Tabbladen

woensdag 14 augustus 2019

De vergeten stadshistoricus


De geschiedenis van Amsterdam is al verschillende malen beschreven. De laatste chronologische 'up-to-date' stadsbeschrijving (in vijf delen) verscheen tussen 2004 en 2007 bij uitgeverij SUN in Amsterdam en was het werk van een collectief van specialisten.
In het eerste deel van deze serie wordt in een inleidend hoofdstuk, "Op de schouders van reuzen", een kort overzicht gegeven van de eerder verschenen stadsgeschiedenissen en hun auteurs. Dat waren van de eerste (J.I. Pontanus) in de zeventiende eeuw tot de laatste (Brugmans) in de twintigste eeuw, nog allemaal uitgaven die door één auteur tot stand waren gekomen. Voor wat betreft de negentiende eeuw wordt mijn boekenplankheld Jan ter Gouw (1814-1894) genoemd. Zijn geschiedschrijving, zeven delen plus een registerdeel, bleef helaas onvoltooid. Van de zeven tijdvakken die hij onderscheidde in de geschiedenis van Amsterdam beschreef hij alleen de eerste drie: I. 'De Amsterdamsche oudheid, van de 12de eeuw tot 1350', II. 'Het Ontwikkelingstijdperk, van 1350 tot 1555' en III. 'De Spaansche tijd, van 1555 tot 1578'.


Er is echter nog een andere negentiende eeuwse geschiedenis van Amsterdam geschreven die, opmerkelijk genoeg, nooit wordt genoemd en vrijwel is vergeten. Ik heb het over de vierdelige serie van schoolmeester en toneelschrijver Cornelis van der Vijver (1784-1855): "Geschiedkundige beschrijving der stad Amsterdam sedert hare wording tot op den tegenwoordigen tijd..." (Amsterdam 1844-1848). Zijn geschiedenis van Amsterdam verscheen destijds in (37) afleveringen (van vijftig cent per stuk bij intekening). Van der Vijver schreef in zijn nawoord (deel IV) dat hij door de boekhandelaren (en uitgevers) 'Gebroeders Diederichs' was uitgenodigd om een beschrijving te geven van Amsterdam voor alle standen, met name zij "wier beroep geenszins medebrengt dagelijks te lezen, veelmin in oude boeken te snuffelen". Als eindpunt van zijn stadsbeschrijving koos hij 1840, het jaar waarin Willem II (1792-1849) de Nederlandse troon besteeg. Desondanks bevat het vierde deel nog een dertiende hoofdstuk; 'Anno 1840-1848', dat niet in de inhoudsopgave werd opgenomen.


Waarom is Van der Vijvers magnum opus zo in de vergetelheid geraakt en bij velen onbekend gebleven? Voornamelijk omdat Van der Vijver veel ontleende aan zijn directe voorganger Jan Wagenaar (1709-1773) en diens: "Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe" (Amsterdam, I. Tirion (vol. 1-2) / Yntema & Tieboel (vol. 3), 1760-1767). Hij was ook geen gepassioneerde archiefrat zoals zijn collega Jan ter Gouw. Nieuwe of verbeterde inzichten en spectaculaire ontdekkingen zijn niet aan hem toe te schrijven.
De grote kracht van Van der Vijvers stadsgeschiedenis ligt in zijn beschrijving van Amsterdam in het laatste decennium van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw.
Op het gebied van contemporaine geschiedenis had hij trouwens al eerder met succes gepubliceerd. Zijn smakelijk geschreven "Wandelingen in en om Amsterdam" (Amsterdam, 1829) bijvoorbeeld zit vol historische bijzonderheden, is nog altijd zeer gezocht en in complete staat (met alle afbeeldingen en acht bladzijden 'aanmerkingen, verbeteringen...' enz.) zeldzaam. Kortom; vooral in het vierde deel van zijn "Geschiedkundige beschrijving der stad Amsterdam", staan bijzonderheden die de lezer niet gauw ergens anders zal tegenkomen, zoals over de 'Amsterdamsche Tullefabriek' van W.H. Warnsink (deel IV, blz. 234/235) die slechts tien jaar bestond.


Zoals u in mijn aanwinstenlijstje over juli 2019 kunt zien (nr. 6) kocht ik onlangs via veilingsite Catawiki voor € 113,55 euro (inclusief veiling- en verzendkosten) Van der Vijvers vierdelige stadsbeschrijving. De uitgave bevat meer dan tachtig afbeeldingen (lithografieën) waarvan enkele zijn gemonogrammeerd 'JH' wat staat voor Johannes Hilverdink (1813-1902). Onder enkele staat een verwijzing naar de drukker; 'Steendr. van R. de Vries jr.'. Dit was Ruurt de Vries jr. (1813-1874) die tot Nederlands eerste steendrukkers behoorde en daarin werkzaam was vanaf ca. 1835.


Veel litho's zijn gekopieerd naar oudere (bekende) gravures maar enkele verrassen en springen er uit. Persoonlijk ben ik erg gecharmeerd van één van de oudste afbeeldingen van de pelikanenvijver in Artis (deel III, na blz. 134) die laat zien dat de bekende Amsterdamse dierentuin - in het eerste decennium van zijn bestaan - nog veel weg had van een kinderboerderij. Fraai vind ik voorts de strakke ontwerptekening door Carel Christiaan Antony Last (1808-1876) van 'Het huis van arrest en justitie' (deel IV, na blz. 540), het voormalige 'Huis van Bewaring I' aan de Weteringschans, naast de Leidse poort (waar thans Holland Casino) zit. Dit gebouw gold toen als een novum in de geschiedenis van het Nederlandse gevangeniswezen. Het was de eerste inrichting in ons land die was opgezet volgens het cellulaire systeem. Overigens kwam ik beide illustraties plus een aantal andere tegen als illustratiemateriaal in de laatst verschenen stadsgeschiedenis van uitgeverij SUN.


Mijn nieuwe aanwinst heeft ooit in de bibliotheek gestaan van de Utrechtse (maçonnieke) penningdeskundige W. Kreeft, wiens ex-libris het bevat. Daarnaast trof ik in het eerste deel een curiosum aan en wel de uitgeknipte voorzijde van de originele omslag van de 3de aflevering met op de achterzijde reclame van de uitgever. Die omslagen zijn natuurlijk geheel verdwenen met het inbinden tot afzonderlijke boekdelen.
Bij mijn weten is er destijds geen uitgeversband verschenen zodat de boeken tegenwoordig antiquarisch in verschillende banden worden aangeboden. Dat aanbod - zeker de complete serie - is overigens maar spaarzaam. Een groot probleem voor de bibliofiele liefhebber is de papierkwaliteit van deze uitgave. Papierverkleuring en 'foxing' zijn standaard aanwezig. Gelukkig heeft mijn set daar niet veel last van en zijn de litho's vrijwel allemaal schoon van smetten, mede omdat ze op een andere papiersoort zijn gedrukt.


Behalve het eerdergenoemde curiosum vond ik in het eerste deel ook een uitgeknipte kavelbeschrijving uit een veilingcatalogus van Van Gendt (Amsterdam, mei 1978). Daar werd toen kennelijk een ander exemplaar geveild, gebonden in halfleren banden. In pen staat de hamerprijs erbij; 775 gulden (exclusief veilingkosten). Daarnaast staat op het schutblad van het eerste deel met potlood geschreven: "Bij Meijer Elte, antiquaar in Den Haag, in deze uitvoering, in 1982 te koop voor ƒ 1475,-"! Omgerekend komt dat bedrag in koopkracht overeen met ruim dertienhonderd euro nu! Daarentegen is mijn aankoopbedrag bij Catawiki gelijk aan een kleine honderddertig gulden in 1982.
Voor dat bedrag had ik bij antiquaar Meijer Elte niet deze boeken maar bot gevangen...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten