Voorafgaande aan mijn bezoek bezocht ik de naastgelegen vrijdagse boekenmarkt met een opmerkelijk resultaat maar ook desastreuse financiële gevolgen!
Ik vond daar namelijk - hoe toepasselijk! - een mooi exemplaar in halfleer van de allereerste "Geschiedenis der Joden in Nederland" (Utrecht, 1843), geschreven door mr. H.J. Koenen (1809-1874) die er in 1842 de gouden ereprijs van het Provinciaal Utrechts Genootschap mee verdiende. Een destijds duur maar baanbrekend boek waarvan zelfs een verkorte Duitse versie verscheen!
Net als u, kan ik mijn geld maar één keer uitgeven en de keuze tussen Alfa en Omega viel al gauw op de eerste.
Nieuwe boeken hebben over het algemeen de gewoonte snel goedkoper te worden en ik twijfelde er daarom geen moment aan dat ik mijn Omega binnen afzienbare tijd tegen het lijf zou lopen en vermoedelijk voor een (meer) aangename prijs. Mijn begeerte werd daarmee weliswaar op de proef gesteld maar in de tussentijd kon ik mooi mijn nieuwe aanwinst van A tot Z lezen. Daarmee was ik al geruime tijd klaar toen ik op Marktplaats een exemplaar van de jongste uitgave aantrof dat voor een luttele vijfentwintig euro naar mijn bibliotheek verhuisde. Kijk! Zo doe je dat...
De geschiedenis van de Joden in Nederland met name in Amsterdam heeft altijd mijn speciale belangstelling gehad. Ik ben vooral gespitst op boeken en brochures gepubliceerd vóór de Tweede Wereldoorlog.
Een uitgever die op dat gebied het een en ander heeft laten verschijnen is Menno Hertzberger (1897-1982). Elke antiquaar en bibliofiel kent hem natuurlijk wel en nog maar enkele jaren geleden verschenen zijn schetsmatige herinneringen onder de titel: "Boeken, veel boeken - en mensen" (Amsterdam, 2009).
Ik vond van hem wat oude uitgeversreclame die ik aantrof achterin een brochure getiteld: "Bibliographie en Historie. Bijdrage tot de geschiedenis der eerste Sephardim in Amsterdam" (Amsterdam, 1927), geschreven door S. Seeligmann en verschenen bij Hertzberger.
In het reclamelijstje met "eenige onzer uitgaven op Joodsch gebied" staan verschillende boekjes die ik bezit, zoals dat van J.S. da Silva Rosa: "Geschiedenis der Portugeesche Joden te Amsterdam 1593-1925" (Amsterdam, 1925), met het ex-libris van A.A.L. Vié en blijkens een inscriptie in 1932 geschonken aan mr. J.A. van Sonsbeeck.
Een bijzonder boekje dat in deze lijst voorkomt verdient wat extra aandacht.
Het werd geschreven door de volksrebbe van het Amsterdamse Joden-getto, dr. Meijer de Hond (1882-1943).
Zijn “Kiekjes” (I. Jodenbreestraat Waterlooplein. Amsterdam 1926), gebonden in een beige linnen band met titelopdruk en uitgeversvignet bevat geen foto’s, al zou je dat wellicht wel verwachten met zo’n titel.
Een vervolg (“Kiekjes” deel II) staat verderop op hetzelfde lijstje en zou blijkbaar in 1927 verschijnen, maar om onduidelijke heeft een tweede deel nimmer het licht gezien.
In de Telegraaf van 26 oktober 1926 verscheen een korte recensie van 'mr. I.P.' over de juist verschenen "Kiekjes" die in een nutshell de kern raakt van de lof en kritiek die het boekje kreeg.
"Met groote liefde heeft ook Dr. de Hond zijn volksgenooten lief. Hij, de bekende Amsterdamsche arme lui's-rabbi en behoeder van De Joodsche Invalide.
Zijn kiektoestel heeft De Hond op het welige en woelige Amsterdamsche Ghetto gericht, en een rijke verzameling kiekjes heeft hij daar aangelegd. Met Perets (I.L. Peretz, 1852-1915) heeft hij gemeen de toegewijde liefde, de vereering voor den arme van goed en geest voor den Chassiedisch-geloovige. Maar De Hond is waarlijk verliefd in zijn Ghetto. Daar alleen kan en wil hij ademen, werken, juichend leven. Daar stond zijn wieg, staat zijn huis, zijn werk, zijn doodsbed, en moet die van zijn kinderen en kindskinderen blijven staan. Dat is De Hond's ideologie en in zijn hart veracht en verwenscht hij elk Jodendom buiten dit Ghetto.
Perets is critisch, De Hond critiekloos. Hij gaat geheel in zijn aangebeden sujetten op. De Hond's liefde is rijk en uitbundig. Dat maakt z'n boek zoo'n groot genot te lezen - maar menig lezer zal ten leste toch in opstand komen tegen die overdreven verheerlijking van zooveel onbenullige menschen. Intusschen: het Amsterdamsche Ghetto heeft een genre-schilder in De Hond gevonden, zooals het toch tot nog toe niet bezeten heeft".
Geen foto’s dus maar 45 korte verhaaltjes (17 spelen zich af in en om de Jodenbreestraat en 28 op en rond het Waterlooplein). Stuk voor stuk momentopnamen; kiekjes van het dagelijks leven toen.
“Of al mijn opnamen uit de werkelijkheid zijn? Ja! Uit de bestaande werkelijkheid? Neen! Uit wat eens bestond. Het zijn typen waarvan de meesten nu in het rijk der gedachtenis zijn”, schreef De Hond.
Achterin zit een ‘verklarende woordenlijst’, want Meijer doorspekte zijn petites-histoires met tal van Jiddische woorden die toen behoorden tot het normale repertoire in het Amsterdamse getto maar ook nog ver daarbuiten door menig Mokummer werden begrepen.
“Het Amsterdamsche Ghetto is de moederschoot van het Nederlandsche Jodendom”, schreef Meijer, “Wie in West-Europa het oer-licht van de Joodsche ziel wil opvangen, moet het Amsterdamsche ghetto binnengaan”.
“Of al mijn opnamen uit de werkelijkheid zijn? Ja! Uit de bestaande werkelijkheid? Neen! Uit wat eens bestond. Het zijn typen waarvan de meesten nu in het rijk der gedachtenis zijn”, schreef De Hond.
Achterin zit een ‘verklarende woordenlijst’, want Meijer doorspekte zijn petites-histoires met tal van Jiddische woorden die toen behoorden tot het normale repertoire in het Amsterdamse getto maar ook nog ver daarbuiten door menig Mokummer werden begrepen.
“Het Amsterdamsche Ghetto is de moederschoot van het Nederlandsche Jodendom”, schreef Meijer, “Wie in West-Europa het oer-licht van de Joodsche ziel wil opvangen, moet het Amsterdamsche ghetto binnengaan”.
Vele tienduizenden Joden leefden, woonden en werkten er.
De dagelijkse werkelijkheid daar was een stuk minder romantisch dan De Hond beschreef. Talrijke gezinnen, jong en oud, woonden in kelder- of krotwoningen, vaak in donkere vochtige stegen, waar het grauwe wasgoed van gevel tot gevel hing, en het verschrikkelijk kon stinken. Men leefde in of op de rand van diepe armoede. In de talrijke vuilnishopen speelden kinderen. Loslopende honden, katten en ratten zochten er naar etensrestanten. Overdag vulden de straten zich met een druk gekrioel. Handelend, schreeuwend en bedelend volk, op weg naar huis, de sjoel of werk.
“Uitzoeke maar!
Zoo je maar biedt!!
Als ik maar cente zie!!
Zoo krom ken je niet bieje!!
Kijk uit je oogen, dan raak je niet bedroge!!
Rommele maar, rommele maar, rommele maar!!
Je mot ze maar proeve!!
’t Binne de laatste!!
Weg d’r mee!!”
Men wist niet beter of het zou altijd zo blijven…
Het Waterlooplein anno 2017.
Het plat-Amsterdamse straatgeroep heeft plaatsgemaakt voor het Engels van toeristen op zoek naar het Rembrandthuis. De sfeer wordt bepaald door winkelketens, in de Jodenbreestraat, de rommelmarkt op het Waterlooplein en de megalomane bebouwing van het Amsterdamse stadhuis, de Stopera.
Het Amsterdamse getto is weg, haar voormalige inwoners opgeslokt door de Duitse concentratiekampen en de oude bebouwing geheel (Vlooienburg) of grotendeels gesloopt.
Slechts enkele gebouwen zoals de Portugese Synagoge met zijn beroemde bibliotheek Ets Haim getuigen nog van een roemrijk Joods verleden alsmede vergeelde afbeeldingen en stemmen van ver weg op papier.
Stemmen zoals die van Meijer de Hond die in september 1942 zestig werd en het jaar daarop in juli met zijn vrouw en kinderen vanuit kamp Westerbork op transport ging naar de Duitse vernietigingskampen. Na drie dagen bereikte hij zijn dodelijke eindbestemming, Sobibór (Polen), ver van zijn geliefde Mokumse getto.
Zijn ‘Kiekjes’ ligt hier open voor me.
“Of ze bekeken zullen worden? Door hen, die het ghetto niet vergeten willen met liefde. Door hen, die het willen leeren kennen, met nieuwsgierigheid. En als de laatsten meer zullen zijn dan de eerste, dan zullen zij, die zich voor hun ghetto schamen, ze ook weer gaan bekijken, met spijt over zichzelf en naar ik hoop met… bekeering!”.
Ik lees en herlees.
Vaak uit nieuwsgierigheid, soms met schaamte, soms met spijt maar altijd met… liefde.
De dagelijkse werkelijkheid daar was een stuk minder romantisch dan De Hond beschreef. Talrijke gezinnen, jong en oud, woonden in kelder- of krotwoningen, vaak in donkere vochtige stegen, waar het grauwe wasgoed van gevel tot gevel hing, en het verschrikkelijk kon stinken. Men leefde in of op de rand van diepe armoede. In de talrijke vuilnishopen speelden kinderen. Loslopende honden, katten en ratten zochten er naar etensrestanten. Overdag vulden de straten zich met een druk gekrioel. Handelend, schreeuwend en bedelend volk, op weg naar huis, de sjoel of werk.
“Uitzoeke maar!
Zoo je maar biedt!!
Als ik maar cente zie!!
Zoo krom ken je niet bieje!!
Kijk uit je oogen, dan raak je niet bedroge!!
Rommele maar, rommele maar, rommele maar!!
Je mot ze maar proeve!!
’t Binne de laatste!!
Weg d’r mee!!”
Men wist niet beter of het zou altijd zo blijven…
Het Waterlooplein anno 2017.
Het plat-Amsterdamse straatgeroep heeft plaatsgemaakt voor het Engels van toeristen op zoek naar het Rembrandthuis. De sfeer wordt bepaald door winkelketens, in de Jodenbreestraat, de rommelmarkt op het Waterlooplein en de megalomane bebouwing van het Amsterdamse stadhuis, de Stopera.
Het Amsterdamse getto is weg, haar voormalige inwoners opgeslokt door de Duitse concentratiekampen en de oude bebouwing geheel (Vlooienburg) of grotendeels gesloopt.
Slechts enkele gebouwen zoals de Portugese Synagoge met zijn beroemde bibliotheek Ets Haim getuigen nog van een roemrijk Joods verleden alsmede vergeelde afbeeldingen en stemmen van ver weg op papier.
Stemmen zoals die van Meijer de Hond die in september 1942 zestig werd en het jaar daarop in juli met zijn vrouw en kinderen vanuit kamp Westerbork op transport ging naar de Duitse vernietigingskampen. Na drie dagen bereikte hij zijn dodelijke eindbestemming, Sobibór (Polen), ver van zijn geliefde Mokumse getto.
Zijn ‘Kiekjes’ ligt hier open voor me.
“Of ze bekeken zullen worden? Door hen, die het ghetto niet vergeten willen met liefde. Door hen, die het willen leeren kennen, met nieuwsgierigheid. En als de laatsten meer zullen zijn dan de eerste, dan zullen zij, die zich voor hun ghetto schamen, ze ook weer gaan bekijken, met spijt over zichzelf en naar ik hoop met… bekeering!”.
Ik lees en herlees.
Vaak uit nieuwsgierigheid, soms met schaamte, soms met spijt maar altijd met… liefde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten