maandag 19 augustus 2013

Komrij's roomse poolster

Voor de erotomaan is de katholiek van onschatbaar nut. Hij die het pad der zonde zoekt oriënteert zich op de roomse poolster het best. (-) Nooit ben ik, in mijn eerste nieuwsgierige jaren, op het spoor van zoveel ‘interessante werken’ betreffende geest en lichaam gebracht als door de Standaard Catalogus van het R.K. Centraal bureau voor Lectuur onder leiding van A.B.H. Gielen sj.
Het was een goudmijn van modieuze, anarchistische, ontuchtige, verkeerde, hoerige, opwindende en polemische boeken, kortom van alle boeken die ik wou lezen
” (Gerrit Komrij in: “Over het nut van het katholicisme”, in “Verzonken boeken” (Amsterdam, 1986).

Welke nieuwsgierige bibliofiel hunkert na het lezen van Komrij niet naar A.B.H. Gielen (1871-1929): “Standaard Catalogus van het R.K. Centraal bureau voor Lectuur” (Amsterdam, 1925)?
De catalogus verscheen oorspronkelijk bij de Amsterdamse uitgeverij Joost van den Vondel en wordt antiquarisch voor bedragen rond de vijftien euro aangeboden. Zeer schaars zijn de daaropvolgende twee supplementen die in 1926 en 1927 (de laatste o.l.v. J. van Heugten sj) verschenen bij de uitgeverij ‘Foreholte’ in Voorhout.
Een complete set zie je daarom niet vaak maar een paar jaar geleden trof ik er een aan bij antiquariaat “De Friedesche Molen”. De vraagprijs bedroeg zestig euro. In de winkel vertelde ik Hein over wat de catalogus van jezuïetenpater Gielen voor Komrij had betekend (‘zijn roomse poolster’). De waarschuwingen van pater Gielen voor bepaalde boeken zijn - anno nu - vervat in termen die vooral op de lachspieren werken; ‘ontredderde lectuur’, ‘een heel smerig ding; voor niemand’, ‘een lasterroman, die te vuil is om aan te pakken’, 'Pornografie. Afgekeurd' of ‘een wanhopig meedogenloos bijna ziekmakend boek, met socialistische strekking. Niets voor ons’.
Menig boek belandde bij Gielen zo op de symbolische brandstapel. Voor Komrij echter waren zijn woorden hartelijke aanmoedigingen en Koninklijke aanbevelingen om de desbetreffende uitgave onmiddellijk na te jagen, te kopen en te lezen. Kennelijk had ik er wat al te enthousiasmerend over gesproken want Hein besloot de boeken toch maar zelf te houden. Geduld, geduld….


Uiteindelijk vond ik een paar weken geleden weer een complete set (uit een voormalige kloosterbibliotheek) bij antiquariaat “Boek en Glas” en nu voor maar vijf en twintig euro! Meteen gekocht natuurlijk.

De catalogus begint met een uitvoerige inleiding waarin staat met welke drie factoren Katholieken te maken hebben als het gaat om de zorgvuldige keuze van hun lectuur.
A. De natuurwet. “Wat ik voel of weet dat mij schade brengt, ook al zou het anderen niet deren, late ik ongelezen, anders breng ik mijn geestelijk leven in gevaar en pleeg vergrijp tegen mijne ziel”. Voor iedere Katholiek lag dit natuurlijk anders, afhankelijk van zijn opleiding, gevoeligheid, ontwikkeling etc. Bij twijfel; raadpleeg uw biechtvader.
B. De kerkelijke boekenwet. Welke boeken verboden zijn om hun antikatholieke opvattingen, onzedelijkheid, goddeloosheid etc.
C. De Index. De officiële lijst van verboden boeken opgesteld door het Vaticaan.

Wat wilde pater Gielen (tussen 1912 en 1929 hoofdredacteur van de ‘Boekenschouw’) bereiken met deze standaarduitgave? “Een practische gids zijn om schadelijke boeken van onschuldige, en gevaarlijke van twijfelachtige te helpen onderscheiden. Of een boek kunstwaarde heeft of niet, lijkt ons naast de ethische waarde van zoo'n ondergeschikt belang, dat wij er niet veel woorden aan zullen besteden. Wij hebben een hartgrondigen hekel aan de tegenwoordige opfokking tot aestheten in plaats van tot oprechte en beginselvaste Christenen, die plichts- boven schoonheidsgevoel stellen. Door kunst is waarschijnlijk nog nooit iemand in den hemel gekomen, tenzij hij er God mee diende. Hetgeen dan weer den ethischen kant van het vraagstuk naar ons toekeert. Het is er ons derhalve allerminst om te doen ‘letterkundigheid’ te gaan bewonderen, die overigens niet langer pleegt te duren dan een vrouwenmode”.


Het was natuurlijk onmogelijk om alle verschenen en te verschijnen boeken te beoordelen. Volgens Gielen bleek uit ervaring en onderzoek dat vooral de nieuwste “kersversche” boeken werden gelezen. Om nader te bepalen welke titels dat waren werden de catalogi van diverse grote leesbibliotheken bestudeerd. “Die zijn als graadmeters van de waardeering van het publiek en van de veelgelezenheid van een boek. Daaruit maakten wij onze keuze van titels in dezer voege, dat wij ter bespreking allereerst noteerden wat gelijkelijk in alle of de meeste catalogi voorkwam”.
Het ging natuurlijk vooral om Nederlandse en vertaalde romans (waaronder vele thans min of meer vergeten auteurs en spoorloos verdwenen uitgaven); “omdat deze in hoofdzaak de verspreiders zijn van goed en kwaad; zij richten zich tot de groote massa, zij speculeeren op de sensatielust van het publiek, zij behoeven niet te voldoen aan voorwaarden van waarheid, wetenschap of logica, maar brengen het gedachtentuig van elk willekeurig individu onder het bereik van allen”.


Een enkele keer komen we Nederlandse klassiekers tegen zoals Couperus (1863-1923): “Een dandy met de taal en een dandy met het leven. Een verfijnd artist, als men wil, ofschoon wij het zelf niet gelooven, maar een heilloos schrijver om zijn bar sensualisme, zijn amoraliteit en immoraliteit en zijn theosofische gevoelens. Een criticus in ‘Onze Eeuw’- zegt, dat men Couperus-werken later precies zoo zal lezen en vinden, als men tegenwoordig leest en vindt ‘Julia' van Rhynvis Feith” en over diezelfde Rhynvis Feith (1753-1824): “Zijn beide romans Julia (1792) en Ferdinand en Constantia, zijn huilerig sentimenteel en om hun boekentaal ongenietbaar”. Een mild oordeel naar Gieliaanse maatstaven en duidelijk voor elke Katholiek, Couperus- en/of Rhynvis Feith-fan.

maandag 5 augustus 2013

Boekjes voor 'Lautje'

Boeken vertellen verhalen maar achter talloze uitgaven schuilt vaak nog een ander verhaal. Soms complete persoonlijke drama’s en soms nationaal klein zeer waar we liever niet aan worden herinnerd.

Dat laatste is het geval bij een uitgave die ik toevallig tegenkwam op internet bij een Haags antiquariaat.
Voor slechts vijf euro hapte ik toe.
Het boekje (VI + 82 blz.) is getiteld: “Uitvinding der boekdrukkunst
(Haarlem, 1854). Alweer 160 jaar geleden gedrukt, voorzien van een eenvoudig papieren omslagje en in prima conditie. Het is geïllustreerd met diverse houtgravures getekend door A.H. Bakker Korff (1824-1882) en in hout gegraveerd door W. Bal (1808-1897). De tekst werd voorzien van fraaie sierkapitalen en gedrukt door Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem.

De inleiding voert ons terug naar het midden van de negentiende eeuw toen er felle discussies in woord en geschrift plaatsvonden, nationaal en internationaal, over de uitvinding van de boekdrukkunst. Tot de vurige pleitbezorgers van de Haarlemmer Laurens Janszoon Coster als uitvinder behoorde J.J.F. Noordziek (1811-1886), onderbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Jarenlang ijverde hij voor een standbeeld “uit edeler stof, dan het bestaande (in steen), uit gelden, door de natie bijeengebragt, bekostigd, dat zich onderscheidde door waardigheid van uitdrukking, losheid en gepastheid van houding, sprekende gelaatstrekken en grootschheid van gedachten”. Volgens het “Gedenkboek der Coster-feesten van 15, 16 en 17 julij 1856” (Haarlem, 1858, blz. 81/82) was één van de middelen om aan geld te komen “de uitgave van een, voor dit onderwerp toepasselijk geschreeven en met houtsneegravuren opgeluisterd, werk waarvan de exemplaren moesten dienen ter uitreiking aan hen, die voor de onderneming eene bepaalde som (f 2,50) of daarboven bijdroegen, als eene herinnering voor de verleende ondersteuning”.


Die promotie-uitgave werd dus de “Uitvinding der boekdrukkunst” en mijn exemplaar is één van de ruim 2500 die zijn gedrukt en uitgereikt aan de deelnemers van dit ‘Coster’s-fonds’.
Je vraagt je af waar ze gebleven zijn. Weliswaar beschikken diverse grote bibliotheken over een exemplaar maar antiquarisch worden ze zelden aangeboden. De onthulling in Haarlem, op 16 juli 1856, van het bronzen beeld vervaardigd door de Vlaamse beeldhouwer Louis Royer (1793-1868) en gegoten bij L.J. Enthoven en Co. in Den Haag was het hoogtepunt van de uitbundige Costerfeesten.
Dat niet onze Hollandse Coster maar de Duitser Johannes Gensfleisch zur Laden zum Gutenberg (ca. 1397-1468) uitvinder is van de boekdrukkunst werd zo’n vijftien jaar later definitief bewezen door 'Coster-moordenaar' Antonius van der Linde (1833-1897) en zullen de meeste boekenliefhebbers inmiddels wel aanvaarden weten (hoop ik).


‘Lautje’ staat al weer ruim honderd vijftig jaar in Haarlem. Enigszins verloren aan de oostzijde van de Grote Markt in de schaduw van de middeleeuwse Grote – of Sint Bavokerk. Hoog op zijn hardstenen sokkel toornt het rijksmonument uit boven de talloze passanten en evenementen. In zijn linkerhand een boek en in zijn opgeheven rechterhand een letterblokje.
Soms is er een boekenmarkt. Mocht u daar ooit geluk hebben en een exemplaartje tegenkomen van de “Uitvinding der boekdrukkunst”, aarzel dan niet, koop het meteen en steun ‘Lautje’.