vrijdag 17 april 2015

Curiositeiten van allerlei aard (deel 1)

"In het Amsterdamsche ‘Algemeene Handelsblad’ van den 18 september 1872 verscheen de volgende door mij ingezonden aankondiging:

CANARDS

Of KLUCHTIGE, LEUGENACHTIGE BERICHTEN, over Nederland en de Nederlanders, door de buitenlandsche pers verspreid, worden, onder meer curiositeiten, door mij verzameld, met het doel ze in den vorm van een periodiek geschrift in het licht te geven.
Degenen, die mij hieraan kunnen en willen behulpzaam zijn, zullen mij bijzonder verplichten mij een en ander toe te zenden.

R.C. d’Ablaing van Giessenburg
Amsterdam, 15 september 1872.
(‘Curiositeiten van allerlei aard’, No 1, 1873).

De kans dat je als bibliofiel bijzondere pamfletten, brochures en leuke kleine uitgaven vindt is nog steeds vrij groot. Ik mag daarom graag bladeren door bakken, dozen of mappen gevuld met dit ephemeer/efemeer drukwerk.

Curiositeiten van allerlei aard” is een serie kleine boekjes met allerlei gekke wetenswaardigheden die ik regelmatig tegenkom op boekenmarkten en in antiquariaten. Onlangs kocht ik voor een luttel bedrag in één keer een flink aantal exemplaren. Niet alleen de inhoud maakte me nieuwsgierig maar ook het verhaal achter deze uitgave.

Dat de titel mij erg aanspreekt kunt u – als trouwe lezer van mijn blog - begrijpen.
De kamer van deze ‘antiquarius’ staat immers vol met curiositeiten van allerlei aard en met het zelf opschrijven van gekke historische feiten en weetjes begon ik al vijfendertig jaar geleden onder de titel: “Vreemde verhalen uit de geschiedenis”, in de ‘AA’ (Afdeling Amsterdam), het gestencilde blaadje van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis (NJBG).
Bovendien wat is mijn blog anders dan een verzameling (vaak bibliofiele) curiositeiten van allerlei aard?

Curiositeiten van allerlei aard” werd uitgegeven door de firma R.C. Meijer in Amsterdam. Achter deze firmanaam gaat de vrijdenker, uitgever en boekhandelaar R.C. d’Ablaing van Giessenburg (1826-1904) schuil. Thans geheel vergeten moet hij in zijn tijd voor velen een bijzondere figuur zijn geweest en gelukkig is er - mede daarom - vrij veel van hem bekend.

Al direct na zijn dood verscheen een boek met herinneringen aan - en brieven van hem, verzameld en geschreven door ene ‘M’ ( = P.J.A. Meersmans), onder de lange titel: “Rudolf Charles d’Ablaing van Giessenburg (Firma R.C. Meijer, Amsterdam, Damrak 97) 1895-1904. Persoonlijke herinneringen door M alsmede d’Ablaing’s omgang met Multatuli (Ed. Douwes Dekker) in de jaren 1860-1866, geschetst uit beider nog onuitgegeven brieven en bescheiden. Met een voorwoord van Chr. Nuijs” (Amsterdam, 1904).
Ik heb hiervan een mooi exemplaar in groen linnen band met goudopdruk gekocht bij een antiquariaat in het zuiden van het land. Voorin zit een portret van de hoofdpersoon, een oudere enigszins vermoeid kijkende heer, met schrijfgerei in zijn rechterhand.
Uit de titel blijkt wel dat de bekendheid en het belang van d’Ablaing voor een deel schuilt in het feit dat hij nauwe contacten onderhield met Multatuli. Hij was diens secretaris en gaf werk van hem uit maar bovendien woonde Eduard Douwes Dekker (1820-1887) ook enige tijd bij hem in.


Chr. W. Nuijs die het voorwoord schreef in het bovengenoemde boek verhaalt op aangename wijze hoe hij met d’Ablaing in contact kwam.
Het was op een kouden morsigen Novemberavond. De lantaarns gaven, door den dichten fijnen sneeuwstorm, weinig licht, doch niets kon schrijver dezes bewegen den huiselijken haard op te zoeken. Voor hem was alles koud en dood. Welk een stemming, welk een gedachtengang, met geen woorden te beschrijven. Ik liep maar door, altijd vooruit, waar zal ik geloopen hebben? Ik weet het niet, maar wel weet ik, dat mijn oog getroffen werd, door den titel van een boekje ‘Curiositeiten van allerlei aard’, dat in de uitstalkast lag Damrak 97. (-)
De electrische schel weerklonk en scheen den bezitter te waarschuwen, ‘er iemand voor de zaak was’. Er verschijnt een oud-man, voorover gebogen door den last zijner jaren, met lange grijze lokken en baard, calotte op het hoofd van dito grijze stof als het costuum en pantoffels aan. (Later zag ik nooit anders). Er werd onderhandeld en ik kocht eenige deeltjes uit genoemde serie. Hoe het kwam, zelf kon ik daar geen rekenschap van geven, maar ik gevoelde mij tot den onbekende aangetrokken, en mijne zwartgallige levensbeschouwingen leden gelukkig dien avond schipbreuk.
Ik vroeg naar den schrijver of navorscher van die curieuse berichten. Hij was het, de man die voor mij stond, hij d’Ablaing, mijn latere intieme vriend. Gelukkig was ik gestemd, iemand gevonden te hebben, die ook lust had in schoone-zaken en … om 10 uur verliet ik den winkel
” (Blz. XI/XII).


De firma Meijer heeft in Amsterdam op verschillende adressen gezeten; Vijgendam J 628, Damrak 97 en Kalverstraat E. 246 (later omgenummerd naar 64). Hoe d’Ablaing in het boekenvak is geraakt is al eens eerder beschreven door M. Keyser in: “De helse vruchtboom of hoe R.C. Meijer in het boekenvak terecht kwam, 1847-1857” (in ‘De Boekenwereld’, jaargang 10, nr. 3, februari 1994). Wie zich verdiept in het fonds van de firma Meijer komt al gauw tot de slotsom dat “Curiositeiten van allerlei aard” een buitenbeentje is. Hoe was d’Ablaing op het idee voor deze uitgave gekomen?


Studie-schriften scheen het publiek niet te willen’ zeide hij eens tot mij, ‘daarom gaf ik in overleg met mijn vrouw ‘Curiositeiten van allerlei aard’ uit. Reeds als jongen had d'Ablaing de eigenaardige gewoonte, om typische personen, zaken, omstandigheden en gebeurtenissen met een enkele aanteekening te boekstaven. Ziedaar reeds de grondslag van die latere uitgaven welke hem óok verlies berokkenden. Om den verkoop te doen bevorderen, schreef ik nog eenige uitvoerige artikelen met vermelding van enkele eigenaardige curiositeiten, maar... de uitgave in 1874/75 begonnen, vond geen koopers (Deze uitgave werd in de Juny j.l. gehouden fondsveiling bij de firma R. P. de Vries verkocht aan de welbekende firma Vlieger hier ter stede woonachtig)” (aldus Nuys, blz. LIV).


Behalve belangrijke achtergrondinformatie over d’Ablaing vinden we in de uitgave van Meersmans ook een overzicht van de vierenveertig titels uit de serie met curiositeiten die vanaf 1873 maandelijks verscheen.
Voor de niet geïllustreerde boekjes betaalde men 0,30 cent per stuk (de dubbelnummers 0,60 cent). Bij voorintekening op een jaar kreeg men korting en waren ze 0,25 cent per stuk.

Wie de boekjes wil gaan verzamelen en zich verdiept in het antiquarisch aanbod wordt al gauw overvallen door een gevoel van verwarring en overzichtsverlies.
Dat heeft alles te maken met de verschijningsvorm en opzet van deze curieuze serie. Daarover en over de inhoud meer in het volgende (tweede) deel van dit stuk.


vrijdag 10 april 2015

Uit mijn bakken


Net als in antiquariaten en op boekenmarkten staan in huize Perkamentus 'dozen en bakken’. In de dozen zit vaak het bijzondere drukwerk, waaronder enkele boekjes en 'archivalia'. In de bakken zit alles waarop het woord ‘boek’ niet van toepassing is.
Dan moet u denken aan folders, brochures en andersoortig efemeer dun drukwerk variërend in vorm en omvang.

Enerzijds ontlasten die lectuurbakken mijn overvolle boekenkasten, anderzijds vind ik planken vol met dat dunne spul zonder rugtitel niet handig, dus dan maar een bak. Net als de boekenkasten worden ook de bakken regelmatig geordend; meestal op het moment dat ze zo volgepropt zijn dat je er met goed fatsoen niets meer in of uit krijgt.
Nieuwe lectuurbakken kopen is hier al net zo’n traag proces als nieuwe kasten kopen dus worden de dikste brochures voorlopig op de boeken in boekenkast gelegd.

Onlangs vond weer zo ’n opruimactie plaats en om u een idee te geven wat er zoal huist in die bakken van Perkamentus heb ik er vrij willekeurig zes voorbeelden uitgepikt.


De oudste brochure is getiteld: “Overzicht van de geschiedenis van het Bestelhuis van den Nederlandschen Boekhandel 1871-1896” gedrukt door de stoomdrukkerij van
M.J. Portielje in Amsterdam. Behalve een fraaie houtgravure van Johan C. Braakensiek (1858-1940) op de voorkant bevat het wat foto’s van dit omvangrijke pand, direct achter het paleis op de Dam, in Amsterdam. Hier vond de centrale opslag, verwerking en levering van boeken aan de boekhandel plaats. Vanaf 1926 werd de naam Centraal Boekhuis en in 1973 verhuisde het bedrijf naar Culemborg.
Zeldzaam?
Nee hoor, op boekwinkeltjes staan nog drie exemplaren te koop. Ik ben wel een fan van dit soort aan het boekenvak gerelateerd drukwerk. Zo heb ik ook een aantal jubileum en herinneringsboekjes van (al dan niet verdwenen) boekverkopers, drukkers en uitgevers maar daarover vertel ik een andere keer.


De tweede brochure is geschreven door de bekende archeoloog J.H. Holwerda jr. (1873-1951). “Lugdunum Batavorum of Praetorium Agrippinae. Opgraving te Voorburg
(’s-Gravenhage, 1909). Het is een overdruk uit de oudheidkundige mededelingen van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (deel III). Dat plakkertje op de voorkant linksonder verraadt dat het een afgeschreven exemplaar is uit de stadsbibliotheek van Utrecht.
Het bevat wat aardige kaarten en illustraties van deze opgravingen van Forum Hadriani. Archeologie is een van mijn jeugdliefdes en ik heb een zwak voor leuke en oude uitgaven daarover. Deze redelijk schaarse brochure kocht ik op het Waterlooplein uit de bakken van Jos Albers voor een paar euro, evenals de hierna volgende twee voorbeelden. Ik vermoed dat ze allen ooit in de kasten bij antiquaar Louis Putman (1923-2013) hebben gestaan.

Iets heel anders is de catalogus van ‘Hellho’. Deze naam is een samenstelling van de eerste letters van de voor- en achternaam van eigenaar Hellmut Horowicz uit Bussum, die eind jaren veertig een bedrijf had in medische korsetten, buikbanden en rechthouders.
Mijn overgrootmoeder, Elisabeth Geertruida Kwinkelenberg (1868-1917) was op haar tweeëntwintigste van beroep ‘corsetière’ ofwel korsettenmaakster. Dat verklaart gedeeltelijk mijn aanschaf.


Worden korsetten überhaupt nog gedragen? De enige plek waar ik dat regelmatig kan constateren is in het ‘red light district’, op de Amsterdamse wallen. Daar vervult het korset, meestal in opwindende kleuren en afgezet met veel kant, speelse strikken en leren veters vermoedelijk een geheel andere functie dan oorspronkelijk de bedoeling was.

Alleen van mijn grootmoeder van vaders kant weet ik dat ze een korset droeg. Ze lagen wel eens op de stoel in haar slaapkamer en in mijn herinnering was het een bijzonder kleurloos aseksueel maar zeer doelmatig geval. In haar geval hield het haar omvangrijke boezem en buik enigszins in bedwang maar superslank werd mijn oma er niet van.
Enfin, als kleinzoon van een jaar of tien let je daar verder niet zo op.

De getekende illustraties van de diverse modellen die ‘Hellho’ kon leveren spreken voor zich. Leuk detail zijn de drie ingeplakte (roze) kwaliteitsmonsters achterin. De diverse modellen hebben allemaal een naam. Voor die tijd wellicht speels maar erg spannend klinken doet het niet. Model ‘Greet’, ‘Leni’, ‘Ida’, ‘Ria’, ‘Corry’, ‘Mary’ en ‘Beppi’. Het klinkt me wat te volks en ruikt naar spruitjes.

Uit 1949 is de brochure met het “Huldewoord uitgesproken in de bijeenkomst ter ere van Pater Dr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. in de Grote Zaal van de Kamer van Koophandel te Rotterdam op 14 juli 1949 door L.J. Rogier”.
Zoals op de voorkant staat is dit een uitgave van ‘Pro manuscripto', het drukkerijtje van het minderbroedersklooster te Alverna (Wijchen). Wie Kruitwagen (1874-1954) en Rogier (1894-1974) waren hoef ik boekhistorici, bibliofielen en geschiedenisliefhebbers niet uit te leggen.


Wat deze brochure echter interessant maakt (en dat is de reden van aanschaf geweest) is de briefkaart die erin zit van de boekhistoricus en bibliograaf mejuffrouw M.E. Kronenberg (1881-1970).
Het is een boodschap van 19 augustus 1954 aan Rogier waarin zij ondermeer schrijft:
Mijn hart.(elijke) dank voor de gezonden rede, die mij bij lezing weer evenzeer getroffen heeft als op die middag te Rotterdam. Ten overvloede heb ik nog even naar Alverna geschreven om te vernemen of men ons toestemming tot de herdruk geeft”.
En op de verso zijde:
Ook de medewerkers van Het Boek verheugen zich over uw bereidwilligheid ons deze voortreffelijke rede af te staan”.
Inderdaad werd Rogiers’ toespraak afgedrukt in het tijdschrift ‘Het Boek’ (1912-1960).


Vervolgens drukwerk (z.p.z.j.) van buitenissig formaat. “Hangt de wereld van drukwerk aan elkaar?” werd geschreven door de typograaf en letterontwerper Huib van Krimpen (1917-2002). Het is eigenlijk een gevouwen poster (ruim 97 cm. bij 38 cm.) met op de binnenzijde een foto van een gevulde 'letterbak' (fotostudio Jan van der Noot) en op de achterzijde een tekst verdeeld in twaalf hoofdstukjes. Het is een promotie uitgave van 'Het Drukhuis' in Amsterdam (opgericht in 1973). Ik vermoed dat ik dit exemplaar heb opgedoken bij het uitzoeken van de collectie Oldenbroek.


Tot slot een lang geleden gekocht boekje geschreven door Marije en Arno Guldemond met de aansprekende titel: “Bloedstollende Belevenissen van een paar eerzame boekverkopers” (Raalte, 1984).
Verhalen, memoires en belevenissen van boekverkopers en antiquaren zijn schaars en populair leesvoer bij veel boekenliefhebbers. Wat ik op dat gebied tegenkom koop ik.
Uiteraard staan hier dan ook de gebonden en gesigneerde exemplaren van het summum op dat gebied; de winkeldagboeken van Hans Engberts (1958-2011) en René Hesselink van het Utrechtse antiquariaat Hinderickx & Winderickx.

Voilà; zo maar een indruk van de inhoud van mijn bakken. Daar zit vast nog wel iets tussen voor een volgend blogstukje…