donderdag 6 mei 2021

Tongzoenen met Bilderdijk


Anno domini 2021, op de 30ste dag van de maand april, kwam er een einde aan de beklemmende Corona lockdown en avondklok. Opgelucht (maar hier en daar nog wel met mondmaskers) kon er weer worden ademgehaald. Nog diezelfde dag was er sinds lange tijd een vrijdagse boekenmarkt op het Amsterdamse Spui. Toeval of niet, Perkamentus had een vrije dag! Een klein mirakel gezien mijn onregelmatige werkrooster en dus besloot ik onmiddellijk gebruik te maken van de gelegenheid om weer eens ouderwets te gaan sneupen en (bij)kletsen.

Tegen het middaguur was ik ter plaatste om mijn snuffelronde(s) langs de boekenkramen te maken. Een frisse dag, overwegend droog met af en toe een lichte bui motregen. Dat laatste mocht de pret niet drukken, zonder uitzondering waren de aanwezige boekhandelaren en boekenliefhebbers blij dat een bezoek aan hun boekenmarkt weer mogelijk was. Axe van Maanen van antiquariaat Klikspaan (Leiden) begroette mij vriendelijk en overhandigde mij hun traditionele nieuwsjaarsuitgave voor vrienden en relaties: "Verbreek nooit een oude rooilijn! Huizinga over stadhuis en stadsschoon in Leiden" (Leiden, 2021), geschreven door Huizingakenner G.A.C. (Anton) van der Lem. Perkamentus ontving nummer 161 (van de 250).

Al pratende over koetjes en kalfjes bepotelde ik de rij oude boekjes voor mij en trok er af en toe eentje uit voor een nadere inspectie. Plotseling had ik tot mijn grote voldoening een eerste druk in handen van: "Bloemtjens" (Amsterdam, 1785) geschreven door Willem Bilderdijk (1756-1831). Uit het bescheiden naamstempeltje voorin bleek dat het boek ooit stond in de bibliotheek van (mr.) A.G. Prins Visser (1861-1895). Voor de bescheiden prijs van zes tientjes werd ik de nieuwe eigenaar.

Trouwe lezers herinneren zich wellicht hoe ik acht jaar geleden schreef over de aanschaf van Bilderdijks erotisch debuut: "Mijn verlustiging" (Leiden/Amsterdam, 1781). Een bijzonder exemplaar van de handelseditie met 29 door Bilderdijk zelf gegraveerde vignetten (i.p.v. zoals meest gebruikelijk 28). Overigens werd die uitgave nog gebonden in een fraaie typisch 18de eeuwse band.
"Bloemtjens" mag worden beschouwd als een volwaardige opvolger; een tweede erotische uitgave van Bilderdijk, net als "Mijn verlustiging" geïllustreerd met vijfentwintig door de auteur zelf gegraveerde kleine maar fijne vignetten (inclusief titelvignet). Toch zit er een groot verschil tussen beide boekjes. De liefdespoëzie van "Mijn verlustiging" vind ik tamelijk onleesbaar en doet mij nog sterk denken aan een classicistische stijloefening, vol metaforen en versluierende symboliek; "Bloemtjens" daarentegen ademt onverhulde brandende hartstocht van een hopeloos verliefde Bilderdijk aan de vooravond van zijn huwelijk met Catharina Rebecca Woesthoven (1763-1828). 


In deze uitgave staan de befaamde drie gedichten "Kusjens". Het meest betamelijk is de laatste die diverse soorten kusjes benoemt, zoals de onschuldige kinderkus, de gevoelige vriendenkus, de eerbiedwekkende vaderkus en de zachte koele zusterkus. De eerste twee daarentegen laten aan erotische verbeelding niets te wensen over. Met name in de eerste beschrijft Bilderdijk op expliciete wijze de techniek van het tongzoenen. Leest u even mee?


"Duizendvoudig zijn de kusjens,
Die de teêre minnelustjens
In't gevoelig hart ontgloên,
En den brand der liefde voên.
Maar, indien gij wilt beminnen,
Schoone strookster van mijn zinnen,
Hoor, wat kusjens ik verlang,
Als ik aan uw' boezem hang!

Schenk me, ó voedster van mijn lustjens,
Druk me zulke vochte kusjens,
Dat uw tong de mijne streelt,
En er krullend mede speelt;
Even als de geile mussen
In de May elkander kussen,
Of het lieve tortelgoed
In het trekkebekken doet!
Laat uw hart door heete zuchtjens
Tuigen van uw zielsgenuchtjens,
Dat uw malsche boezem zwoegt,
Als ge uw lipjens met mij voegt,
En mijn halfverdronken oogen
Zich in de uwen blind zien mogen.


Hoor nu, hoe gij in den gloed
't Kussend mondtjen zetten moet,
Om het zoetste zoet te koopen.
Niet te dicht, en ook niet open.
Laat één plaatsjen (zoo is 't wel!)
Voor ons beider tongenspel:
Dat mijn zachte tandenbeetjens
Door diebalsemige reetjens
Booren mogen zonder pijn:
En uw tongetjen het mijn
Zacht ontmoeten, lieflijk klemmen,
Bevend in uw mondtjen zwemmen,
Tot het, spartlend van vermaak
Aan mijn tong geschakeld raak.


Dan zal ik het zuigen, strelen,
Zoeken 't aan uw' mond te ontstelen:
'k Zal het bijten, en mijn dorst
Met den adem uit uw borst,
Met het bloed, er uit te leken,
Koelen, lesschen, meer ontsteken;
Zetten borst en ingewand
Door die terging in den brand;
Dat het overstelpte harte
Van genoechelijke smarte
In ons beider binnenst zwelt,
En van fijn gevoel versmelt;
't Geen het op de vochte tippen
Onzer natbedaauwde lippen,
Met een bevend zacht geluid,
Door een teder lispen uit:
Dat en ziel en adem tevens,
Met het overschot des levens,
Dat in onze boezem slaat,
In elkander over gaat;
En wij, in aâmechtig hijgen,
Spraak-, gevoelloos, nederzijgen."


Over de totstandkoming van zowel "Mijn verlustiging" als "Bloemtjens" en Bilderdijks relatie met zijn uitgever P.J. Uylenbroek (1748-1808) zijn we vrij goed geïnformeerd dankzij de correspondentie tussen beiden die door het Arnhemse antiquariaat Gysbers en van Loon in Wenen werd teruggevonden en in 1980 door het Bilderdijkmuseum (en de Koninklijke Bibliotheek) kon worden gekocht. In het artikel dat W.F.G. Breekveldt (1935-1990) daarover schreef in "Voortgang" (jaargang 4, 1983) lezen we dat Bilderdijk zich zeer nadrukkelijk bemoeide met zijn uitgaven. Hij becommentarieerde de gebruikte papiersoort, discussieerde over de lay-out en graveerde zelf de illustraties. "Bloemtjens" werd weliswaar al in 1785 in de drukkerij van Uylenbroeck gezet maar zou - anders dan het op het titelblad vermelde jaar MDCCLXXXV - pas eind 1786 verschijnen. Die vertraging was mede te wijten aan de verlate levering van talrijke gegraveerde vignetten. Uit een bewaard gebleven proefdruk in de collectie van het Rijksmuseum (objectnummer RP-P-1888-A-13687) met acht illustraties voor "Bloemtjens" blijkt dat Bilderdijk meerdere vignetten op één etsplaat graveerde (die later werd versneden).


Zeer waarschijnlijk is niet al het illustratiemateriaal dat Bilderdijk naar Uylenbroek stuurde gebruikt, maar desondanks was het resultaat "een mooi boekje, vol jonge erotiek, meisjesklacht en pastorale flirt, kusjes, en ridderlijkheid naar de echte trant; maar sinds die teksten werden neergeschreven waren twee jaar voorbijgegaan, en Bilderdijks omstandigheden hadden zich ingrijpend gewijzigd. Als Uylenbroek hem de eerste exemplaren per post aanbiedt, moet Bilderdijk zijn antwoord beginnen met: Mijn hart is gants niet gesteld om veel met het antwoord op uw aangenaamen van gisteren, bezig te zijn: mijn jongste dochtertje is dezen voormiddag gestorven, en mijn vrouw bitterlijk aangedaan.
Hij doelt op Wilhelmina Photina Elisabeth, het tweede kind, op 7 september van dat jaar geboren (brief van 20 december 1786). Toch gaat Bilderdijk in op een paar details; sommige vignetten vindt hij ‘zeer bleek’, en ‘omtrent de stokjes (liggende streepjes tussen de tekst?) zijt gij zuinig geweest.'
De oplage besloeg vermoedelijk circa vijfhonderd exemplaren waarvan er volgens Breekveldt nog 245 bij de uitgever lagen toen het fonds van Uylenbroek in 1809 werd geveild. Ergens in Uylenbroeks magazijn tussen al die bedrukte maar nog ongebonden katernen vol vuur en passie zal ook mijn exemplaar hebben gelegen. Het vond pas één of twee decennia later een koper die het liet binden in een typisch vroeg negentiende eeuwse halfleren band met gemarmerde platten. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten