vrijdag 10 april 2015

Uit mijn bakken


Net als in antiquariaten en op boekenmarkten staan in huize Perkamentus 'dozen en bakken’. In de dozen zit vaak het bijzondere drukwerk, waaronder enkele boekjes en 'archivalia'. In de bakken zit alles waarop het woord ‘boek’ niet van toepassing is.
Dan moet u denken aan folders, brochures en andersoortig efemeer dun drukwerk variërend in vorm en omvang.

Enerzijds ontlasten die lectuurbakken mijn overvolle boekenkasten, anderzijds vind ik planken vol met dat dunne spul zonder rugtitel niet handig, dus dan maar een bak. Net als de boekenkasten worden ook de bakken regelmatig geordend; meestal op het moment dat ze zo volgepropt zijn dat je er met goed fatsoen niets meer in of uit krijgt.
Nieuwe lectuurbakken kopen is hier al net zo’n traag proces als nieuwe kasten kopen dus worden de dikste brochures voorlopig op de boeken in boekenkast gelegd.

Onlangs vond weer zo ’n opruimactie plaats en om u een idee te geven wat er zoal huist in die bakken van Perkamentus heb ik er vrij willekeurig zes voorbeelden uitgepikt.


De oudste brochure is getiteld: “Overzicht van de geschiedenis van het Bestelhuis van den Nederlandschen Boekhandel 1871-1896” gedrukt door de stoomdrukkerij van
M.J. Portielje in Amsterdam. Behalve een fraaie houtgravure van Johan C. Braakensiek (1858-1940) op de voorkant bevat het wat foto’s van dit omvangrijke pand, direct achter het paleis op de Dam, in Amsterdam. Hier vond de centrale opslag, verwerking en levering van boeken aan de boekhandel plaats. Vanaf 1926 werd de naam Centraal Boekhuis en in 1973 verhuisde het bedrijf naar Culemborg.
Zeldzaam?
Nee hoor, op boekwinkeltjes staan nog drie exemplaren te koop. Ik ben wel een fan van dit soort aan het boekenvak gerelateerd drukwerk. Zo heb ik ook een aantal jubileum en herinneringsboekjes van (al dan niet verdwenen) boekverkopers, drukkers en uitgevers maar daarover vertel ik een andere keer.


De tweede brochure is geschreven door de bekende archeoloog J.H. Holwerda jr. (1873-1951). “Lugdunum Batavorum of Praetorium Agrippinae. Opgraving te Voorburg
(’s-Gravenhage, 1909). Het is een overdruk uit de oudheidkundige mededelingen van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (deel III). Dat plakkertje op de voorkant linksonder verraadt dat het een afgeschreven exemplaar is uit de stadsbibliotheek van Utrecht.
Het bevat wat aardige kaarten en illustraties van deze opgravingen van Forum Hadriani. Archeologie is een van mijn jeugdliefdes en ik heb een zwak voor leuke en oude uitgaven daarover. Deze redelijk schaarse brochure kocht ik op het Waterlooplein uit de bakken van Jos Albers voor een paar euro, evenals de hierna volgende twee voorbeelden. Ik vermoed dat ze allen ooit in de kasten bij antiquaar Louis Putman (1923-2013) hebben gestaan.

Iets heel anders is de catalogus van ‘Hellho’. Deze naam is een samenstelling van de eerste letters van de voor- en achternaam van eigenaar Hellmut Horowicz uit Bussum, die eind jaren veertig een bedrijf had in medische korsetten, buikbanden en rechthouders.
Mijn overgrootmoeder, Elisabeth Geertruida Kwinkelenberg (1868-1917) was op haar tweeëntwintigste van beroep ‘corsetière’ ofwel korsettenmaakster. Dat verklaart gedeeltelijk mijn aanschaf.


Worden korsetten überhaupt nog gedragen? De enige plek waar ik dat regelmatig kan constateren is in het ‘red light district’, op de Amsterdamse wallen. Daar vervult het korset, meestal in opwindende kleuren en afgezet met veel kant, speelse strikken en leren veters vermoedelijk een geheel andere functie dan oorspronkelijk de bedoeling was.

Alleen van mijn grootmoeder van vaders kant weet ik dat ze een korset droeg. Ze lagen wel eens op de stoel in haar slaapkamer en in mijn herinnering was het een bijzonder kleurloos aseksueel maar zeer doelmatig geval. In haar geval hield het haar omvangrijke boezem en buik enigszins in bedwang maar superslank werd mijn oma er niet van.
Enfin, als kleinzoon van een jaar of tien let je daar verder niet zo op.

De getekende illustraties van de diverse modellen die ‘Hellho’ kon leveren spreken voor zich. Leuk detail zijn de drie ingeplakte (roze) kwaliteitsmonsters achterin. De diverse modellen hebben allemaal een naam. Voor die tijd wellicht speels maar erg spannend klinken doet het niet. Model ‘Greet’, ‘Leni’, ‘Ida’, ‘Ria’, ‘Corry’, ‘Mary’ en ‘Beppi’. Het klinkt me wat te volks en ruikt naar spruitjes.

Uit 1949 is de brochure met het “Huldewoord uitgesproken in de bijeenkomst ter ere van Pater Dr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. in de Grote Zaal van de Kamer van Koophandel te Rotterdam op 14 juli 1949 door L.J. Rogier”.
Zoals op de voorkant staat is dit een uitgave van ‘Pro manuscripto', het drukkerijtje van het minderbroedersklooster te Alverna (Wijchen). Wie Kruitwagen (1874-1954) en Rogier (1894-1974) waren hoef ik boekhistorici, bibliofielen en geschiedenisliefhebbers niet uit te leggen.


Wat deze brochure echter interessant maakt (en dat is de reden van aanschaf geweest) is de briefkaart die erin zit van de boekhistoricus en bibliograaf mejuffrouw M.E. Kronenberg (1881-1970).
Het is een boodschap van 19 augustus 1954 aan Rogier waarin zij ondermeer schrijft:
Mijn hart.(elijke) dank voor de gezonden rede, die mij bij lezing weer evenzeer getroffen heeft als op die middag te Rotterdam. Ten overvloede heb ik nog even naar Alverna geschreven om te vernemen of men ons toestemming tot de herdruk geeft”.
En op de verso zijde:
Ook de medewerkers van Het Boek verheugen zich over uw bereidwilligheid ons deze voortreffelijke rede af te staan”.
Inderdaad werd Rogiers’ toespraak afgedrukt in het tijdschrift ‘Het Boek’ (1912-1960).


Vervolgens drukwerk (z.p.z.j.) van buitenissig formaat. “Hangt de wereld van drukwerk aan elkaar?” werd geschreven door de typograaf en letterontwerper Huib van Krimpen (1917-2002). Het is eigenlijk een gevouwen poster (ruim 97 cm. bij 38 cm.) met op de binnenzijde een foto van een gevulde 'letterbak' (fotostudio Jan van der Noot) en op de achterzijde een tekst verdeeld in twaalf hoofdstukjes. Het is een promotie uitgave van 'Het Drukhuis' in Amsterdam (opgericht in 1973). Ik vermoed dat ik dit exemplaar heb opgedoken bij het uitzoeken van de collectie Oldenbroek.


Tot slot een lang geleden gekocht boekje geschreven door Marije en Arno Guldemond met de aansprekende titel: “Bloedstollende Belevenissen van een paar eerzame boekverkopers” (Raalte, 1984).
Verhalen, memoires en belevenissen van boekverkopers en antiquaren zijn schaars en populair leesvoer bij veel boekenliefhebbers. Wat ik op dat gebied tegenkom koop ik.
Uiteraard staan hier dan ook de gebonden en gesigneerde exemplaren van het summum op dat gebied; de winkeldagboeken van Hans Engberts (1958-2011) en René Hesselink van het Utrechtse antiquariaat Hinderickx & Winderickx.

Voilà; zo maar een indruk van de inhoud van mijn bakken. Daar zit vast nog wel iets tussen voor een volgend blogstukje…

1 opmerking:

  1. Geen relatie met bovenstaande maar misschien interessant:

    From WorldWide Words:

    Vellichor

    Amogh Simha alerted me to this word, which has been widely mentioned on social media in the past year but which is unknown to the non-digital world. All the references to it quote the same definition, which suggests that they all derive from a common source.

    This appears to be John Koenig’s wonderfully named site The Dictionary of Obscure Sorrows. It was picked up by Twitter subscribers in August 2013 and has been making the rounds ever since. It has caught people’s attention online in a way that coined words rarely do.

    John Koenig wrote of his creation that it meant:
    the strange wistfulness of used bookstores, which are somehow infused with the passage of time — filled with thousands of old books you’ll never have time to read, each of which is itself locked in its own era, bound and dated and papered over like an old room the author abandoned years ago, a hidden annex littered with thoughts left just as they were on the day they were captured.

    BeantwoordenVerwijderen