vrijdag 27 januari 2012

Uit de bibliotheek van...

Ik ben geen lid van een bibliotheek, wel eigenaar van een gespecialiseerde ‘private library’.  
Daarin staan overigens ook boeken uit andere bibliotheken zoals uit diverse stempels en plakkers blijkt. Meestal gaat het om boeken uit opgeheven, vooral religieuze, (klooster)bibliotheken, afgeschreven exemplaren of doubletten. De meeste daarvan stonden op de plank in Nederland, een enkele in het buitenland. Een aantal exemplaren stond in verschillende bibliotheken en heeft meer dan één stempel andere komen uit een privé bibliotheek (te zien aan een ex-libris) en zijn later geschonken aan of gekocht door een (min of meer) openbare bibliotheek.
Al bladerend kwam ik zo heel wat oude stempels en plakkers tegen waaronder die van de Friese bibliotheek van jhr. mr. Hobbe Baerdt van Sminia III (1797-1858) te Bergum, de voormalige Jezuïetenbibliotheek van De Krijtberg en de voormalige bibliotheek van De Groote Club Doctrina & Amicitia, beiden in Amsterdam, en de bibliotheek van het Groot Seminarie in Warmond. Speciaal voor fans van bibliotheken (en hun plak- en stempelgrage werknemers), heb ik er een collage van gemaakt.


Persoonlijk vind ik zo’n ordinair inktstempel, vooral in een ‘perkamenten bandje’, iets oneerbiedigs hebben. Bovendien zijn ze vaak pontificaal op de titelpagina geplaatst.
Je zou wensen dat die bibliothecarissen en bibliothecaressen een meer bescheiden plek hadden uitgezocht, achterin of voorin tussen de blanco schutbladen. Stempelen gebeurde vaak ook met een zekere nonchalance getuige de soms moeilijk leesbare en verschoven afdrukken.
Desondanks zijn deze eigendomskenmerken, waartoe ook aantekeningen en ex-librissen behoren, me dierbaar. Op hun eigen manier vertellen ze wat over de provenance van een boek en dat is niet zelden een boeiende reis door de tijd.
De volgende keer maak ik een fotocollage van de ex-librissen die ik in mijn boeken ben tegengekomen.

donderdag 12 januari 2012

De Pausin


Voor de verandering heb ik in de afgelopen Kerstperiode weer eens naar de televisie gekeken. Bijzonder boeiend vond ik de film “Pope Joan” (2009) geregisseerd door Sönke Wortmann naar de historische roman van Donna Woolfolk Cross. Mooie beelden met een mooie Pausin, vertolkt door een androgyne Johanna Wokalek.

Ik herinnerde mij dat ik jaren terug, als student, hierover al eens een vermakelijk boekje had gelezen dat voor het eerst in 1865 in Athene werd gepubliceerd. Het gaat om “Pausin Johanna” van Emmanuel Rhoïdis (1835 of 1836-1904) vertaald door - en met nawoord van Gerrit Komrij (Amsterdam, 1978).

De legende, in de tweede helft van de dertiende eeuw op schrift gesteld, verhaalt van de als man verklede Joanna die vanaf het jaar 855 twee jaar, vijf maanden en vier dagen als Pausin Joanna Anglicus (Johannes VIII) zou hebben geregeerd. Het bedrog zou zijn ontdekt toen zij tijdens een processie beviel van een zoon. Er zijn over haar eeuwenlang talloze verhitte discussies gevoerd en vele publicaties verschenen. Alles draaide er natuurlijk om of zij nou wel of niet bestaan heeft.
 


De film smaakte naar meer. Ik herlas het boekje van Rhoïdis/Komrij, speurde wat op internet en kocht om mijn historische kennis op te frissen bij antiquariaat Ben van Nijnatten: “De verhandeling van N.C. Kist, hoogleraar te Leiden, over Pausin Joanna, nagelezen en getoetst door J. H. Wensing, hoogleraar in het R.K. Seminarie te Warmond”(’s-Gravenhage, 1845).


Enkele dagen later ontving ik een ‘very nice copy’, gebonden in halfleer. Bij het doorbladeren werd ik aangenaam verrast door een leeg prijsformulier voorin, gedateerd 1850. Samen met een potloodaantekening aan de binnenzijde van het voorplat ‘Bibl. Hagev.’ is de herkomst van dit mijn exemplaar terug te voeren naar de voormalige bibliotheek van het Klein Seminarie Hageveld in Voorhout.

Deze lijvige negentiende eeuwse uitgave werd ruim anderhalve eeuw geleden gepubliceerd tijdens het laatste grote dispuut dat er in Nederland over Pausin Joanna werd gevoerd. Joanna was toen al door talrijke historici en theologen, zowel van katholieke als protestantse zijde, naar het rijk der fabelen verwezen maar hoogleraar N.C. Kist gooide de knuppel in het hoenderhok door in het “Archief voor Kerkelijk Geschiedenis, inzonderheid van Nederland” (Leiden, 1843, deel XIV) een artikel over haar te publiceren waarin hij stelde dat “het onderzoek harer geschiedenis nog niet gesloten is”. De Pausin, zo schreef hij, zou best wel eens een historische figuur kunnen zijn geweest. Kist, een ware Dan Brown ‘avant la lettre’, vermoedde een grote katholieke samenzwering, “een stelsel van bedrog en leugen”, dat alles wat haar historische werkelijkheid kon bewijzen verdonkeremaande, verdraaide of in de doofpot stopte. 


Katholiek Nederland reageerde als door een adder gebeten. Wellicht denkt u, waar maakten ze zich druk over? Maar we moeten de felheid van deze hele discussie zien in het licht van de negentiende eeuwse Katholieke emancipatie die uiteindelijk enkele jaren later, in 1853, zou leiden tot het herstel van de Bisschoppelijke Hiërarchie in Nederland. Katholiek of protestant, dat deed er toen nog toe.
Een pisnijdige Wensing liet zich niet kisten en publiceerde daarop zijn volumineuze
‘nalezing en toets’ die maar liefst 582 pagina’s telt en bomvol zit met argumenten uit talrijke historische bronnen en publicaties die pleiten tegen haar bestaan. Zijn uitgave bevat zo een mooi en nog steeds bruikbaar overzicht van wat er met betrekking tot Pausin Joanna in de loop der eeuwen is gepubliceerd en naar voren is gebracht.

Wensing probeerde het allemaal zo netjes mogelijk te formuleren maar en passant schoffelde de geïrriteerde katholieke hoogleraar zijn protestantse confrater onder het gras door diens redeneer en argumentatiekunst te bekritiseren. Bovendien was ‘Z.H.G.’ (Zijne Hoog Geleerde), volgens Wensing, onvoldoende geïnformeerd over de bronnen, kende hij vaak niet de juiste inhoud, gaf hij verkeerde interpretaties en gebruikte hij zijn materiaal selectief en onjuist. Saillant detail; de familie Kist is in Joanna blijven geloven!


Het voert te ver om hier uitgebreid in te gaan op het boek maar een van de meest sprekende ‘petit histoires’ die ook hier natuurlijk niet ontbreekt is het vermeende gebruik rond de ‘drekstoel’ ofwel de ‘sedia stercoraria’ (Wensing vermeldt er drie). Op deze zetel met halfronde zitting diende de kersvers gekozen Paus plaats te nemen waarna één van de daarbij aanwezige geestelijken onder de kleding van de Paus kroop en naar boven keek.
Zat daar wat bij mannen (meestal) zit, dan riep hij ‘Habet’ (hij heeft ze) of in de leukste versie van dit verhaal: ‘Testiculos habet et bene pendentes’ (‘hij heeft testikels en ze hangen goed’). Volgens de Joanna-gelovers werd deze stoel na haar dood in gebruik genomen om de eenmaal gemaakte fatale vergissing voor eens en voor altijd te voorkomen. Tegenstanders wijzen er echter op dat het ritueel rond de ‘drekstoel’ pas vanaf de elfde eeuw aantoonbaar is en een geheel andere betekenis had. De naam zou verwijzen naar wat er gezongen werd tijdens de plechtigheid, “De stercore elevat pauperem ut sedeat cum principibus” (God is degene die jou verheft uit de drek, die jou laat zitten bij de vorsten).
De kersverse Paus werd er zo nadrukkelijk op gewezen dat hij ook maar een eenvoudig mens was inclusief gebreken en behoeften. De ‘drekstoel’ is helaas al geruime tijd niet meer in gebruik maar twijfelt u desondanks aan het geslacht van de huidige Paus Benedictus XVI?

maandag 9 januari 2012

Druppels

Bibliofiel 2011 verliep ten einde.
Hans Engberts (1958-2011) van antiquariaat Hinderickx en Winderickx overleed eind november.
In plaats van het begin december ontvangen
"Rarewoordenboek. Van Bereshit tot zeeajuin"
 (Amsterdam, 2011) van Guus Middag te gaan lezen, nam ik weemoedig mijn gesigneerde exemplaren door van het "Winkeldagboek
(Amsterdam, 2003) en “Oude Gracht 234 (Utrecht, 2008). Vlak voor de jaarwisseling begon ik met het 'Rarewoordenboek'. Het werd tijd!
2012 begon weliswaar rustig maar als bij een lekkende kraan druppelde in huize Perkamentus gestaag bedrukt papier naar binnen, waaronder een paar gesigneerde uitgaven. De herkomst was zoals gewoonlijk weer vrij divers.

Behalve het boek van Guus Middag (één van de vijftig gesigneerde exemplaren met het handgeschreven lemma 'Chickipedia') kocht ik nog één nieuw boek in de winkel en wel: Boekwoorden Woordenboek. Handleiding voor boekensneupers” (Amersfoort, 2011) van Ayolt Brongers.
Een grote geïllustreerde en vermeerderde uitgave van zijn reeds twee maal eerder verschenen kleine boekje. De allereerste uitgave (1989) heb ik niet meer maar de tweede, door uitgeverij De Buitenkant zeer verzorgde uitgave (1996), nog wel.
Die laat ik ook lekker in mijn boekenkast staan.
In zijn ‘nieuwe’ boek is Brongers sterk aanwezig (vrijwel alle genoemde titels staan in zijn onderaardse bibliotheek). Het is daardoor een erg persoonlijk naslagwerk geworden wat zijn weerslag heeft op de keuze van de lemma’s.
Soms roept die keuze bij mij vragen op. Waarom een lemma ‘Sylvia Beach’ (1887-1962) in plaats van ‘Shakespeare en Company’? Onder het laatste lemma had dan ook wat informatie kunnen staan over de gelijknamige winkel van de onlangs overleden kleurrijke George Whitman (1913-2011) met een verwijzing naar het bekende boek van Jeremy Mercer.

Via de particuliere handel, lees Marktplaats, verwierf ik de uitgave van Auke van der Woud: “Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw” (Amsterdam, 2010). Een vlot geschreven boek over een interessant onderwerp dat ik in drie dagen uitlas en voldoende stof bevat voor een nieuw smerig verhaaltje over poep op dit blog. Nog even geduld!


Poep was ook wat me naar antiquariaat De Slegte in de Amsterdamse Kalverstraat trok. Dankzij hun website kwam ik erachter dat ze een exemplaartje hadden van de smerige versjes van Josien Meloen (Mensje van Keulen): “Uit de oude poepdoos” (Amsterdam, 1980). Afrekenen deed ik lijfelijk in de winkel. Dat is noch verstandig noch goedkoper want vaak zie ik dan weer andere leuke boekjes. Dankzij klanten zoals ik bestaat die zaak nog!
Zo vond en kocht ik daar ook een exemplaar van het boek van Leontine Buijnsters-Smets: “Decoratieve prenten met geschreven wensen 1670-1870 (Nijmegen, 2007). In mijn bibliotheek staan nu alle zes boeken die het echtpaar Buijnsters-Smets over oud drukwerk heeft geschreven. Overigens verschijnt binnenkort een zevende boek: “Straatverkopers in beeld. Tekeningen en prenten van Nederlandse kunstenaars circa. 1540-1850 (Nijmegen, 2012).


Wat nasnuffelend bij De Slegte trof ik in een onverwachts hoekje, bij de nooduitgang, een tafel aan met ‘boeken over boeken’. IJverig doorspitten leverde één interessante uitgave op en wel: “Alfred Kubin taschenbibliographie” (Amsterdam, 1961) geschreven door de bekende antiquaar Abraham Horodisch (1898-1987).
De vraagprijs was bijna elf euro. Kubin kende ik niet, Horodisch natuurlijk wel.
Even heb ik over de aanschaf getwijfeld maar de beperkte oplage (950 genummerde exemplaren) plus het feit dat het door Horodisch was gesigneerd; “Herrn H. Kohn in freundschaftlicher gesinnung, A. Horodisch, 1. Februar 1962, gaf de doorslag.
Waarschijnlijk gaat het om het exemplaartje (nummer 100) dat ooit toebehoorde aan Heinz Kohn (1907-1979) eigenaar van de uitgeverijen ‘Boekenvrienden Solidariteit’ en ‘Het Nederlandsch Boekengilde’. Achterin vond ik ook nog een vergeeld krantenknipsel met een positieve recensie van Dr. Eberhard Semrau uit het ‘Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel’ (d.d. 2 november 1962). Gratis leuke efemera is altijd welkom! Thuis meteen even internet geraadpleegd om bij te leren over Kubin, Horodisch en deze uitgave. Nee, nee, ik heb beslist niet teveel betaald…

Via internet bestelde ik nog drie andere boekjes waaronder “Grafreizen” (Diemen, 1994) van Boudewijn Büch (1948-2002). Destijds geschreven in opdracht van de vereniging voor Crematie AVVL (thans Yarden) ter gelegenheid van haar 75 jarig bestaan (1919-1994).
Weliswaar verscheen het boekje toen niet in de handel maar de oplage moet toch aanzienlijk zijn geweest.
Alleen al hier worden vele tientallen exemplaren aangeboden voor bedragen tussen de vijf - en dertig euro. Uiteraard zocht ik een gesigneerd exemplaar en dat bleek nog vrij lastig maar geduld is een schone zaak. Vorige week dook er plotseling één op dat ik onmiddellijk voor vijfentwintig euro in beslag nam.

En nu, beste boekenvrienden, weer verder lezen want de kraan blijft gestaag druppelen.

zondag 1 januari 2012

Avonturen met Anna

Nog leuker dan ‘sneupen’, vind ik ‘avonturen’.
Dat ‘avonturen’ begint nadat succesvol ‘sneupen’ heeft geleid tot een onverwachts interessante vondst in de vorm van (vaak) laag geprijsd, wat ouder drukwerk dat vragen oproept en waarachter ik een verhaal vermoed. Thuisgekomen is er dan niets leukers dan het in alle rust en comfort schatgraven in mijn bibliotheek en uitpluizen van internet om meer te weten te komen over de geschiedenis achter de nieuwe aanwinst. Over ‘avonturen’ schreef ik al eens eerder in ‘Noodzakelijk wereldhaten’.

Ditmaal begon mijn avontuur op het Amsterdamse Waterlooplein bij de boekenstal van Jos Albers. Terwijl ik een sigaartje opstak monsterde ik zijn kraam en ontdekte dat Jos ditmaal ook wat ouder spul had liggen. Onder een broodzakje met zijn lunch lag een stapeltje oude papieren en ernaast - aan de lat - had hij er een paar opgehangen. Het waren vooral 18de eeuwse notariële bescheiden zoals de ver- en aankoop van huizen of land, testamenten, leningen en meer van dat soort zaken.

Daartussen lag, zonder band of sierpapieren omslag, een folio drukwerkje (28 cm. hoog en 22 cm. breed) gebonden met een rijgsteek. Geen watermerk, katernsignaturen of bladwachters (custoden), maar volgens de paginanummering wel compleet.

Langzaam las ik de wollige titel voor: “’t vlugten des gewoels in ’t zoecken van de ruste afgebeld, en toegepast aen de wereld-vliedende en hemel-zoekende bruyd Christi, zuster Anna Theresia van Bortel, Dryvoudiglijk bekragtigende haere solemneele Beloften, in ’t vermaerd Clooster der Clarissen, onder den Regel van de Seraphienschen Vader Franciscus, tot Antwerpen, den 7. van November."
Een uitgave gedrukt in Antwerpen door J.P. de Cort “Boek-drukker en Boek-verkooper op de Lombaerde-vest, in den gulden Bybel, by de Camme-straet”.


Met wat korting vroeg Jos er vijf euro voor!
Bestaan er eigenlijk bibliofielen die het daarvoor nog laten liggen? Vol verwachting sloop ik ermee terug naar huis.

Op internet vond ik niets in de Short Title Catalogus Vlaanderen (STCV) maar wel één exemplaar in de rijke verzamelingen van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
Drukker en boekverkoper Johannes Petrus II de Cort vervaardigde voornamelijk religieus getint drukwerk dat tussen 1770 en 1796 verscheen, waaronder deze uitgave uit 1781.

1781???

Met een glimlach dacht ik terug aan de opmerking van Jos toen we het stuk bekeken.
Beetje vreemd, nietwaar?“, wel een dagvermelding op de titelpagina maar nergens een jaar van uitgave. Wellicht lijkt dat voor de leek ook zo maar mijn langzame voorlezen van de titel bij Jos had een reden. Zoals u kunt zien heeft de drukker een wat onrustige titel gezet, gebruik makende van letters in kapitaal (groot) en onderkast (klein).
Dat deed hij met opzet want het gaat hier om een mooi voorbeeld van een chronogram (chronostichon). De hoofdletters (met elk een eigen numerieke waarde) vormen opgeteld 1781. Op bladzijde negen en elf herhaalde De Cort de kunstgreep zodat deze uitgave wel drie keer is gedateerd! 


De opdrachtgeefster, Anna Theresia van Bortel, werd op 10 februari 1734 in Lier geboren als dochter van Melchior Balthazar van Bortel en Lucia Francisca Daghelincks.
Haar vader was notaris in Lier en lid (prins) van het toneelgilde ‘Den Groeienden Boom’. Van hem zijn vier treurspelen bekend. Anna groeide dus op in een gezin waarin kunst en cultuur een belangrijke rol speelde, naast elementaire zaken als leren rekenen, schrijven en lezen.
Met een dergelijke achtergrond wekt het geen verbazing dat zij de kerkelijke viering rond haar plechtige toetreding luister wilde bijzetten door een persoonlijk getinte gelegenheidsuitgave voor familie en vrienden.
Anna was niet onbemiddeld en kon zich een dergelijk luxe uitgave permitteren; fraai gezet met decoratieve borders, head- en tailpieces, chronogrammen en gedrukt in een zeer beperkte oplage. De tekst zal zij zelf hebben geschreven en wat haar, als zevenenveertig jaar oude vrijster, naar het klooster dreef  is daarom hier en daar tussen de regels door te lezen.

De rust, de waere Rust is in een Slot te vinden,
Waer in vergadert zyn Godts uytverkore Vrinden;
De Cloosters zyn het Wout, de Haven en het Veld,
Alwaer den lieven Peys syn wooning heeft gesteld

Van Bortel, welbedagt, gy laet ook ander’ Menschen
Na schatten van Peru of van Pactolus wenschen;
Uw welzyn is de Rust; gy spot met ydel waen;
Het is uw meeste zorg op vasten grond te staen:
Gy zyt met kloek beraed het Clooster ingetreéden,
Gy vond den waeren Vreé, gy hebt ’t gevaer gemeéden


De plechtigheid werd besloten met een ‘eer-en-vreugde-gezang’ dat Anna zelf voordroeg en een ‘vin d’honneur’.

Laet ons op zoo blyde zaeken
Drinken den Proficiat,
Laet ons dobbel’ vreugden maeken
Met het edel Bacchi-nat!
Dat het bortelt in de schaelen
Tot Van Bortels eer en vreugd,
Die vandaeg met zegenpraelen
All’ de Vrienden zoo verheugt!

Helaas voor Anna bleek de rust, vrede en vreugde van korte duur. In hetzelfde jaar dat zij een Klaartje werd reisde Keizer Jozef II (1741-1790) incognito als Graaf Von Frankenstein door de Nederlanden. Hij was een ‘verlicht’ vorst en heer en meester over de Oostenrijkse Nederlanden (grofweg het huidige België). Religie en geloof zag hij als een private zaak, niet iets van de Staat. In 1783 nam hij het radicale besluit om maar liefst 163 ‘nutteloze’ kloosters op te heffen, waaronder dat van onze Anna.


De kloosterlingen werden van hun geloften ontheven en konden vertrekken. Wat er daarna van Anna is geworden blijft in nevelen gehuld.
Wel durf ik het vermoeden uit te spreken dat het enige andere exemplaar van haar fraaie uitgave, dat thans berust in de Erfgoedbibliotheek, afkomstig is uit de voormalige kloosterbibliotheek.

Ik wens u allen een voorspoedig 2012 met vele bibliofiele avonturen!