maandag 19 december 2011

Vagevuur en aflaat

Op een van onze zomervakantiedagen bezochten we Eisenach in Thuringen.
Ik kende de stad alleen uit de verhalen van een inwoner die ik ruim twintig jaar geleden sprak.
Dat was in een andere tijd (het IJzeren Gordijn was er nog) en in een andere vakantie. Destijds was het beeld dat wij van Eisenach kregen dat van een grauwgrijs typisch Oost-Duits industriestadje. Mogelijk was dat ook ooit zo maar daar was dan in de zomer van 2011 niets meer van te merken. Integendeel. Wie zijn ogen in Eisenach de kost geeft ontdekt al gauw dat de stad aan de voet ligt van een berg met op de top een imposante burcht.

Dit is niet zomaar een kasteel maar de Wartburg, een van de best behouden en mooiste wereldlijke gebouwen in laat-romaanse stijl ten noorden van de Alpen.
Zijn bekendheid ontleend de burcht aan verschillende legendarische en historische gebeurtenissen zoals de sage van de ‘Sängerkrieg’ die later door Richard Wagner (1813-1883) werd verwerkt in zijn romantische opera “Tannhäuser” (1845).
Verreweg het meest bekend is de Wartburg als de plaats waar Maarten Luther (1483-1546), bijna een jaar, in ballingschap verbleef nadat hij in 1521 in de ban was gedaan.

Tijdens een hevige regenbui namen wij daar deel aan een rondleiding en uiteraard heb ik toen ook een foto genomen van de ‘Lutherstube’, het werkkamertje waar Luther het Nieuwe Testament in het Hoogduits vertaalde dat alle Duitsers konden lezen. Het is dus een misverstand dat Luther de Bijbel voor het eerst in het Duits vertaalde. Tenminste achttien vertalingen gingen aan de zijne vooraf, zoals de ‘Mentelin-Bibel' (1466) en de ‘Otmar-Bibel’ (1507 en 1518).

Ook voor boekengekken is de Wartburg een goede plek want ze beschikken daar over een slotwinkeltje met diverse interessante uitgaven.
Zo kocht ik onder andere een facsimile van de vijfennegentig stellingen (anoniem gedrukt rond de jaarwisseling van 1517/1518 in Leipzig, Neurenberg en Bazel) die Luther volgens de legende op 31 oktober 1517 op de deuren van de slotkapel in Wittenberg zou hebben geplakt.

In Luther’s befaamde stellingen draait het om vergeving en met name de praktijken rond de aflaat waarin een levendige handel bestond en waaraan de Rooms-katholieke kerk grof geld verdiende. Met een gedeeltelijke of volle aflaat werd de koper zondaar gedeeltelijk of geheel verlost van zijn tijdelijke straffen en zonden die hij in het vagevuur moest uitzitten.
Aflaten worden nu nog steeds verstrekt al bestaan daarvoor allerlei regelingen en voorwaarden. Aangezien geen mens zonder zonde is, zelfs Perkamentus niet, besloot ik enige tijd geleden om eens op zoek te gaan naar iets wat mijn tijd in het vagevuur kan bekorten.


Weliswaar ben ik niet echt religieus (wel gedoopt) maar ook geen volslagen atheïst en je weet maar nooit… Voor dergelijke zaken moet je zoeken ‘beneden de grote rivieren’, in Brabant bijvoorbeeld of Limburg, maar Marktplaats werkt ook goed.
Na enig gesnuffel kocht ik voor een paar euri een officieel ‘ootmoedig verzoek aan de voeten van de Heilige Vader’ om een volle aflaat.
Niet duur”, hoor ik u zeggen maar het is dan ook een ‘tweedehandsje’. Mogelijk dus niet meer zo krachtig, maar er staat geen houdbaarheidsdatum op dus ik gok het maar.

Het fraai gekalligrafeerde blad werd uitgegeven door het Vaticaan in 1924 onder het pontificaat van Paus Pius XI (1857-1939) die in volle glorie staat afgebeeld en inmiddels, voor wat betreft het hiernamaals, zelf ervaringsdeskundige is.
De handgeschreven tekst eronder bevestigd dat het verzoek genadelijk door de heilige Vader wordt erkend (“Sanctissimus Dominus benigne annuit precibus. Dat. ex aedibus Vaticanis die 15 sept.1924”). Het geheel is voorzien van het pauselijke zegel in preegdruk en officieel ondertekend door Carolus Cremonesie, aartsbisschop van Nicomedia.

Zorgvuldig is de naam (een zondaar die het vagevuur al enige tijd geleden heeft verlaten) verwijderd zodat ik te zijner tijd op de lege plaats mijn eigen naam kan invullen. Daarmee wacht ik nog even want volgens de gebruiksaanwijzing wordt de volle aflaat pas verleend “in het stervensuur, mits tot biechten of communiceeren niet meer in staat zijnde…”.
Nog even geduld dus, maar deze zondaar is tenminste voorbereid!

maandag 12 december 2011

Zeurkous

Ik stel te hoge eisen hoor ik wel eens.
Vooral bij de aanschaf van modern bibliofiel drukwerk laat ik me leiden door teveel een aantal criteria wensen.
Allereerst moet de inhoud me aanspreken en passen bij mijn belangstelling. Maar behalve als informatiedrager zie ik het boek ook als esthetisch object.

De vormgeving vind ik belangrijk en het gekozen lettertype, de illustraties (al zijn die niet per se noodzakelijk), het materiaalgebruik (papier en band). Soms erger ik me aan kleine details en denk ik ‘hadden ze maar dit of dat’. In gesprek met mede verzamelaars hoor ik dan wel eens ‘je stelt te hoge eisen’, of erger ‘zeurkous’. Maar is dat ook werkelijk zo?

Neem nou de lezing van Gerrit Komrij: “De crisis in de bibliofilie” (Den Haag, 2011) uitgegeven door Museum Meermanno. Wat is daar mis mee? Wel, dat ze de oplage (250 exemplaren, waarvan vijftig voor de verkoop) niet hebben genummerd en gesigneerd, daar kan ik nog wel mee leven (zij het moeizaam).
Maar ik ben het helemaal eens met de opmerking van Occy die schrijft: “Stel u bij de bibliofiele uitgave overigens niet al te veel voor: de uitvoering is vanzelfsprekend verzorgd, maar geniet – & dat is altijd een tegenvaller.
Bij dergelijk klein bibliofiel drukwerk verwacht je toch een cahiersteek? 

Ander voorbeeld.
Het vrijwel onvindbare: “Iets over boek en prent in Japan” (Lelystad-Haven, 1989), een met de hand gezet, gedrukt en gebonden boekje uitgegeven door De Watersnip Pers in een oplage van 50 genummerde exemplaren. Ik heb ooit nummer 26 kunnen kopen en toen ik het las viel mij op dat er met geen woord werd gerept over de typische Japanse boekbind-techniek. Daar kan ik nog wel mee leven (zij het moeizaam) maar het stoort mij wel dat een dergelijk boekje in een groenlinnen band zit. Je verwacht bij dit onderwerp dat ze het passend, dus op Japanse wijze, binden.

En? Stel ik te hoge eisen en/of ben ik een zeurkous?

Mijn laatste aanwinst pronkt inmiddels tussen zijn bibliofiele broeders en zusters.
Het gaat om een exemplaar (nummer 51 van de 100) van: “Raccolta Pornografica” (Tilburg, 2010). In feite een fotocatalogus van de meest sprekende objecten uit de verzameling erotica van Ronald en Mitzi Peeters.


Een smakelijke inhoud met prachtige, soms ‘verborgen’, foto’s (van Jan Stads) en een fantastische vormgeving (door Hans Lodewijkx). Handgebonden, Japans geknoopt met rood garen, notarissluiting met grijs garen.
Dat alles opgeborgen in een fraaie rood zwarte opbergcassette.
Raccolta Pornografica” is daardoor meer dan alleen maar een fraai vormgegeven stapeltje papier. Het is “zelf een begeerlijk en verleidelijk kunstvoorwerp geworden.


Woorden van Ed Schilders, waar ik me graag bij aansluit want, geef toe, ook als je geen erotica verzamelt en niet Akim heet kan je als boekenliefhebber toch grenzeloos genieten van dergelijk zorgvuldig en smaakvol uitgegeven drukwerk.
Ze hadden het alleen nog kunnen signeren… 

… maar nu ben ik zeker een zeurkous.

maandag 5 december 2011

Goedkoop en bijzonder, bijzonder goedkoop

Voor bibliofiel drukwerk slaag ik de laatste tijd goed bij antiquariaat Kok in de Amsterdamse Oude Hoogstraat.
Toen ik daar vorige week weer eens de stapels ‘klein maar fijn’ doorploegde vond ik twee interessante uitgaven waarvoor ik slechts vijftien euro betaalde.

Het eerste dat ik tegenkwam was een bibliofiel dundrukje getiteld: “Wulpse verzen” (z.p., 1986), van uitgeverij ‘Extrapotent’, gedrukt in een oplage van 115 stuks (‘dit is nummertje XIX’). Het zijn een aantal homo-erotische verzen van Jos Mastro die ook de toepasselijke vignetten tekende. Niet dat ik van de mannenliefde ben, maar leuke bibliofiele boekjes in een beperkte oplage laat ik nu eenmaal niet gauw liggen. Voorbeeldje?

Een mooie grote jongen die ik uitverkoos
Zei: Goed, ik ben altijd gereed voor wat gevoos
Mijn lul is zwaar als lood, als ook mijn billen
En mijn zak is helemaal niet meer te tillen;
Die komt iets later aan, met Van Gend en Loos.

De tweede die ik uit het stapeltje hengelde was:
Het versleten corset van de Nederlandse Letteren. Scheld- en bijnamen van en voor Nederlandse schrijvers, uitgevers en zo” (Amsterdam, 1994). Het boekje werd in een eenmalige oplage van 750 exemplaren uitgegeven door Uitgeverij Thomas Rap voor vrienden en relaties.
Het is niet door de samenstellers, Arendo Joustra en Jaap Scholten, gesigneerd maar door uitgever Thomas Rap (1933-1999): “Alle goeds, Thomas”.
Omwille van de signatuur en de vermakelijke inhoud  (“Thomas Rap is een fatsoenlijke jongen maar begrijpt nergens iets van“, Gerrit Komrij) onmiddellijk gekocht.
Een paar voorbeeldjes.
Koningin Wilhelmina bestond voor het oog uit een gevederde pothoed, gestut door een kennel bontvossen” (Adriaan Roland Holst).
Over Huub Oosterhuis; “Copywriter van de firma Christus & Co.”, alweer van Komrij, die als “Nederlands dichter en kankerdoos” (Jeroen Brouwers) maar liefst vijfentwintig keer als bijnaamgever en vijf keer als -ontvanger voorkomt in dit boekje.

Blij met deze twee aanwinsten uit de categorie ‘goedkoop en bijzonder’ vervolgde ik mijn tocht naar huis via de Amsterdamse Kalverstraat. Uiteraard passeerde ik boekhandel De Slegte niet zonder even naar binnen te wippen.
Ik hoefde niet ver te kijken, want vlakbij de ingang lag een grote stapel van het boek van P.J. Buijnsters en
L. Buijnsters-Smets
: “Papertoys. Speelprenten en papieren speelgoed in Nederland (1640-1920)” (Zwolle, 2005).
Een mooi gebonden en geïllustreerd boek over een leuk onderwerp, zeker als je – zoals ik - van waardevol oud bedrukt papier houdt. Bovendien een mooie aanvulling op mijn bibliotheek waar ook al beide andere boeken staan die het echtpaar Buijnsters over het oude school- en kinderboek schreef.

En nu we toch zijn aangeland bij de categorie ‘bijzonder goedkoop’, voor een echt fantastische ramsj aanbieding moet u gauw naar een Libris boekhandel. Daar vond ik afgelopen vrijdag twee dikke gebonden uitgaven van Charles Darwin (1809-1882):
De reis van de Beagle” en “Het ontstaan van soorten” (Amsterdam/Antwerpen 2009).
Toen ik nieuwsgierig naar de prijs van deze prachtig geillustreerde boeken keek kon ik mijn ogen niet geloven. Negen euro vijfennegentig (€ 9,95) per stuk!
Mijn ongeloof en verbaasde gemompel over deze belachelijke en onwaarschijnlijke lage prijzen moet de toevallig passerende verkoper hebben gehoord; “Een mooie vangst mijnheer. Ik ben nog steeds bang dat ik bericht krijg van uitgeverij Atlas dat het een vergissing is”. Gauw betalen en wegwezen...