zolders kraken!”. Daaruit blijkt vooral hoe enorm groot en divers hun fonds ooit was.

Op zoek naar wat meer informatie over mijn aanwinst maakte ik destijds contact met Hans Cohen, een nazaat en verzamelaar van Cohen-uitgaven, die op slechts enkele minuten afstand van mij woont.
Ik bewonderde zijn collectie maar was natuurlijk vooral nieuwsgierig naar zijn Walter Scott uitgaven. Die zijn namelijk vaker, in verschillende series en banden, bij Cohen verschenen. We waren het er al gauw over eens dat de tiendelige ‘rode serie’ de oudste moet zijn.


Volgens de krantenadvertenties verschenen de eerste afleveringen hiervan, a tien cent, begin 1893. Een compleet boek, gebonden in rood linnen ‘prachtband’, kostte toen één gulden veertig. De hele serie in één keer kopen voor slechts tien gulden was voordeliger.
Dat lijkt weinig geld maar voor menig arbeider destijds was tien gulden het gemiddelde weekloon en waren de boeken dus onbereikbaar.

Ik kocht de set enerzijds omdat ze in uitstekende staat verkeerde, redelijk was geprijsd en overvloedig geïllustreerd met houtgravures uit de oorspronkelijke Engelse uitgave, anderzijds omdat ik als jochie aan de buis gekluisterd zat als een piepjonge Roger Moore weer eens verscheen in de rol van de koene ridder Ivanhoe (Ivanhoeeeeee…!) en ik het gelijknamige boek nu wel eens wilde lezen.


Er is nog een boekje uit de serie dat mijn aandacht trok. Het is “De Oudheidkenner”. Daarin staat een specifiek tekstgedeelte dat mij erg aanspreekt en dat ik al lang geleden op het spoor kwam dankzij een andere uitgave in mijn bibliotheek en wel het schaarse boekje van G.D.J. Schotel (1807-1892) getiteld: “Leven, gedrukte werken en handschriften van Cornelis van Alkemade en Pieter van der Schelling” (Breda, 1833).
Op het titelblad staat het volgende citaat:

Het eene einde der kamer was geheel bezet met boekenkasten, veel te klein voor het aantal der daarin geplaatste boekdeelen, die daarom in twee en drie reijen achter elkander gedrongen stonden, terwijl tallooze anderen over den vloer en op de tafels, tusschen een mengelmoes van landkaarten, teekeningen, parkementsnippers, bundels papieren, stukken van oude wapenrustingen, zwaarden, dolken, helmen en Bataafsche schilden verstrooid lagen. –
De vloer was, zoowel als de tafel en elke stoel, door dezelfde zee van Oudheden overstroomd. – Het viel niet gemakkelijk, dwars door dezen verwarden boel den weg naar eenen stoel te vinden, zonder over eenige folianten te struikelen, of nog veel meer gevaar te loopen van het een of ander stuk Romeinsch of Oud-Hollandsch vaatwerk om ver te loopen. –


Slechts twee woorden uit de oorspronkelijke tekst - schreef Schotel eronder - werden door hem veranderd. In mijn Cohen uitgave zijn de passages gemakkelijk terug te vinden (blz. 23/24) omdat er een aardige illustratie van de beschreven kamer bij staat (blz. 22).
Zo kan ik zien dat hij ‘Hooglandsche schilden’ veranderde in ‘Bataafsche schilden’ en oud ‘Engelsch’ aardewerk in ‘Oud-Hollandsch’ vaatwerk.
Ik wil het Schotel graag vergeven. De hoofdpersoon in zijn boek was immers niet de Engelse oudheidkenner Jonathan Oldenbuck van Monkbarns maar de Hollandse antiquarius Cornelis van Alkemade (1654-1737) en zijn schoonzoon Pieter van der Schelling (1691-1751). Liefhebbers van het oude boek zullen hun meest bekende uitgave, de driedelige: “Nederlands Displegtigheden” (Rotterdam, 1732-1735) wel kennen.

Van Alkemade en Van der Schelling waren beiden verzamelaars van oudheden; antiquarii in de breedste zin van het woord en ze schreven en publiceerden over hun bevindingen. Om hen en het kunst- en rariteitenkabinet van Hollandse oudheden dat ze opbouwden te karakteriseren gebruikte Schotel dit fragment uit “De Oudheidkenner” op het titelblad van zijn uitgave.


Een treffende omschrijving en raak gekozen want daarin herken ik ook mijzelf en mijn wereldje.
Als ik van achter mijn PC en toetsenbord omhoog kijk zie ik mijn collectie Brunssums/Schinvelds proto-steengoed van rond 1300, een mensenschedel uit de zeventiende eeuw en een grote haaienkaak met messcherpe tanden uit Zuid-Frankrijk.
Links van mij op de grond staan ingelijste oude landkaarten, plattegronden en afbeeldingen uit de 17de t/m de 20ste eeuw. Rechts van mij op de oude kindercommode een boekenpers kopieerpers, twee koperen olielampen en een koperen scheerbekken uit de negentiende eeuw. Iets verder een beeldje van Laurens Janszoon Coster.
Op de venterbank ligt van alles wat; een oefenhandgranaat, een replica van een Romeinse olielamp uit Xanten, de schijf van Phaistos meegenomen van Kreta, de teddybeer uit mijn peutertijd en een grote roestige nagel van de beruchte Dodenspoorlijn meegenomen uit Thailand. Op mijn bureau liggen stapels oude en nieuwe boeken waaronder de exemplaren waarover ik nu schrijf, en rechts en achter mij staan propvolle boekenkasten met drukwerk uit vijf eeuwen.

Wat schuilt er toch achter al die verzameldrift?
Welnu, ik denk dat wij antiquarii een extra zintuig hebben dat ons in staat stelt contact te maken zodra we een historisch object in handen krijgen, of dat nou een oude munt, kleitablet of een boek is. Contact waarmee?
Contact met de geschiedenis. Contact met de wereld waaruit het komt, het verhaal er achter en een sterk besef van de tijd die is verstreken sinds het werd gemaakt. Antiquaar Phillip J. Pirages brengt dat mooi onder woorden in zijn videopresentatie: “An Introduction to Antique Books” (deel 1 van 4) als hij het heeft over de redenen waarom mensen verzamelen.


Dat is mooi, hoor ik u denken, maar in deze materialistische crisistijd is de onvermijdelijke vraag; ‘wat levert het op’?
Welnu beste lezers, bij mij in ieder geval geen financiële maar wel geestelijke rijkdom.
Contact met het verleden maakt jezelf nietig, zeker naarmate het object ouder is.
Het doet je de vergankelijkheid, de betrekkelijkheid van alles beseffen. Het levert, op zoek naar achtergrondinformatie, kennis op. Kennis verrijkt en als je het tot slot ook nog leuk vindt om, zoals ik, de opgedane kennis met anderen te delen dan levert dat weer nieuwe perspectieven op en … contact!

Ik wens al mijn lezers een voorspoedig en contactrijk 2015!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten