Een antiquarius over verzamelen, bibliofilie, historische objecten & cultureel erfgoed
Tabbladen
▼
dinsdag 19 maart 2019
Debuut in Zwart Wit
Vier dagen vrij!
Meteen de eerste dag op stap in Amsterdam om bij het stadsarchief een nieuwe archiefpas te laten maken en bij de firma Vlieger mijn bestelde etiketjes af te halen. De stapel zuurvrije dozen met brochures en ephemera groeit (inmiddels achttien dozen) en op elke doos plak ik zo'n etiketje met wat kernwoorden die de inhoud aangeven.
Ik heb zo mijn vaste plekjes als ik in het centrum ben. Ditmaal even langs de boekenkraam van Jos Albers die inmiddels met pensioen is maar het nog steeds leuk vindt om een paar dagen op de Waterloopleinmarkt te staan, even langs antiquariaat Kok, even bijkletsen bij Scheltema (antiquariaat, vierde verdieping) en even binnenwippen bij Bijzondere Collecties (UvA), sinds 1 januari 2019 'Allard Pierson'.
Boven waar de kaarten, atlassen en dergelijke staan kwam ik conservator Reinder Storm tegen (mijn persoonlijke blogredacteur). Altijd gezellig en ditmaal ging ons gesprek over zijn aankomende boek samen met Marieke van Delft: "De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten" dat dit jaar moet verschijnen bij uitgeverij Lannoo NV.
Toen we afscheid namen en ik meldde dat ik nog even op zoek ging naar zijn collega's Gwendolyn Verbraak (mederedacteur van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen) en Paul Dijstelberge zei Reinder dat hij een cadeautje voor me had.
Het bleek te gaan om een ietwat beduimeld nummer 2 (2de jaargang) van het tijdschrift voor literatuur "Zwart Wit" (juli/augustus 1983). Wat blijkt? Hierin staan twee vermakelijke stukjes van Paul Dijstelberge (die tevens redacteur was): "Mijn weerzin tegen dit alles" en "Theater".
'Een jeugdzonde', zei Reinder, terwijl hij mij glimlachend het boekje overhandigde. 'Kun je hem even onder zijn neus wrijven. Je mag het ook weggooien hoor'. Glimlachend las ik een stukje uit het eerste artikel.
"Grote geesten haten wat groot is. Mijn geest is zo klein dat slechts de beste electronenmicroscopen hem kunnen waarnemen. Noodzakelijkerwijs hebben de objecten van mijn haat het formaat van een staartloze spermatozo, een ziekelijk trillende bacterie. Boudewijn Büch. Ik haat je. Voor al het onbenul dat je verspreidt verdien je het aan je haren door de stad te worden gesleept en met kroontjespennen door je oorlellen aan een rots te worden genageld; een persiflage op Prometheus, want tenslotte heb jij nergens licht gebracht. I(e)der woord dat jij neerschrijft is een klap in het gezicht van de muzen.
De wezenloze hiëroglyphen die jij neerschrijft betitelen als gedachten of ideeën (is) een belediging voor de grammatica. Je schrijft, nee, je kwaakt wat over Hein Boeken en vergeet dat jij zelf slechts één boek bent. Een Hein Boeken met slechts één slijmerige teelbal wiens braaksel impotenter is dan dat van een eunuch. Wat verbeeld je je wel niet? Besef voor een keer wie en wat je bent en zwijg, of maak jezelf spectaculair van kant, zodat je zelfs de grootste proleten, die altijd nog groter zijn dan jij, tenminste vermaakt, miserabele clown in het verkeerde circus.".
'Ik vraag wel even of hij het voor me wil signeren', zei ik tegen Reinder, terwijl ik grinnikend de trap afliep. Paul Dijstelberge zat niet op zijn plek, maar ik trof hem elders verzonken tussen de boeken aan. Vragend keek hij op. Ik las een paar regels voor: "Ja lezer! Ik verafschuw U en de Uwen. Ik spuug op Uw voetstappen en met Uw gedachten veeg ik mijn reet af".
Met verbazing keek hij mij aan, 'Wat is dat nu weer?'. Ik overhandigde hem het boekje en zei: 'Je eigen woorden. Een jeugdzonde die ik kreeg van Reinder. Misschien wil je het even voor mij signeren?'.
Nieuwsgierig bladerde hij door de uitgave. 'mmm... was ik alweer bijna vergeten...'. Hij ging zitten zocht naar een pen en schreef voorin...
'Ik heb geloof ik nog een exemplaartje bewaard' zei hij terwijl hij mij het boekje teruggaf.
Ik keek hem vragend aan. 'Het bevat namelijk het echte debuut van Joost Zwagerman'.
Joost Zwagerman (1963-2015) debuteerde toch in 1986? Maar op bladzijde 36 en 37 staat het bewijs, twee gedichten van 'J. Wagnermaz'.
Zou Maria Vlaar, die aan zijn biografie werkt, dat weten? En Nick ter Wal de directeur van Artistiek Bureau die beroepshalve de boekenkasten en ezelsoren van Joost Zwagerman bepotelde?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten