maandag 8 juli 2013

Oud bedrog


Hitlers Tagebücher entdeckt” (nr. 18, april 1983) kopt het blad triomfantelijk en de tweede: “Hitlers Tagebücher. Der Fall Hess” (nr. 19, mei 1983). De journalistieke sensatie duurde maar drie weken. Toen bleek het om het grootste bedrog van de eeuw te gaan. Desondanks bewaar ik nog steeds beide roemruchte nummers van ‘Stern magazin’, samen met wat knipsels uit diverse bladen en kranten.

Er is in de loop der eeuwen heel wat geknoeid met handschriften en drukwerk en talrijk zijn de literaire vervalsingen en mystificaties. Sommige werden al vrij snel na hun ontdekking ontmaskerd, bij enkelen duurde dat jaren en soms eeuwen. De geschiedenis achter de vervalsing en het bedrog is niet zelden smakelijke en spannende lectuur.


Een bekend voorbeeld daarvan is de roemruchte prachtuitgave van Gerard van Loon (1683-1758): “Geschicht-historiaal rym, of Rymchronyk van den heer Klaas Kolyn, benedictiner monik der abtdye te Egmont…”, (’s-Gravenhage, 1745). 
De rijmkroniek van Klaas Kolyn is een zeventiende eeuwse vervalsing van een 12de eeuwse kroniek die voor het eerst door de Deventer historicus Gerhard Dumbar (1680-1744) in zijn verzamelwerk “Analecta seu vetera aliqiuot scripta inedita, ab ipso publici juris facta” (Deventer, 1719-1722) werd gepubliceerd. Over het auteurschap bestond (en bestaat) onduidelijkheid. Sommige houden het op de Haarlemse kunstgraveur Reinier de Graaf jr. (1674-1717), anderen op Petrus Scriverius (1576-1660). Gerard van Loon was ervan overtuigd dat het om een originele middeleeuwse kroniek ging, geschreven door de monnik Klaas Kolyn, in het Noord-Hollandse klooster te Egmond. In 1772 toonde taalhistoricus Balthazar Huydecoper (1695-1778) aan dat het om een falsificatie ging en dat Kolyn nimmer had bestaan. De ontmaskering veroorzaakte destijds een groot schandaal waarover sindsdien vele studies en theorieën zijn geschreven.


De uitgave is niet zeldzaam, maar het papier en de tekst zijn vaak verkleurd (‘foxing’) en vrijwel altijd is het boek in halfleer gebonden. In 2007 vond ik in een Fries antiquariaat een mooi fris exemplaar gebonden in perkament. Opmerkelijk is de indeling in vieren over twee bladzijden. Linksboven de sierstreep vijf regels originele tekst in Gotisch lettertype met daaronder de letterkundige aantekeningen en rechtsboven de sierstreep dezelfde tekst “naar Huydendaagsche Spraake overgebragt” met daaronder de historische aantekeningen. Mijn exemplaar heeft een interessante ‘provenance’. Het rechthoekige eigenaarstempeltje op het titelblad wijst erop dat dit exemplaar afkomstig is uit de bibliotheek van jhr. mr. Hobbe Baerdt van Sminia III te Bergum (1797-1858). Diens erven schonken in 1890 en 1892 het archief en belangrijke delen van de bibliotheek aan het Fries genootschap c.q. museum te Leeuwarden. Het ronde stempeltje is van de bibliotheek van het Fries genootschap dat in de zestiger jaren van de twintigste eeuw werd opgeheven en waarvan de meeste werken naar de Provinciale Bibliotheek van Friesland gingen.

De valse kroniek van Kolyn is antiquarisch wijd en zijd bekend maar boekenbedrog kan subtieler zijn. Op Marktplaats werd een half jaar geleden een exemplaar te koop aangeboden van Joost van den Vondel’s: “Gysbrecht van Aemstel, d’Ondergangk van zijne Stadt, en zijn ballingschap” (Amsterdam, 1659). Een zeventiende eeuwse ‘putjesdruk’ uitgegeven “By de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam”.
Weliswaar kocht ik begin 2011 al een mooi exemplaar van Vondel’s treurspel uit 1655, zoals u hier kunt lezen, maar een leuke aanbieding heeft altijd mijn interesse.


De drukgeschiedenis van de ‘Gysbreght’ is goed uitgezocht en wie kennis neemt van de informatie komt er al gauw achter dat van deze uitgever drie verschillende edities met het jaartal 1659 bestaan. Eén daarvan blijkt op basis van ondermeer onderlinge tekst- en rolvergelijking niet in dat jaar te zijn gedrukt, zoals het titelblad aangeeft, maar veel later zo rond 1699. Deze uitgave is goed herkenbaar aan een in het oog springende zetfout op de titelpagina. Daar staat: “Urbs antique ruit” in plaats van “Urbs antiqua ruit” (‘De oude stad gaat ten onder’). Een duidelijk antwoord op de vraag waarom dit antedateren plaatsvond is er overigens niet.

Omdat ik de goede gewoonte heb om dit soort uitzoekwerk te doen alvorens tot eventuele aanschaf over te gaan wist ik al vrij snel dat de verkoper een exemplaar aanbood van deze geantedateerde uitgave (hij wist dat overigens ook, maar liet dat in de advertentie niet blijken!). Alleen boekenliefhebbers die beschikken over enige antiquarische boekhandel- en veilingervaring kunnen vervolgens beoordelen of de vijfentwintig euro die hij vroeg en ik betaalde reëel is, of dat één van ons tweeën zich ‘bedrogen’ mag voelen…

10 opmerkingen:

  1. Geachte heer Perkamentus,

    Toch hebben we maar mooi aan deze fakekroniek een van de mooist uitgegeven "Middelnederlandse" teksten overgehouden. Zelf heb ik lang een mooi exemplaar in blindgestempeld perkament in mijn collectie gehad. Dit heb ik echter vervangen door een exemplaar in gepolijst kalfsleer met gesjabloneerde platten en weelderig bestempelde rug, provenance: J.W. Six. U vast een gruwel!

    Florisatus

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Waarde Florisatus,

      Welnee, geen gruwel maar wat mij betreft 'next best' (met een overigens edele provenance!). Inderdaad een fraai boek maar een klap in het gezicht van Van Alkemade die zelf een uitgave had willen verzorgen en op enigszins slinkse wijze door Van Loon werd gepasseerd. Met bibliofiele groet,

      Perkamentus antiquarius

      Verwijderen
  2. Waarde Perkamentus,

    U refereert terecht aan mijn website www.klaaskolijnnet.nl, waarin Petrus Scriverius als de schrijver van de Rijmkroniek van Klaas Kolyn wordt ontmaskerd en niet de verkoper van het handschrift Reinier de Graaf. De kern van het probleem blijkt een cirkel redenering bij Cornelis van Alkemade: Wat Kolyn schrijft is waar, omdat Scriverius dat door zijn onderzoek bevestigt en wat Scriverius schrijft is waar, omdat dat door Kolyn wordt bevestigt. In de website wordt deze cirkel redenering ontleed en aangetoond dat alle betrokkenen gemeend hebben met een oud handschrift van de Rijmkroniek van Melis Stoke van doen te hebben gehad. Dat oude handschrift was vrijwel zeker in het bezit van Scriverius en door Jacob van Beresteyn toegevoegd aan zijn kloostergeschriften. Niemand had ooit gehoord van ene Kolyn. Mijn conclusie is, dat Reinier de Graaf te goeder trouw heeft gehandeld. Mijn onderzoek naar het auteurschap van de Rijmkroniek heeft blootgelegd, dat Scriverius in zijn publicaties de gangbare opvattingen over de geschiedenis van het graafschap van Holland heeft aangehouden, maar in zijn marginalia en voetnoten een afwijkende mening ventileerde. Die afwijkende mening treft men onverkort aan in de Rijmkroniek van Klaas Kolyn, met inbegrip van standpunten, die afwijken van de door hem zelf geraadpleegde bronnen. Het is een vondst van Scriverius geweest om de Rijmkroniek onder de naam van de Egmondse abt Nicolaas van Sassenheim te schrijven, zoals hij zijn eerste werk onder de naam van de Deense historicus Saxo Grammaticus publiceerde. Tegenwoordig zou men dat als identiteitsfraude betitelen. Stel dat u onder de naam van Vondel en in het taalgebruik en stijl van Vondel zou schrijven. De wereld zou te klein zijn !

    Menno Knul

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Waarde heer Krul,

      Dank voor uw toelichting. Vraag me dan wel af wat voor een motief Scriverius gehad kan hebben voor iets dergelijks. Gewoon 'spielerij' lijkt mij wat gemakkelijk/gezocht.

      Verwijderen
  3. Waarde Piet Perkament,

    Dat is uiteraard een vraag waar ik me mee bezig heb gehouden. In Oudt Batavien stelt Scriverius, dat hij op basis van zijn onderzoekingen in staat zou zijn zelf een kroniekje te schrijven, maar dat hij daar op dat moment nog niet aan toe was. Mogelijk was hij voornemens om een magnum opus over de geschiedenis van het graafschap van Holland te schrijven en gaf hij daar voorrang aan. In de Rijmkroniek van Klaas Kolyn formuleert Kolyn, dat hij het werk aan de Rijmkroniek staakt, omdat hij zich wil wijden aan een 'groot gepens' (magnum opus). De verbinding tussen die twee uitspraken wordt gelegd door het onderzoek van Scriverius van het Goudse Kroniekje, dat als onbetrouwbaar bekend stond. Scriverius commentaar op het Goudse Kroniekje vormt het hoofdbestanddeel van de Rijmkroniek van Klaas Kolyn.

    Van spielerij of bedrog is in het geheel geen sprake, wel van een wetenschappelijke exercitie om de gangbare opvattingen over de geschiedenis van het graafschap van Holland aan de orde te stellen op basis van eigen onderzoek. Van een eigen publicatie door Scriverius van het Goudse Kroniekje en zijn commentaar daarop is het niet meer gekomen, vermoedelijk vanwege het optreden van blindheid.

    Jan Wagenaar stelde een 1:1 verhouding vast tussen de opvattingen van Scriverius en Kolyn, maar ging uit van een 17de eeuw bedrog (door van Alkemade). Als Wagenaar het commentaar op het Goudse Kroniekje bij zijn onderzoek had betrokken, was hij misschien op andere gedachten gebracht.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Waarde heren Perkamentus en Florisatus,

    Uit uw beider berichten maak ik op, dat u zeer goed thuis bent m.b.t. de editie van Gerard van Loon van de Rijmkroniek van Klaas Kolyn. Ik probeer al tijden om te achterhalen in hoeveel exemplaren de Geschicht Historiaal in 1745 is gepubliceerd. Misschien dat u daar een antwoord op weet. Tot nog toe heb ik de verblijfplaats van 50 exemplaren achterhaald. Het exemplaar van Florisatus is nummer 51.
    http://www.klaaskolijnnet.nl/literatuur.html

    Menno Knul

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Misschien vindt u het leuk om te weten, dat ik nog college gelopen heb bij Prof. Fonteine Verwey (Geschiedenis van het Boek)als onderdeel van de cursus Bibliotheekwetenschappen aan de UvA. Lang geleden.

    Menno Knul

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat strekt u tot aanbeveling waarde heer Knul. Ik heb helaas nooit het genoegen gehad deze pater familias van de boekwetenschap te ontmoeten. Daarentegen zie ik zijn weduwe regelmatig. Uw vraag m.b.t. tot Kolijn wordt ondertussen nader bestudeerd...

      Verwijderen
    2. Een ''Lijst van Inteekenaren' zou ook een indicatie van de oplage kunnen geven, maar ook die lijst heb ik nog niet aangetroffen. De teller staat inmiddels op 52.

      Verwijderen
  6. Naast de Rijmkroniek van Klaas Kolyn houd ik mij ook bezig met een andere mystificatie uit de Nederlandse Literatuurgeschiedenis, het Oera Linda Boek. Deze twee mystificaties strijden om de eer de grootste te zijn. Het Oera Linda Boek wordt m.i. ten onrechte toegeschreven aan François HaverSchmidt en Dr. Eelco Verwijs. Beiden kunnen het niet gedaan hebben. De mystificatie komt m.i. voor rekening van Dr. J.H. (Joast) Halbertsma (Deventer) in samenwerking met zijn broer Dr. E.H. (Eeltje) Halbertsma (Grouw). Het mogelijke motief van Halbertsma is geweest om een tegenhanger van de Rijmkroniek van Klaas Kolyn te schrijven om aan te tonen dat de Friese voorgeschiedenis veel verder teruggaat (tot de Keltische tijd) dan de Rijmkroniek van Klaas Kolyn (tot de Romeinse tijd). Zeer opmerkelijk is, dat in beide mystificaties over de bruine vlag van Friesland wordt geschreven. Sinds Martinus Hamconius (1520-1620) is er namelijk sprake van de huidige vlag met pompeblĕden. Die bruine vlag is absoluut een obscuur gegeven. Het lijkt er op, dat Halbertsma dat aan de Rijmkroniek van Klaas Kolyn heeft ontleend. Hij had een exemplaar van de Kolyn in zijn bibliotheek. Scriverius (alias Kolyn) moet die informatie op zijn beurt ontleend hebben aan Ubbo Emmius, met wie hij correspondeerde (nou ja: streed) over de oudste Friese geschiedenis. Het kan natuurlijk ook zo zijn, dat Halbertsma die informatie zelf rechtstreeks aan Emmius heeft ontleend, maar toevallig is het wel. De bruine vlag is niet het enige punt van overeenkomst. Beide boeken spelen zich ook nog eens af in hetzelfde jaar 1256, het regeringsjaar van de Hollandse graaf Floris V, wiens regeerperiode gericht was op het onderwerpen van de (West)-Friezen. Het Oera Linda Boek speelt zich met name af in West-Friesland/Texel. Leeuwarden was toen nog een dorp. Deze informatie wilde ik u niet onthouden.

    Menno Knul

    BeantwoordenVerwijderen