Tabbladen

donderdag 23 december 2010

Pieck en Pfann in 'de poort'


Er zullen maar weinig mensen zijn die Anton Pieck (1895-1987) niet kennen.
Vooral dankzij attractiepark De Efteling in het Noord-Brabantse Kaatsheuvel maar daarnaast natuurlijk ook door zijn sprookjesachtige sfeervolle tekeningen vereeuwigd op talloze ansichtkaarten, geboortekaartjes en kalenders.

Op zoek naar kerstkaarten voor de komende feestdagen trof ik ook het bovenstaande sfeervolle plaatje aan van een boekwinkeltje met het uithangbord “De boekenwurm”.
Een Dickensiaans tafereeltje, waar de meeste bibliofielen spontaan warme gevoelens bij krijgen naast een intens verlangen om de afgebeelde imaginaire winkel met een bezoekje te vereren. Hoewel; imaginair?
Voor de ware bibliofiel, en dat is naar mijn bescheiden mening de verzamelaar die ook enige kennis heeft van de geschiedenis van het (Nederlandse) antiquariaat en dito bibliofilie, is deze afbeelding niet aan de fantasie van Pieck ontsproten maar hoogstens een wat geromantiseerde weergave van een inmiddels vergane werkelijkheid.


Twee fotokaarten uit mijn collectie vormen daarvoor het bewijs.
Zoals u zelf kunt vaststellen gaat om een afbeelding van het boekwinkeltje van Hendrik Daniël Pfann (1889-1957) in de Amsterdamse Oudemanhuispoort.
De oudste kaart, van begin jaren ’50 van de vorige eeuw, toont de eigenaar voor de deur in gesprek met twee studenten van de Universiteit van Amsterdam op de fiets.
Zijn winkeltje - gestart in 1924 - droeg de naam: “In 't Oude Boeckhuys“, maar om te stellen dat Pieck dan toch in ieder geval de naam fantaseerde vind ik iets te kort door de bocht.
De familie Pfann bezat namelijk nog een hele keten van boeken ramsj winkels onder de naam “De boekenwurm”.
Eerder dus een bewust grapje van Pieck, dan pure fantasie. Dat geldt ook voor de Joodse boekhandelaar (met keppeltje) die hij op zijn kaart in de deuropening van het winkeltje tekende. Pfann was religieus (zelfs heilsoldaat geweest), maar een uitzondering in ‘de poort’ waar de boekhandel van oudsher (en zeker tot aan de Tweede Wereldoorlog) gedomineerd werd door Joodse kooplieden.


De wervende tekst op het uithangbord, eerst nog met krijt later in de jaren ’60 gedrukt, illustreert goed de herinneringen van een andere antiquaar aan ‘de poort’ in 2002.
De jaren zestig en zeventig waren gouden tijden. Daarna is de markt volledig ingezakt. De handel in studie- en schoolboeken, die vroeger zo lucratief was, is verleden tijd. Vroeger werd eindeloos lang dezelfde drukgang gebruikt, tegenwoordig zijn er om de haverklap nieuwe drukken. Bovendien, het kopieerapparaat zorgt wel voor ‘readers’. Mensen zijn ook niet meer zo geïnteresseerd in oude boeken”.

Het citaat komt uit het boekje van J. Vis: “De poort. De Oudemanhuispoort en haar gebruikers 1602-2002” dat ik iedere boekenliefhebber kan aanraden en voor een paar euro antiquarisch goed verkrijgbaar is.
De hier afgebeelde ansichtkaarten zult u daarin niet aantreffen (en ook niet in de doorgaans goed gesorteerde beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam). Beschouw ze maar als kleine hommage aan de legendarische boekenfamilie Pfann in ‘de poort’, of zo u wilt als kerstgroet van mij.

Ik wens u allen prettige feestdagen en een voorspoedig en bibliofiel 2011.

donderdag 16 december 2010

Vertel Muze, vertel...


"We certainly do not try to write medieval French history from the ‘Song of Roland’, or medieval German history from the ‘Nibelungenlied’. Why should we make an exception of Homer’s Trojan War?".

Aldus de historicus sir M.I. Finley (1912-1986), in zijn essay “Lost. The Trojan War". Finley schreef een hele reeks goed leesbare boeken over de Griekse oudheid waarvan ik er diverse heb verslonden.
Mijn belangstelling voor zijn boeken, Troje en de Griekse oudheid hield ik over aan mijn reizen door Griekenland, als geschiedenisstudent, begin jaren tachtig van de vorige eeuw.
Twee achtereenvolgende zomervakanties trok ik met vriendin, rugzak, retsina, olijven en feta langs de meest bekende archeologische plaatsen over de Peloponnesos (en Kreta). Vooral Mycene met haar cyclopische muren en beroemde leeuwenpoort maakte grote indruk. De duistere Griekse bronstijd (van ca. 2700 tot 1100 voor Christus), de tijd der helden, is mij sindsdien blijven boeien.
Op elke plek was wel een museum of toeristisch informatiepunt, waar fraaie fotogidsen werden verkocht en deze bevinden zich nog steeds in mijn collectie. Ook kocht ik destijds in Athene het lijvige boekwerk “The Greek Museums” (Athene, 1975). Natuurlijk wel de dag voor de terugreis, want een gesjouw was het wel met een rugzak die van 20 naar ruim 25 kilo groeide en waarin de souvenirs zich ophoopten boven een groeiende stapel vuil wasgoed.


Het citaat van Finley over de Trojaanse oorlog draait om zijn constatering dat er zo weinig feitelijke grond is, laat staan archeologisch bewijs, voor de gebeurtenis die Homerus beschreef. Diens Ilias en Odyssee moeten volgens Finley vooral worden beschouwd als een literair heldenepos, niet meer en niet minder. Dat mag dan zo zijn, feit blijft dat juist het geloof in een historische werkelijkheid er voor zorgde dat Heinrich Schliemann (1822-1890), de Turkse heuvel Hissarlik nabij de Bosporus in 1873 identificeerde als het legendarische Troje (Ilios).
Schliemann’s opgravingen behoren tot de beroemdste uit de geschiedenis van de archeologie.
Beroemd om wat hij vond, want de manier waarop hij te werk ging was allesbehalve archeologisch. Zo werden ‘rücksichtslos’ alle bewoningslagen (waaronder de Romeinse en laat Griekse) die volgens Schliemann niet interessant waren of niet pasten in het verhaal van Homerus verwijderd. Tevreden was hij pas toen hij de resten vond van cyclopisch muurwerk en niet veel later een grote hoeveelheid gouden en zilveren voorwerpen. Aan wie anders dan aan de legendarische Trojaanse vorst Priamus kon deze rijkdom hebben toebehoord?
Schliemann mag dan vele fouten hebben gemaakt daar staat tegenover dat hij ook opzienbarende vondsten deed. Maar weinig archeologen twijfelen er tegenwoordig nog aan of de stad die hij opgroef is het Troje uit het verhaal van Homerus. Daarentegen gelooft er geen één dat de stad door de Grieken tien jaar werd belegerd omwille van een ontvoerde prinses!


Schliemann heeft veel gepubliceerd over zijn opgravingen in en om Troje. Kostbaar en antiquarisch onvindbaar is zijn eerste grote uitgave: “Atlas trojanischer Alterthümer. Photographische Abbildungen zu dem Bericht über die Ausgrabungen in Troja von Dr. Heinrich Schliemann. 218 photographirte Tafeln mit erklärendem Text” (Leipzig, 1874).
De kwaliteit van de grote foto’s was wisselend en Schliemann was zo ontevreden dat hij voor zijn volgende uitgaven weer houtgravures liet maken naar fotovoorbeelden. Een jaar later publiceerde hij de eerste van drie boeken over zijn Trojaanse avontuur.
Deze verscheen, net als de volgende twee, in verschillende edities in Engeland, Duitsland, Frankrijk en Amerika. Toen ik een paar jaar geleden op zoek ging naar Schliemann’s boeken over Troje besloot ik te gaan voor de Engelse uitgaven.
Deze verschenen bij de bekende Londense uitgever John Murray, die ook het werk van Charles Darwin uitgaf. In volgorde van verschijningsjaar zijn het:


1875. “Troy and its Remains: A narrative of researches and discoveries made on the site of Ilium, and in the Trojan Plain”. Het boek bevat 500 afbeeldingen van opgegraven objecten naast verschillende kaarten en plattegronden.

1880. “Ilios. The city and country of the Trojans: the results of researches and discoveries on the site of Troy and throughout the Troad in years 1871-72-73-78-79. Including an autobiography of the author”. Deze prachtuitgave bevat kaarten, plattegronden en maarliefst 1800 illustraties van vooral vondsten. Veel daarvan waren al eerder gepubliceerd in zijn “Troy and its Remains”.

1884.”Troja. Results of the latest researches and discoveries on the site of Homer’s Troy and in the heroic tumuli and other sites, made in the year 1882”.
Hierin zitten ‘slechts’ 150 afbeeldingen en een paar plattegronden.


In antiquarisch Nederland worden deze uitgaven vrijwel niet aangeboden, dus ik zocht en vond mijn exemplaren in Engeland en Amerika. Over het algemeen ging de verzending zonder problemen al heeft de douane één keer een pakket opengemaakt en moest ik invoerrechten betalen. Dat laatste vond ik overigens minder erg dan de gedachte aan een onbekende die weinig respectvol aan mijn kostbare boek had gezeten.
Vervolgens heb ik enige tijd gezocht naar de uitgave van Hubert Schmidt: “Heinrich Schliemann’s sammlung trojanischer Altertümer. Beschrieben von Hubert Schmidt” (Königliche Museen zu Berlin. Herausgegeben von der General-Verwaltung, Berlin 1902). Dit was de eerste uitvoerige vondstcatalogus met een beschrijving van bijna 10.000 objecten (1176 afbeeldingen) die Schliemann had opgegraven tijdens zijn Troje campagnes en in 1881 aan de stad Berlijn schonk.


Bijna zestig jaar lang lag deze archeologische topattracties in Berlijn tentoongesteld. Door de dreigende oorlog belandde de collectie, inclusief de ‘schat van Priamus’, in 1937 in een reusachtige 'Flakturm'-bunker bij de Berlijnse Zoo. Na de oorlog was de in kratten verpakte collectie verdwenen. De Russische autoriteiten ontkenden het bezit ervan en het Westen verkeerde lange tijd in de veronderstelling dat de beroemde collectie verloren was gegaan.
Alleen foto's en de uitgebreide documentatie van Schmidt waren over. Diens catalogus werd zo een belangrijke bron voor wetenschappelijk onderzoek naar de vondsten en de geschiedenis van Troje. Tot 1991...


Toen maakten de Russische kunsthistorici Grigorii Kozlov en Konstantin Akinsha bekend dat zij de beroemde collectie, in hun originele kratten, hadden teruggevonden in de kelders van het Poesjkin museum in Moskou. Pas twee jaar later bevestigden ook de Russische autoriteiten de vondst en sinds april 1996 worden enkele honderden objecten daar weer tentoongesteld.
Misschien ga ik er nog eens kijken, maar dan zonder rugzak.

donderdag 9 december 2010

Black Pearl


Beroemd, geprezen, niet in de handel en één van de topstukken van het Haagse Museum (huis van het boek) Meermanno. Het icoon van modern Nederlands grafisch design. Een typografische sensatie. Een druktechnisch hoogstandje met zelden vertoonde vondsten. Het duurste jubileumboek dat ooit is verschenen. Vijf jaar werk, totale kosten 1.3 miljoen euro. Drie maanden fulltime werk voor een drukkerij. Gedrukt op speciaal bankbiljetten papier dat eeuwen houdbaar blijft (katoen als basis zodat er geen bomen voor gerooid hoefden te worden). Drie en halve kilo zwaar, elf centimeter dik, tweeduizend honderd zesendertig ongenummerde pagina’s (want ‘het boek moest een reis worden, niet een naslagwerk’). Een stalen rug en acht leeslinten. Totale oplage 4.000 stuks in het Nederlands met witte band, 500 stuks in het Chinees met zwarte band. Universiteiten en bibliotheken stonden er voor in de rij maar kregen het boek niet. Het grootste deel wordt bewaard in een kluis.

Een boek uitgegeven in 1996, overladen met superlatieven, wat kan ik daaraan nog toevoegen?

Alleen dit.

Vanaf vandaag eet ik voorlopig droog brood… Want ik ga ‘op reis’ met mijn eigen SHV-jubileumboek. Niet de Nederlandse witte editie, oh nee….de zwarte, de zeldzamere Chinese. Bladzijde voor bladzijde, eindeloos bladeren, verwonderen, bewonderen en genieten van mijn ‘Black Pearl’.

vrijdag 3 december 2010

Tentoonstellingscatalogi


Tentoonstellingscatalogi heb je in allerlei soorten en maten. Elke bibliofiel heeft er wel een paar in zijn collectie staan. Slechts enkele hebben eeuwigheidswaarde, bereiken een cultstatus of zijn om wat voor reden dan ook kostbaar.
Het gros, zeker wat je tegenwoordig tegenkomt in de museumwinkel, is goedkope massaproductie. Soms is bij het verschijnen al voelbaar dat het iets bijzonders is/wordt. Neem bijvoorbeeld de gesigneerde mini overzichtscatalogus die afgelopen juni verscheen bij de tentoonstelling van het werk van Irma Boom in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Onlangs kwam ik op Marktplaats al een gesigneerd exemplaar tegen dat bij opbod werd verkocht (laatste bod € 25,- euro).

Anderen zijn al wat ouder maar desondanks nog goed verkrijgbaar en betaalbaar zoals de klassieker: “Printing and the mind of man. Catalogue of the exhibitions at the British Museum and at Earls Court, London 16-27 july 1963”. In 1967 en 1983 verschenen herziene uitgaven, in boekvorm, die overigens heel wat duurder zijn.
Nog zo’n voorbeeld is de catalogus die verscheen in 1973 bij de tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek Albert I in Brussel: “De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden”. Als liefhebber van boeken over boeken is een exemplaar in eigen bezit toch niet meer dan logisch?
Enkele catalogi zijn kostbaar geworden.
Zo ben ik een groot bewonderaar van Hendrik Nicolaas Werkman (1882-1945) en kom regelmatig drukwerk druksels van hem tegen op beurzen en veilingen.
Als liefhebber wil je dan natuurlijk een exemplaar hebben van: “Hot Printing. Catalogus van druksels en voorlopige catalogi van gebruiksdrukwerk. Litho's, etsen, houtsneden, tiksels en schilderijen van Hendrik Nicolaas Werkman” (Amsterdam, 1963). Prijzen voor deze uitgave variëren nu zo tussen de € 120,- en € 175,- euro. Toen mij een mooi exemplaar voor € 60,- euro werd aangeboden heb ik niet lang geaarzeld!


De oudste tentoonstellingscatalogi in mijn collectie zijn van 1876.
In de zomer van dat jaar, een jaar na het 600-jarig jubileum van de stad Amsterdam, werd in de zalen van het Amsterdamse Oudemannenhuis (thans gebouwen van de Universiteit van Amsterdam) een Historische Tentoonstelling gehouden. Het was een belangrijke en groots opgezette manifestatie die veel tot dan toe verborgen voorwerpen van kunst en kunstnijverheid in openbaarheid bracht en waarvan velen vroeger of later in openbare collecties zijn terechtgekomen. De expositie zou tevens leiden tot de oprichting van het Amsterdams Historisch Museum, dat in 1925 zijn poorten opende in de Waag (de Middeleeuwse Sint Anthoniespoort).


Er verschenen in 1876 feitelijk twee catalogi, die nu schaars zijn en zelden compleet worden aangeboden in het antiquarisch circuit. De ene is een vrij droge opsomming zonder illustraties van de bijna 4.500 getoonde objecten met een korte beschrijving en vermelding van de eigenaar (264 blz. inclusief register). Hierbij hoort een bijlage ‘nagekomen en nader beschreven bijdragen’ (35 blz. exclusief register). Het belang van deze uitgave is dat vele in particulier bezit zijnde historische objecten hierin voor het eerst werden gesignaleerd. Als het gaat om de herkomst (‘provenance’) van museale (veiling)stukken wordt nogal eens naar deze tentoonstellingscatalogus verwezen.


De ander is van D.C. Meijer jr. en draagt de titel: “Wandeling door de zalen der Historische Tentoonstelling van Amsterdam” (Amsterdam, 1876). Deze catalogus voert de bezoeker op verhalende wijze door de thematisch ingerichte zalen waarbij een aantal hoogtepunten wordt beschreven.
De uitgave is opmerkelijk vanwege zijn tien originele ‘photographiën’ van kunstobjecten gemaakt door Pieter Oosterhuis (1816-1885). Niets is thans zo gewoon als een fraaie en uitbundig geïllustreerde fotocatalogus maar in 1876 was het gebruik van originele foto’s als boekillustratie nog maar twintig jaar oud. De foto’s werden zoals in dit geval tussen de desbetreffende pagina’s ingeplakt en in het ‘bericht voor den binder’ treffen we daarom behalve de aanwijzing voor de ‘plaatsing der platen’ ook een aanwijzing aan voor de ‘plaatsing der photographiën’. Hierin zou pas verandering komen met de introductie van een nieuwe druktechniek in de jaren tachtig van deze eeuw; de autotype. Deze maakte het mogelijk foto’s gelijk met het letterzetsel in dezelfde drukgang af te drukken.


Mijn tot dusver laatste catalogus kocht ik een paar weken geleden toen ik de Philipsvleugel van het Rijksmuseum bezocht. "De meesterwerken gids” (Amsterdam, 2009) is een toeristisch massaproduct voor een klein prijsje (€ 7,50 euro) en een typisch voorbeeld van een hedendaagse museumcatalogus: handzaam voormaat, kleurrijk en uitbundig geïllustreerd, meertalig en niet te veel droge tekst.
À propos... Eén van de getoonde objecten is het marmeren borstbeeld van de Amsterdamse burgemeester Andries de Graeff (1611-1678) door de beroemde beeldhouwer Artus Quellinus (1609-1668). Het is catalogusnummer 420 in de Historische Tentoonstelling van 1876 en één van de ‘photographiën’ in het boek van Meijer.