zaterdag 22 augustus 2009

Enemies of books


In 1880 verscheen in Londen een curieus boekje getiteld: “The enemies of books” van William Blades (1824-1890). Blades, een Engelse boekdrukker en zelf een boekenverzamelaar, beschreef in negen hoofdstukken de diverse gevaren waaraan boeken bloot stonden. De vijanden van boeken waren achtereenvolgens: vuur, water, gas en hitte, stof en verwaarlozing, onwetendheid en schijnheiligheid, de boekenworm, ander ongedierte, boekbinders en verzamelaars (ja, die ook!).  In de latere herziene druk kwam daar een hoofdstuk bij over bedienden en (natuurlijk) kinderen. “Pleased, too, are they, if, with mouths full of candy, and sticky fingers, they can pull in and out the books on your bottom shelves, little knowing the damage and pain they will cause”. Snoepgoed lusten ze allemaal maar Blades maakt wel een onderscheid tussen de vernielzucht van meisjes en die van jongens. “Boys, however, are far more destructive than girls, and have, naturally, no reverence for age, whether in man or books. Who does not fear a schoolboy with his first pocketknife?"
Pfffff…! Dan bof ik toch maar weer met slechts één kind en nog wel een meisje!

Het meest bekende hoofdstuk uit zijn boek is waarschijnlijk dat over de boekenworm die hij beschreef en waarmee hij experimenteerde (ik heb het uiteraard over insecten en niet over boekenliefhebbers die zich als zodanig manifesteren).
Blades kreeg in 1879 een specimen toegezonden van mr. Birdsall, een boekbinder uit Northampton, dat hij in een doosje bewaarde om te kijken hoe het kleine beestje zich gedroeg en ontwikkelde. Hij voerde de worm een paar fragmenten van een incunabel en een blad van een 17de eeuws boek. Ondanks of dankzij dit bibliofiele feestmaal bleef het beestje slechts drie weken leven. In 1885 ontving hij opnieuw twee exemplaren, ditmaal van mr. Garnett, van het British Museum.
Eén daarvan bleef achttien maanden in leven. “I treated him as well as I knew how; placed him in a small box with the choice of three sorts of old paper to eat, and very seldom disturbed him”. Maar, helaas… “He resigned his life with extreme procrastination, and died ‘deeply lamented’ by his keeper, who had long looked forward to his final development”.

Boekenvijanden zijn nog steeds veelvuldig en veelvormig aanwezig en Blades lijstje zou makkelijk aangevuld kunnen worden met nieuwe ‘moderne’ vijanden zoals bijvoorbeeld de verzuring van 19de en 20ste eeuws (houtpulp)papier.

Mijn collectie telt vier verschillende exemplaren van Blades befaamde boek. Een oorspronkelijke, 3de editie uit 1881, ingebonden door de beroemde Joseph Zaehnsdorf (1816-1886), met zeven afbeeldingen waaronder een foto van een half opgevreten kostbare ‘Caxton’ incunabel en een uitklapplaat van een boekenworm (naar mijn bescheiden mening is het een zilver- of papiervisje!). Een wat eenvoudige populaire uitgave van The Book-Lover’s Library uit 1902, ‘revised and enlarged by the author’ en tot slot twee bibliofiele miniatuuruitgaven.


Een Amerikaanse van de Black Cat Press uit 1981: "An Extract from The Enemies of Books" (2 3/8" x 1 3/4" inch), met bruin leren bandje en op de voorkant in goud een vrolijk kijkende boekenworm (249 exemplaren) en een Nederlandse miniatuuruitgave van de The Catharijne Press uit 1985 (60 x 40 mm, nr. 9 van de 250 exemplaren), met alleen het laatste hoofdstuk en drie illustraties, gebonden in gemarmerd papier door Luce Thürkôw.

Als ik internet moet geloven wordt een exemplaar van “The enemies of books” niet aangeboden in antiquarisch Nederland. Dat is verbazingwekkend en zeer opmerkelijk want Blades boek moet onder boekverzamelaars hier toch wel enige bekendheid genieten. Boudewijn Büch schreef al over hem in “Bibliotheken”(1984), maar vreemd genoeg niet in zijn “Boekenpest” (1988) en ook Gerrit Komrij, in “Verzonken boeken”(1986) en Ed van Eeden in “Boeken-wurmen & ander ongedierte”(1992) noemen Blades.
Mocht u dus belangstelling hebben dan zit er niets anders op dan via internet te winkelen in Engeland of Amerika. Maar dat is voor u, als echte boekenworm (of is het boekenwurm?), natuurlijk geen probleem.



woensdag 12 augustus 2009

Aarts-bet-overgrootvader

Via Simon Blok van het gerenommeerde antiquariaat B.M Israël in Egmond aan den Hoef verwierf ik enige tijd geleden, voor een vriendenprijsje, een prachtig – uiteraard in perkament gebonden - exemplaar van “De Geschiedenissen Kerckelyck ende Wereldtlyck van Friesland Oost ende West; Beginnende van d’eerste Geheuchenis ende vol-trocken tot op het jaar na Christi Geboorte 1583. Te samen ende in ordre gebracht met groote neersticheyt inde Nederlandsche Tale door...
(Franeker, 1658) van Christianus Schotanus a Sterringa (1603-1671).

Het bevat de geschiedenis van Friesland tot het jaar 1584 (!),
met een uitgebreid register en achterin het Tablinum welk documenten en brieven in het oudfries bevat. Volgens het voorwoord schreef Schotanus een vervolg tot 1611, waarvan ongelukkigerwijs het manuscript verloren ging.
De auteur was hoogleraar in de theologie te Franeker maar werd beter bekend als geschiedschrijver van Friesland.
Een ex-libris stempeltje verraadt dat één van de vorige eigenaren de Nederlands hervormd predikant en theoloog
L. Knappert (1863-1943) was. Van 1902 tot 1933 was hij aan de Leidse Universiteit kerkelijk hoogleraar.

Het boek telt 17 paginagrote (ongesigneerde) portretgravures, waaronder dat van mijn Aarts-bet-overgrootvader (in de 41ste generatie) Karel de Grote.


Karel de Grote werd geboren te Ingelheim bij Mainz op twee april 742. Tegelijk met zijn vader en zijn jongere broer Karloman werd hij in 754 door paus Stephanus II gezalfd tot koning en patricius Romanorum. In 768 volgde hij zijn vader op in het noordelijke gedeelte van het Frankische Rijk en werd voor dat gedeelte verheven en gezalfd tot koning der Franken in Noyon. Pas in 771, na de dood van zijn broer Karloman, werd hij alleenheerser en opnieuw gezalfd als koning van alle Franken te Corbeny, tevens koning der Longobarden na de inname van Pavia in juni 774. Hij voerde daarna ook daadwerkelijk de titel van patricius Romanorum. Op 25 december 800 werd hij door paus Leo III gekroond tot keizer van het Romeinse Rijk. Karel de Grote overleed te Aken op 28 januari 814.


Afstamming van Karel de Grote is op zich niet zo bijzonder. Terugtellend naar het jaar 1000 heeft iedereen van ons twee miljard zeven en veertig miljoen vierhonderd drieëntachtig duizend zes honderd zes en veertig voorouders (2.47.483.646)! Mathematisch kan worden aangetoond dat de kans dat een autochtone Europeaan van hem afstamt bijna één op één is.
De moeilijkheid zit hem in het aantonen van die verwantschap en dat lukte mij, twintig jaar nadat ik met genealogisch onderzoek startte, via mijn Limburgse voorouderechtpaar Mathias Beltgens gehuwd met Maria Hoen (rond 1600).
Overigens, alleen al van dit echtpaar zijn er vermoedelijk een half miljoen afstammelingen!
En ja , ik kan mijn voorouderlijn doortrekken want ook van Karel de Grote zijn voorouders bekend. Nee, nog niet tot Adam….

zondag 9 augustus 2009

Hulde, hulde...

Er zijn van die momenten dat je iets leest en er vervolgens allerlei gedachten en beelden door je hoofd gaan. Dat overkwam mij toe ik iets las over het Huldtoneel, een oeroude heuvel te Noorddorp. De heuvel met een monument uit 1863 is gelegen aan de westzijde van de weg Beverwijk Castricum tussen de huisnummers 199 en 203 (gemeente Heemskerk). Volgens de overlevering werden hier de Graven van Holland ingehuldigd. Historische bronnen vermelden ondermeer de huldiging van Albrecht van Beieren (1361) en Jan van Brabant (1418). Eens kijken wat ik hierover in mijn collectie kan vinden…

Medicus en historicus Ludolf Smidt (1649-1720) schreef in zijn “Schatkamer der Nederlandsse oudheden...” (Amsterdam, 1711, blz. 148) dat hij de plaats van het Huldtoneel tweemaal bezocht, op 26 mei en 11 september 1706. Een platte heuvel, rondom netjes afgestoken, schreef hij, “bij Beverwyk, ontrent Nootdorp, ter syden de herberg van Spanjersberg”. In het boek van Jacob van Oudenhoven (1600-1690) “Out-Hollandt Nu Zuyt-Hollandt…” (Dordrecht, 1645, blz. 4) staat: “Als de Graven van Hollandt tot Dordrecht, tot Graven van Hollandt gehult ende aengenomen waren, soo werden sy daer na in ’t midden van Kenemerlandt, half wegen tusschen Haerlem ende Alckmaer, niet verre van Heems-kerck, ter zijden den Heeren-wegh, op eenen verheven Heuvel, in een statelijcke by-een-komste van de Edelen ende Gemeynte aldaer tot Heeren van Kenemerlandt gehult ende aengenomen”.

Tijdens de huldiging werd de nieuwe vorst door vier mannen op een schild rondgedragen. Er werd hem kortom hulde gebracht. Heb ik daar niet een afbeelding van? Jawel; in Gerard van Loon’s “Aloude Hollandsche histori der keyzeren, koningen, hertogen en graaven...” ('s-Gravenhage, 1734, 1ste deel tussen blz. 12/13) zien we hoe dat eruit zag. Kijk/klik op de bovenste afbeelding maar u kunt natuurlijk ook even naar dit plaatje uit een strip van Asterix en Obelix kijken.

Komt dat beeld u ook zo bekend voor? Ja? Kijkt u na afloop van een sportevenement wel eens naar de prijsuitreiking? Dan ziet u namelijk hetzelfde. Er wordt hulde gebracht en de winnaar, in dit geval de sportieve en niet wereldlijke heerser, staat hoger dan de anderen.
Huldeblijk is niet te koop, toen niet en nog steeds niet. Het schild, thans het erepodium, wel. Bij Sport-Thieme bijvoorbeeld, binnen vier weken leverbaar voor € 543,83 (excl. btw).

woensdag 5 augustus 2009

Een dodelijke hap

Wat doe je in het Zuid-Franse Goudargue? Kanoën op de rivier de Seize natuurlijk.
Dat hebben we met zijn drietjes dan ook gedaan en na zeven kilometer (met 32 graden) waren we het goed zat en was alles zeiknat.

Tijd om even wat te drinken, in de zon op te drogen en kijk, kijk, er was zowaar een kleine antiekmarkt op het pittoreske pleintje…
Daar kocht ik na enige aarzeling voor de prijs van drie ‘plat du jour’ drie kaarten en een reclameblaadje van het macabere ‘Cabaret du Neant’ (64, Boulevard de Clichy, Montmartre). Franse efemera dus…

Dit ‘Cabaret van het Niets’, opgericht in 1892, behoorde rond 1900 samen met het ‘Cabaret de l’Enfer’ (Cabaret van de Hel) en het ‘Cabaret du Ciel’ (Cabaret van de Hemel) tot de meest bekende bizarre shows in het Parijse Montmartre. Bij het repertoire behoorden geesten, de dood, doodskisten, skeletten etc.
Mijn kaarten; ‘de lampadaire funéraire’ (doodslamp van menselijke beenderen), ‘caveau, les spectres gais’ (spookkelder) en de schaduwkaart met het uitgeknipte skelet worden hier en daar op Internet aangeboden. Het meest interessante is echter een zeldzaam reclameblaadje met een ‘Diner des Squelettes’.

Voor wie het Frans beheerst (en dat doe ik maar in beperkte mate) is al gauw duidelijk dat er iets aan de hand is met de gerechten.
In plaats van een soepje (Potage) wordt hier een ‘Peaux d’ages’ (verouderd vel) geserveerd. De oesters uit Oostende (‘Huitres d’ Ostende) blijken zachte beentjes te hebben ('d’os tendres’). Vervolgens krijgt men een klaagtong met requiemsaus (‘Sole pleureur – Raie quiem’). Het voorgerecht, de Entrée, is opeens ‘Enterrées’ oftewel begraven geworden (gevolgd door een opgraving: ‘L’Exhume’ en een gevarieerd overlijden ‘Déces assortis’ in plaats van een bijpassend gevarieerd dessert; een Dessert assortis).


Het is allemaal knap gemaakte ‘klinkt als’ woordspeling. Gras-double, een gerecht van ossenpens uit de streek rondom Lyon, klinkt als ‘Glas double’, oftewel het dubbel geklep van de doodsklok.
Italiaanse macaroni wordt hier ‘Mocabroni’ van ‘Mot de Cambronne’ en dat is een scheldwoord. De in de schil gegaarde aardappelen zijn ook niet wat ze lijken. Normaal schrijf je dat als Pommes de terre en robe de chambre, maar hier staat ‘Homme de terre en robe de chantre’. Aardig zijn ook: ‘Ci-git got roti’ (Ci git betekent ‘hier rust’) en klinkt als Gigot roti (geroosterd lamsvlees), een fruitmandje (Corbeille de fruits) wordt hier een lijkwagen ‘Corbillard’ met fruit. ‘Bri ez pour lui’, klinkt verdacht veel als Prier pour lui (Bid voor hem). Wijn van ‘Chateau La Pompe Funèbre 1924’ laat zich vertalen als een wijn van de uitvaartonderneming uit 1924 en de Moorse rumgrog, hier als ‘Groge Maur’ geschreven, klinkt weer als Croque-mort oftewel een lijkdrager.

Gelukkig wordt er om dat alles veel gelachen: ‘Frères il faut Moult rire !’, maar niet te snel want het lijkt verdacht veel op: Frères il faut mourir, en dat is toch weer heel wat anders…