Tabbladen

maandag 10 oktober 2011

Noodzakelijk wereldhaten

Regelmatig kijk ik in de boeken-
kraam van Marieke Lont op de Amsterdamse Spui boekenmarkt. Marieke behoort tot de handelaren die zich hebben gespecialiseerd in een specifiek boekgenre dat niet direct mijn belangstelling heeft; in dit geval kinderboeken. Desondanks bekijk ik ook haar aanbod want je weet immers nooit…

Geheel onverwachts trof ik daar laatst een stapeltje pamfletjes, almanakken en ander oud drukwerk aan waaruit ik een curieus zeventiende eeuws literair werkje viste in een eenvoudig papieren omslag.
Wat mij onmiddellijk opviel was het formaat en de typografie.
Papier was in de zeventiende eeuw duur (de voornaamste kostenfactor bij de boekproductie) en vrij veel drukwerk uit die tijd bestaat dan ook uit kleine formaatjes, vaak ook gedrukt in een ouderwets zwaar gotisch lettertype. Deze uitgave - groot kwarto formaat - met zijn allegorische titelprent en zijn romeins/romeins cursief lettertype straalde een zekere luxe uit.
Maar er was meer dat mij intrigeerde, zoals die vreemde titel: “Noodsakelyck wereld-haten op de woorden Christi.” (Amsterdam, 1634), de fraaie gebruikte ‘head- en tailpieces’ die mij zo bekend voorkwamen, het geschreven ex-libris en ‘last but not least’ de auteur die niet op de titelpagina maar pas aan het eind, op pagina zestig, tekent met ‘J. Krul’. Voor maar vijfentwintig euro dorst ik het avontuur wel aan!

Thuisgekomen begon het grote feest! Lekker uitpluizen en snuffelen in mijn bibliotheek en op internet. Eerst de Short Title Catalogue Netherlands (STCN) geraadpleegd.
De uitgave bleek goed vertegenwoordigd in openbare collecties. Zo beschikt Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam over maarliefst vijf exemplaren en de Koninklijke Bibliotheek heeft er drie.
Niet zo verwonderlijk.
De overlevingskansen van dergelijk luxe drukwerk door de eeuwen heen waren altijd al groter dan die van eenvoudig populair drukwerk, zoals bijvoorbeeld almanakken.

De Nederlandse rooms-katholieke auteur Jan Hermansz. Krul (ca. 1602-1646) kende ik nog niet. Krul moet een kleurige veelzijdige persoonlijkheid zijn geweest. Lieddichter, toneelschrijver, ijzer- en boekhandelaar (!) en ook nog eens in 1633 geportretteerd door niemand minder dan Rembrandt.
Op de titelpagina staat in een leesbaar handschrift: “Ex. Libris P.J. Versturme-Roegiers”.
Dit moet de Gentse kunstverzamelaar en bibliofiel Pierre Joseph Versturme-Roegiers (1777-1846) zijn. Waarom deze boekenliefhebber de ene keer zijn boeken voorzag van een dergelijk handgeschreven eigendomskenmerk en de andere keer gebruik maakte van zijn gedrukte heraldisch ex-libris (zoals we dat terugvinden in een laatmiddeleeuws getijdenboek uit zijn collectie dat thans berust in de British Library) is mij onduidelijk.

Dan de fraaie gebruikte ‘head- en tailpieces’, die bijdragen aan de luxe uitstraling van deze uitgave. Ze kwamen me bekend voor en al gauw vond ik ze terug in diverse andere contemporaine uitgaven zoals J. de Beka’s: “De episcopis Ultraiectinis” (Utrecht, 1642/1643).
Maar ook, zoals de afbeelding geheel onderaan laat zien, onder elkaar als een enkel ‘tailpiece’, in P.C. Hooft’s “Neederlandsche Histoorien” (Amsterdam, 1642) en Chr. Schotanus a Sterringa’s “De Geschiedenissen Kerckelyck ende Wereldtlyck van Friesland Oost ende West” (Franeker, 1658). Drukkersgereedschap al dan niet geleend, gekocht, geërfd of anderszins overgenomen zwierf wel vaker rond.

Krul’s “Noodsakelyck wereld-haten op de woorden Christi.” blijkt te zijn uitgegeven in een verzamelwerk: “Eerlycke tytkorting bestaende in verscheyde rymen” (Amsterdam, 1634) dat uit elf afzonderlijke publicaties bestaat, ieder met zijn eigen titelblad en paginering. Op de titelpagina van deze verzameluitgave staat zijn naam wel vermeldt, op de afzonderlijke titelpagina’s dus niet.
Een wat eigenaardige constructie; was er een intentie om de delen ook afzonderlijk uit te gegeven?
De boekdrukker is Pieter Jansz. Slyp die veel werk van Krul heeft gedrukt.
Zijn bedrijf was gevestigd "op de Nieuwe-zijdsachter Borch-wal, in de Goude Knoop". Grappig; want thans is dit de Spuistraat, die aan de zuidzijde eindigt op het Spui, de plek waar ik dit drukwerkje – na bijna vier eeuwen en vermoedelijke vele omzwervingen - kocht.

Krul heeft veel zorg besteed aan zijn werk. Dat blijkt naast de vormgeving ook uit de diverse kanttekeningen in de tekst uit de Bijbel en Kerkvaders.
De uitgave bestaat uit verschillende onderdelen. Een “In-leydingh” (blz. 1-6), vervolgens een “Corte vraegh, ende antwoort over de plaghen Godes, in dese eeuwe tot ons” (blz. 7/8) dan het “Noodsakelyck wereld-haten op de woorden Christi.” (9-37) en tot slot een “Noodsakelyck vermaeningh” (38-60).
Het gehele werk is doortrokken van Krul’s lijfspreuk “Gedenck te sterven”.
Anders dan bijvoorbeeld tijdgenoot Joost van den Vondel schreef Krul nadrukkelijk voor "'t ghemeene volck". Veel verbeeldingskracht heeft men dan ook niet nodig bij zijn opmerkelijke niet mis te verstane en onverbloemde dichttrant. In dit geval over alle wereldse ondeugden en verleidelijkheden, zoals ijdelheid:

Wat baet het sneeu-wit vel, verciert met bloosde kaecken?
Wat baet dan schoonheyts-lof, daer men veel moet op draeght?
Ken’t schoon, van schoonheyts-lof, met glory yets vermaecken
Als van ’t geworremt ons het vleesch werd af-geknaeght?”


De onbezonnen jeugd:

"Nu koom ick eens tot die, die gaerne hare Ieught
Gebruycken in de lust van Wereldlijcke vreught,
Al waer dat men den buyck ghelijck een Afgod eeren,
Met lecker spijs of dranck, wellustigh banqueteeren:"


En natuurlijk vrouwen:

“Geen Mensch begrijpen ken de list der geyler Vrouwen,
Die zy (in schijn van heyl) verborghen keunen houwen.”


Praalzucht, rijkdom, overvloed, wellust, drank en andere wereldse zaken. Ze leiden af van de weg die leidt naar Gods genade en dus dichtte Krul:

“Leert (ô Mensch!) ’t noodsaeck’lijck haten,
Werelds-lusten te verlaten.
’t Vyer van u begeerten blust,
Leert, ey! Leert begeerte sterven
En het vleesch zijn wellust derven
Dat in sachte pluymen rust.”


4 opmerkingen: