Tabbladen

zaterdag 23 maart 2019

Ochtendbespiegelingen van Frederik de Grote


In 1766 verscheen een klein Franstalig boekje getiteld: “Les matinées du Roi de Prusse écrites par lui-même” (Berlin, 1766). De titelpagina vermeldde weliswaar geen officiële auteur maar de schrijver zou niemand minder zijn dan Frederik II (de Grote) van Pruisen (1712-1786).
De inhoud, waarover later meer, veroorzaakte de nodige beroering en er verschenen tot ver in de negentiende eeuw tal van herdrukken in verschillende talen, soms onder een andere titel zoals: “Soirées du roi de Prusse” en “l' Art de régner”.

Nog tijdens het leven van Frederik verschenen er minstens vijf verschillende edities die alle vrij schaars zijn. Sinds kort staat in mijn bibliotheek een exemplaar van "Les matinées du Roi de Prusse" (Berlin, MDCCLXXXIV [1784]). De uitgave (in duodecimo, 60 blz.) zit in een blauw contemporain kartonnen bandje. Op de versozijde van het titelblad bevindt zich een roodkleurig vierkant ex-libris, waaruit blijkt dat mijn nieuwe aanwinst ooit stond in de befaamde ‘Tetschner-Bibliothek’ van de graven van Thun-Hohenstein. Toen hun stamslot in 1933 werd ingericht als Tjechoslowaaks militair hoofdkwartier werd hun bibliotheek met enkele duizenden banden, in beslag genomen en verkocht. Eén van de opkopers was de later zeer bekende antiquaar H.P. Kraus (1907-1988).


Het oorspronkelijke handschrift (op papier, gemaakt in één van Frederik’s Oost-Pruisische papiermolens, met als watermerk de firmanaam ‘Neuendorf’ en de koninklijke adelaar) zou zich hebben bevonden tussen de familiepapieren van Eugen Freiherr von Massenbach (1817-1894). Was de auteur inderdaad Frederik de Grote?
Het lijkt onwaarschijnlijk en is nooit definitief vastgesteld en de werkelijke auteur is nog steeds een mysterie. In de loop der tijd zijn tal van andere kandidaten genoemd zoals graaf Ewald Friedrich von Herzberg (1725-1795), de Pruisische kapitein-ingenieur C. (Zacharie de Pazzi) De Bonneville (1710-1780) maar ook Voltaire (1694-1778).
Aangezien de laatste een ‘penvriend’ was van de Pruisische vorst mag het opmerkelijk heten dat er met geen woord over wordt gerept in hun brieven. Althans ik vond daarvan niets terug in de uitgave van hun briefwisseling (1736-1778) die in 2007 verscheen bij uitgeverij Van Gennep.

In ‘Les Matinées’ richt ‘Der Alte Fritz’ zich in vijf Machiavelliaanse bespiegelingen tot zijn neef Karel Willem Ferdinand van Brunswijk-Wolfenbüttel (1735-1806). De morgenuren handelen over:
1. De oorsprong van hun stamhuis, de gesteldheid van het rijk, de bodem en zeden van zijn land. "De levenswandel van de meerderheid der vorsten uit dit Huis is verfoeilijk slecht geweest, een genadig toeval en slechts bepaalde omstandigheden, die zeer meewerkten, hebben tot onzen groei het meeste bijgedragen. Ik kan u bovendien verzekeren, dat de eerste die zich onzen kroon opzette, één van de ijdelste en stompzinnigste Heeren geweest is, en bovendien een zeer wanstaltig en puistig lichaam bezeten heeft."
2. Over religie en godsdienst. "Bedenk het wel, mijn waarde Neef, er is niets ter wereld, wat den geest en het hart meer foltert en tiranniseert dan de godsdienst: want deze stemt noch met onze hartstochten noch met de bedoelingen der staatkunde overeen, die toch een monarch allen in 't oog te houden heeft. Zodra men God vreest, of beter gezegd, angst voor de hel heeft, wordt men tot capucijn."
3. Over gerechtigdheid. "De gerechtigheid is Gods evenbeeld. Wie kan in de uitoefening ervan de hoogste volmaaktheid bereiken? Doet men daarom niet verstandiger, als men zelfs het voornemen laat varen, om ze volkomen te bezitten?"
4. Over politiek, schone wetenschappen, de letterkunde en zijn kleding."Ik draag geen andere kleding dan mijn regimentsuniform, mijn troepen gelooven, dat ik dat doe uit bijzondere hoogachting voor hun stand, maar voornamelijk doe ik het, om met een goed exempel voor te gaan".
5. Staatkunde. In de laatste bespiegeling gaat het over zijn drie grondbeginselen in de staatspolitiek; “het eerste voor zijn veiligheid te zorgen en naar gelang van omstandigheden zich uit te breiden; het tweede geen bondgenootschappen aan te gaan dan tot zijn voordeel; en het derde, zich te doen vreezen en eerbiedigen zelfs in de hachelijkste tijden”.
De Franse editie door Spiess die in 1797 in Parijs bij Dentu verscheen bevat een zesde morgenuur over het leger.


Bijna een eeuw geleden verscheen hiervan een schaarse Nederlandse vertaling verzorgd door H.A. Petermeyer (1888-1943) getiteld: “De morgenuren eens konings aan zijns broeders zoon 1766" (Amsterdam, 1924). Petermeyer (‘Peet’) was een Nederlands journalist in Berlijn en correspondent voor tal van bladen. Zijn vader was Duitser en dus sprak en schreef hij vloeiend Duits zodat het geen verbazing wekt dat er gelijktijdig een Duitse editie van zijn hand verscheen.


Petermeyer heeft aan zijn uitgave twee andere elementen toegevoegd. Ten eerste de “Geloofsbelijdenis van Z.M. den Koning van Pruisen” waarvan artikel 1 als volgt luidt:
"Ik geloof niet, wat de Paus beveelt, ook niet in allen deele, wat Luther bevestigd en Calvijn geschreven heeft. Ik geloof echter aan den Eenigen God en stel Zijn Heilig woord tot daadwerkelijken grondslag van mijn geloof en wat daarmede niet overeenstemt, zal nooit door mij worden geloofd, ook al zou een Engel des Hemels het geschreven hebben".
Het tweede is: “De ‘morgenuren’ in Doorn”, een verslag van Petermeyer's bezoek aan de verbannen Duitse Keizer Wilhelm II in Doorn en zijn daar gehouden voordracht over de ‘morgenstonden’. De Keizer was daarin zeer geïnteresseerd en liet ‘en passant’ weten dat hij bijzonder gecharmeerd was van de vierdelige film: “Fridericus Rex” uit 1921/22.
Een historisch kostuumdrama dat de achttiende eeuwse 'frische fröhliche Krieg' toont onder commando van 'Der Alte Fritz'. Kijk en zing uit volle borst mee (let op de tekst!) met de Pruisische 'Fridericus-Rex-Grenadiersmarsch' van Ferdinand Radeck (1828-1903)!


Petermeyer was niet de eerste die een eerste Nederlandse vertaling op de markt bracht.
Die was al een halve eeuw daarvoor verschenen en wel bij de firma R.C. Meijer van Multatulikenner R.C. d’Ablaing van Giessenburg (1826-1904).
Diens vertaling van ‘Les matinées’ zit echter verborgen in de reeks “Curiositeiten van allerlei aardwaarover ik eerder schreef en wel in nummer 34: “Een paar staatsstukken” (Amsterdam, 1876).


Voor: “De ochtendbespiegelingen van den Koning van Pruissen” gebruikte d’Ablaing de uitgave van Ch. Potvin (Brussel, 1871) die de oorspronkelijke, niet vermeerderde tekst bevat (en ook nauw aansluit bij de Berlijnse editie van 1784).
Vraagt men waarom ik, even als mijn geachte vriend, aan deze lezing de voorkeur geef, mijn antwoord is gereed: De bedoelde vermeerdering is blijkbaar een onhandige, walgelijke vervalsching, om schandaal te verwekken; zo’n tekst valt niet in mijn smaak en behoort niet te huis in mijn curiositeiten” (blz. 4). Behalve de 'ochtendbespiegelingen' bevat d'Ablaing's uitgave ook nog het politiek testament van een ander verlicht despoot: "Kopij van het ontwerp van Europesche heerschappij door Peter de Groten nagelaten aan zijn opvolgers op den troon van Rusland, en berustende in de archieven van het paleis Petershoff bij Sint Petersburg".

dinsdag 19 maart 2019

Debuut in Zwart Wit


Vier dagen vrij!
Meteen de eerste dag op stap in Amsterdam om bij het stadsarchief een nieuwe archiefpas te laten maken en bij de firma Vlieger mijn bestelde etiketjes af te halen. De stapel zuurvrije dozen met brochures en ephemera groeit (inmiddels achttien dozen) en op elke doos plak ik zo'n etiketje met wat kernwoorden die de inhoud aangeven.
Ik heb zo mijn vaste plekjes als ik in het centrum ben. Ditmaal even langs de boekenkraam van Jos Albers die inmiddels met pensioen is maar het nog steeds leuk vindt om een paar dagen op de Waterloopleinmarkt te staan, even langs antiquariaat Kok, even bijkletsen bij Scheltema (antiquariaat, vierde verdieping) en even binnenwippen bij Bijzondere Collecties (UvA), sinds 1 januari 2019 'Allard Pierson'.

Boven waar de kaarten, atlassen en dergelijke staan kwam ik conservator Reinder Storm tegen (mijn persoonlijke blogredacteur). Altijd gezellig en ditmaal ging ons gesprek over zijn aankomende boek samen met Marieke van Delft: "De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten" dat dit jaar moet verschijnen bij uitgeverij Lannoo NV.
Toen we afscheid namen en ik meldde dat ik nog even op zoek ging naar zijn collega's Gwendolyn Verbraak (mederedacteur van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen) en Paul Dijstelberge zei Reinder dat hij een cadeautje voor me had.


Het bleek te gaan om een ietwat beduimeld nummer 2 (2de jaargang) van het tijdschrift voor literatuur "Zwart Wit" (juli/augustus 1983). Wat blijkt? Hierin staan twee vermakelijke stukjes van Paul Dijstelberge (die tevens redacteur was): "Mijn weerzin tegen dit alles" en "Theater".
'Een jeugdzonde', zei Reinder, terwijl hij mij glimlachend het boekje overhandigde. 'Kun je hem even onder zijn neus wrijven. Je mag het ook weggooien hoor'. Glimlachend las ik een stukje uit het eerste artikel.
"Grote geesten haten wat groot is. Mijn geest is zo klein dat slechts de beste electronenmicroscopen hem kunnen waarnemen. Noodzakelijkerwijs hebben de objecten van mijn haat het formaat van een staartloze spermatozo, een ziekelijk trillende bacterie. Boudewijn Büch. Ik haat je. Voor al het onbenul dat je verspreidt verdien je het aan je haren door de stad te worden gesleept en met kroontjespennen door je oorlellen aan een rots te worden genageld; een persiflage op Prometheus, want tenslotte heb jij nergens licht gebracht. I(e)der woord dat jij neerschrijft is een klap in het gezicht van de muzen.
De wezenloze hiëroglyphen die jij neerschrijft betitelen als gedachten of ideeën (is) een belediging voor de grammatica. Je schrijft, nee, je kwaakt wat over Hein Boeken en vergeet dat jij zelf slechts één boek bent. Een Hein Boeken met slechts één slijmerige teelbal wiens braaksel impotenter is dan dat van een eunuch. Wat verbeeld je je wel niet? Besef voor een keer wie en wat je bent en zwijg, of maak jezelf spectaculair van kant, zodat je zelfs de grootste proleten, die altijd nog groter zijn dan jij, tenminste vermaakt, miserabele clown in het verkeerde circus.".

'Ik vraag wel even of hij het voor me wil signeren', zei ik tegen Reinder, terwijl ik grinnikend de trap afliep. Paul Dijstelberge zat niet op zijn plek, maar ik trof hem elders verzonken tussen de boeken aan. Vragend keek hij op. Ik las een paar regels voor: "Ja lezer! Ik verafschuw U en de Uwen. Ik spuug op Uw voetstappen en met Uw gedachten veeg ik mijn reet af".
Met verbazing keek hij mij aan, 'Wat is dat nu weer?'. Ik overhandigde hem het boekje en zei: 'Je eigen woorden. Een jeugdzonde die ik kreeg van Reinder. Misschien wil je het even voor mij signeren?'.
Nieuwsgierig bladerde hij door de uitgave. 'mmm... was ik alweer bijna vergeten...'. Hij ging zitten zocht naar een pen en schreef voorin...


'Ik heb geloof ik nog een exemplaartje bewaard' zei hij terwijl hij mij het boekje teruggaf.
Ik keek hem vragend aan. 'Het bevat namelijk het echte debuut van Joost Zwagerman'.
Joost Zwagerman (1963-2015) debuteerde toch in 1986? Maar op bladzijde 36 en 37 staat het bewijs, twee gedichten van 'J. Wagnermaz'.
Zou Maria Vlaar, die aan zijn biografie werkt, dat weten? En Nick ter Wal de directeur van Artistiek Bureau die beroepshalve de boekenkasten en ezelsoren van Joost Zwagerman bepotelde?

maandag 11 maart 2019

Het teken van het Beest


Naar aanleiding van een recente aanwinst wil ik ditmaal eens schrijven over mijn bescheiden collectie met betrekking tot de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) van Anton Adriaan Mussert (1894-1946) en meer specifiek over enkele uitgaven die betrekking hebben op de destijds in gebruik zijnde symbolen, insignes, rang- en onderscheidingstekens.
Als herkenningsteken en ter versterking van de eigen identiteit gebruikte de NSB diverse 'volksche zinnebeelden' (met name runen) die volgens de toenmalige politieke opvattingen oeroud waren en direct terugvoerden naar het Arische Noordras. Ze vormden een belangrijk onderdeel bij het aanschouwelijk maken van het wereldbeeld van de 'Germaanschen mens' en de 'Blut und Boden' theorie.


Naar voorbeeld van Nazi-Duitsland met zijn hakenkruis en fascistisch Italië met zijn fasces, koos de NSB voor de wolfsangel. De naam was afgeleid van een soort haak die vroeger veel zou zijn gebruikt om wolven te vangen. Volgens de brochure: "De Wolfsangel" (Leiden, z.j. [1938]) ging het hier om een oud veelgebruikt Nederlands zinnebeeld dat "in de geest van ons volk leeft, getuige de nog dagelijksche toepassingen". Ondanks het feit dat deze publicatie verscheen bij NENASU werd er met geen woord gerept over het gebruik van dit symbool binnen Musserts 'Beweging'. Naast talrijke illustraties bevat de brochure vooral een historische verhaal over de vormgeschiedenis en het gebruik op allerlei voorwerpen.


Twee andere Nederlandse uitgaven verschenen drie jaar later, in oktober 1941. Toen kon het publiek kennis nemen van een schat aan 'Volksche zinnebeelden' in het Haagse gemeentemuseum. Daar vond de tentoonstelling 'Eeuwig levende Teekens' plaats, samengesteld door de Volksche Werkgemeenschap (onderdeel van de Duitse SS-organisatie 'Das Ahnenerbe'met medewerking van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Uiteraard werd er ook aandacht besteed aan het hakenkruis, 'het arische, oeroude heilsteeken' (blz. 16). Tegelijkertijd verscheen een rijk geïllustreerde brochure (hier integraal te bekijken), met losliggende tentoonstellingsplattegrond, bij de Amsterdamse uitgever Hamer die niet veel later werd gevolgd door het razend populaire boek van W.F. van Heemskerck Düker en H.J. van Houten: "Zinnebeelden in Nederland" (Amsterdam, 1941), waarvan ik een aantal jaren terug een derde druk (zonder stofomslag) in mijn kringloop tegenkwam. Ook in deze uitgaven wordt er geen link gelegd met het politiek gebruik van talrijke tentoongestelde symbolen door de NSB (en de Nazi's).


Uiteraard geheel anders is dat met de uitgave: "Distinctieven der beweging" (z.p. [Utrecht], z.j. [1942]) die blijkens het K-nummer (2347) bij uitgeverij Van Boekhoven in Utrecht werd gedrukt en in 1942 voor vijfentwintig cent per stuk verkrijgbaar was. Behalve hoofdstukken over houding, uniform, vormen en eerbewijzen passeren hier alle onderdelen van de NSB met hun verschillende draagtekens, emblemen en insignes. Leden van de NSB troffen deze uitgave ook integraal aan in het dat jaar voor het eerst verschenen "Nationaal-Socialistisch Jaarboek 1942" (Utrecht, 1942), dat daarna nog twee jaar zou verschijnen onder de titel: "Nationaal-Socialistische Almanak". In 2006 verscheen van 'Distinctieven' een heruitgave samengesteld door J.M. Karsten.


Tegenwoordig maken politieke partijen meer gebruik van logo's dan van symbolen. Rechts-radicale groeperingen vormen daarop vaak een uitzondering. Niet zelden worden hun bijeenkomsten en demonstraties opgeluisterd met vlaggen en kleding waarop de Siegrune (SS), de Odal rune en het Duitse hakenkruis zichtbaar zijn.

Zoals ik al in het begin schreef vormde een recente aanwinst de inspiratie voor dit artikel.
Via Marktplaats kocht ik halverwege februari een zeldzame brochure geschreven door de Rotterdamse evangelist Johannes de Heer (1866-1961), die in 1920 verscheen als nummer 13 in de in 'Zoeklichtserie', getiteld: "De Swastica of het Buddhakruis een Heidensch merkteeken" (Rotterdam, z.j. [1920]).

De belangrijkste reden was dat met deze uitgave Johannes de Heer (internationaal?) de eerste was die schreef over het gebruik van een nieuw politiek onderscheidingsteken in Duitsland; de Swastika (of het hakenkruis).
"Het zal den oplettenden lezer niet ontgaan zijn, hoe bij de Kapp-revolutie in Berlijn de soldaten op hunne helmen en wapens weer het aloude Hamer(haken)kruis hadden als symbool van nationale eenheid en kracht. De nationale partij in Duitsland heeft dan ook het hakenkruis tot haar zinnenbeeld gekozen, en haar tijdschrift Hammer genoemd".



In zijn brochure gaat hij dieper in op de oorsprong en het toenemende (wereldwijde) gebruik van dit symbool. Die was naar zijn mening te danken aan de Theosofische beweging, die Oosterse wijsheden, mysteriën en symbolen waaronder dit Boeddhakruis naar het Westen importeerde. Voorts gaat hij in op de Swastica als symbool voor de 'nieuwen Wodandienst', Joden- en Jehovahaat, met name in Duitsland. Johannes de Heer zag het kruis (waaraan Christus was gekruisigd) als merkteken van het Christelijk geloof. Daartegenover stond het antichristen kruis (lees hakenkruis) of het merkteken van het Beest. In tegenstelling tot wat hij zelf dacht bleken zijn waarschuwende woorden en vermoedens profetisch.


"Naam tegenover naam, Christus tegenover Antichrist. Getal tegenover getal: 777, het drievuldige Goddelijke volmaakte tegenover 666 het drievoudige, menschelijke onvolmaakte. Teeken tegenover teeken.
Nogmaals, ik zeg dit alles niet met profetische zekerheid, doch geef een en ander ter overdenking en bovenal - ter bewaring. Doch ook afgedacht van een mogelijk toekomstige beteekenis als merkteeken van het Beest, is het Buddhakruis een heidensch, afgodisch teeken, dat van de vroegste eeuwen af het symbool geweest is van den grooten Tegenpartijder: Satan.
Ik heb er geen oogenblik over gedacht dat Vereenigingen als bijv. de Padvinderij met haar Swastica-teeken een antichristelijke bedoeling zou hebben. Ik denk dat evenmin van de heeren Fabrikanten die Swastica-chocolade in den handel brengen en winkeliers die allerlei versierselen in deze vorm verkoopen. Onbewust echter werken al deze personen en corporaties mede het Buddhakruis populair te maken. Ook beweer ik nog niet in absoluten zin, dat de Swastica thans reeds voor allen een antichristelijk merkteeken is; ik heb alleen een sterk vermoeden dat ze dit worden zal. Doch, waar het Hakenkruis op het oogenblik het merkteeken is der Anti-Semieten, dat zijn zij die de Joden haten en met de Joden ook Jehova, der Joden God, - is dit voor een Christen, wiens Zaligheid uit de Joden is, reeds voldoende om niet aan deze beweging mede te doen en de Swastica, in welken vorm dan ook, af te wijzen".

De rest is geschiedenis en tegenwoordig wordt het hakenkruis in het Westen vooral geassocieerd met Adolf Hitler, Nazi Duitsland, de Tweede Wereldoorlog, antisemitisme, terreur en menselijk leed. Wie echter verder kijkt ziet ook een ander symbool met oeroude roots wereldwijd en een geheel andere betekenis. Niet? Kijk dan tot slot nog even naar deze korte BBC documentaire "The Story of the Swastika".


maandag 4 maart 2019

Het jaar geboekt, februari 2019

In de rubriek 'Het jaar geboekt' (zie tabblad bovenaan) houd ik bij wat ik gedurende het lopende jaar per maand bij elkaar verzamel. Na afloop van de maand verplaats ik de lijst met aanwinsten naar de startpagina c.q. homepage en geef ik 'de cijfers'. In de rubriek blijven de voorgaande maand(en) als hyperlink aanwezig. Raadpleeg dus regelmatig de nieuwe rubriek om te zien of er aanwinsten zijn bijgekomen (of wacht op het maandoverzicht).

Februari 2019; de cijfers...

Totaal aantal objecten: 17 (nr. 16 bevat 2 objecten).
Gekocht: 17.

Totaal uitgegeven: € 123,80 euro (incl. verzendkosten).
Gedeeld door 17 is gemiddeld: € 7,28 euro per object.

Via Boekwinkeltjes: 4 (11, 12, 14, 16.a, 16.b).
Via kringloopwinkel: 8 (2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9).
Via boekhandel: 1 (1).
Via (online) antiquariaat: 1 (14).
Via Marktplaats: 2 (10, 15).
Via Tweedehands: 1 (13).

Modern: 8 (2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9).
Marge & klein bibliofiel drukwerk: 1 (1).
Old & rare: 8 (10, 11, 12, 13, 14, 15, 16.a, 16.b).

Februari 2019: de aanwinsten...


1. Uzanne, O.: "Bibliofiele verhalen. Gekozen, vertaald en toegelicht door Frans Willem Verbaas. Met pentekeningen van Stijn Felix" (Kalmthout, 2018). Bibliofiele uitgave van de Carbolineum Pers (waarvan ik wel meer fraaie boekjes heb). Gebonden in harde kaft in kartonnen schuifdoos, 21,5 x 15,3 cm.
Dit is een van de vijftig genummerde exemplaren (nr. 41). Gekocht op Oudejaarsavond 2018 en pas begin februari 2019 voor € 45,- euro afgehaald bij boekhandel Minotaurus in Amsterdam.
Het is de eerste Nederlandse vertaling van vier verhalen van de Franse bibliofiel  Octave Uzanne (1851-1931), die verschillende stukken over de passie voor boeken heeft geschreven.

Elke maand duik ik een paar keer mijn lokale kringloopwinkel binnen om te kijken of ik voor een paar euro nog wat leuke boekjes kan scoren. Voortaan geef ik ze gebundeld per maand weer. Deze maand spendeerde ik in totaal € 11,00 euro en kreeg daarvoor de volgende acht boekjes (2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9).

2. A. Joustra: "Homo-erotisch woordenboek" (Amsterdam, 1988). In 2015 schreef ik al over de "Woordenboeken uit mijn kringloop". Deze had ik nog niet en is een welkome aanvulling daarop!


3. J.M. Baart e.a.: "De Hollandse stad in de dertiende eeuw" (Muiderberg, 1988). Studiebundel met negen interessante bijdragen van bekende historici (waaronder de Amsterdamse stadsarcheoloog Jan Baart) over het ontstaan en de eerste 'levensjaren' van de Hollandse (en Zeeuwse) steden.

4. T. Brouwer: "Grenspalen in Nederland" (Zutphen, 1978). Leuk landelijk overzicht van dergelijke markeringen waarvan er enkele in mijn woongemeente staan. Uiteraard de meest bekende twee zijn de Amsterdamse banpalen aan de Amstelveense weg en Amsteldijk. Ook ontbreken er palen zoals de gemeentegrenspaal (tussen Amsterdam en Nieuwer-Amstel c.q. Amstelveen) ter hoogte van café restaurant 'Klein Kalfje' aan de Amstel, de landscheidingspaal (waterschapspaal), nabij het kruispunt Randweg Oost, Bovenkerkerweg en Hollandse dijk, en de inmiddels spoorloos verdwenen 'roopaal' aan de Amsteldijk bij de grens met Uithoorn.


5. M. Bossenbroek & J.H. Kompagnie: "Het mysterie van de verdwenen bordelen. Prostitutie in Nederland in de negentiende eeuw" (Amsterdam, 1998). Interessante studie voor mijn kleine deelverzameling prostitutie en erotica. Uiteraard staat ook hierin (blz. 216) een afbeelding van de befaamde ansichtkaart van het Amsterdamse luxe bordeel Maison Weinthal uit 1902, waarover ik schreef in "Ansichtkaarten & boeken".

6. A. Pauw van Wieldrecht: "Het dialect van de adel" (Amsterdam, 1992). Kleine bijzondere pocketuitgave voor mijn plankje woordenboeken. Op Boekwinkeltjes niet aangetroffen! Op Bol.com slechts 1 x gevonden (met vouw in voorplat) voor bijna € 40,- euro!

7. A. Hoogeboom e.a.: "De wereld van Christiaan Andriessen. Amsterdamse dagboektekeningen 1805-1808" (Amsterdam, 2008). Een prima aanvulling op dat andere boek van I. van Eeghen: "'In mijn journaal gezet'. Amsterdam 1805-1808. Het getekende dagboek van Christiaan Andriessen" (Alphen aan den Rijn, 1983) dat ik al had.

8. A. Beekman (OSB van Egmond): "Verschijningen van Maria in West-Europa 1491-1953" (Heiloo, 1959). Met een 'lijst van verschijningen van Maria uit de jaren 1931-1950', waarvan er maar twee door de diocesane bisschop als echt werden erkend, die van Beauraing (België) in 1932 en die van Banneux (België) in 1933.


9. E. Verkerke en F. Lammers: "Amsterdam Mirakelstad. Van Heilige Stede en stille omgang" (Heemstede, 1959). Uitgave in opdracht van het Gezelschap van de Stille Omgang die prima past bij mijn aanschaf vorige maand van aanwinst nr. 13!


10. J. de Heer: "De Swastica of het Buddhakruis een Heidensch merkteeken" (Rotterdam, z.j. [1920]). Via Marktplaats voor € 12,11 euro (incl. verzendkosten). De Heer is hiermee de eerste die over het hakenkruis als Duits politiek antisemitisch symbool schreef. Voor mijn collectie brochures 'Tweede Wereldoorlog'. Meer hierover en de volgende brochure (11) in: "Het teken van het Beest".


11. "Eeuwig levende teekens" (De Haag, 1941). Brochure bij de gelijknamige tentoonstelling in oktober 1941 in het Haagse gemeentehuis. Inclusief de (vaak missende) bijbehorende losse tentoonstellingsplattegrond. Gekocht via Boekwinkeltjes bij antiquariaat Kameleon in Deventer voor € 13,49 euro (incl. verzendkosten).

Ik verzamel al geruime tijd publicaties van en over de (Amsterdamse) Middernachtzending en zal daar nog eens een blog aan wagen. Thema en uitgaven hangen nauw samen met het prostitutievraagstuk rond 1900 en de handel in blanke slavinnen. De auteur van de volgende twee schaarse publicaties (10 en 11) vertaalde ook nr. 19 uit de bibliografie die ik van de diverse uitgaven met als thema 'blanke slavinnen' maakte. Beide boekjes zijn zogenaamde 'tendensromans', die het werk van de Middernachtzending voor het voetlicht brengen.


12. W.A. Vroegop: "Den strik ontkomen. Een verhaal uit den arbeid der Middernachtzending" (Zwolle, z.j. [1924]). Derde (verbeterde/vermeerderde) druk van deze tendensroman over het werk van de Middernachtzending. "De schrijver kan verzekeren dat zijn verhaal op waarheid gegrond is en dat soortgelijke geschiedenissen dagelijks voorvallen. We achten daarom dat dit verhaal, wars van alle pikanterie of realistisch geschrijf, tot grooten zegen voor jonge meisjes strekken kan, die het drukke stadsgewoel verkiezen boven het dorpsche stilleven en voor ouders, die wel terdege mogen toezien aan wie zij hun kind toevertrouwen en welken omgang het in den vreemde heeft". Via Boekwinkeltjes voor € 10,30 euro (incl. verzendkosten).


13. W.A. Vroegop: "Weggedreven. Schets uit den arbeid der Middernachtzending" (Nijverdal, 1916). Via Tweedehands.nl voor € 7,15 euro (incl. verzendkosten).

Een andere deelverzameling in mijn bibliotheek die af en toe wordt aangevuld betreft de Amsterdamse stadsreiniging, riolering, vuilnis en vuilverwerking. Het gebeurd maar zelden dat ik de kans krijg om vier bijzondere objecten tegelijkertijd (14, 15 en 16.a. en b) voor enkele euro's te bemachtigen. Meer hierover in: "Vuilnis, vuilverwerking en verzamelen".

14. Ned. Ver. van Reinigingsdirecteuren: "Het vuilverwijderingsvraagstuk" (Amsterdam, z.j. [1944]). Een zeer fraai geïllustreerd boek over de vuilverwerking. Via Antiqbook bij antiquariaat Terra Icognita voor € 19,75 euro (incl. verzendkosten). Zeldzame uitgave.


15. "Vuilnis van een grote stad". Instructieboekje no. 23, Nederlandse Onderwijs Film (z.p., october 1946). Bijzondere uitgave 'voor de 4e klas en hogere leerjaren' die behoort bij een geluidloze zwart-wit film die toont hoe Den Haag zijn vuilnis verwijdert en transporteert naar de vuilverbranding (VAM in Wijster/Drenthe). Via Marktplaats voor € 4,75 euro (incl. verzendkosten).


16.a. "Stadsreiniging Amsterdam" (z.j.). Instructiekaart bij de vuilnisemmer (nr, 97341) ca. 1935.

b. "Stadsreiniging, sectie 5 Emmastr. t/o van Breestr. - Tel 25740 Amsterdam" (z.j.). Instructiekaart bij de vuilnisemmer (met potlood ingevuld nr, 84427, Stadionweg 204/II) ca. 1955.

Dergelijke instructiekaarten werden geleverd bij de gemeentelijke vuilnisemmer. Oplage enorm, maar zeer zelden bewaard! Via Boekwinkeltjes samen voor € 10,25 euro (incl. verzendkosten).