Op 30-jarige leeftijd publiceerde Brunet zijn - toen nog driedelige - "Manuel du libraire et de l'amateur de livres" (Parijs, 1810), dat een bibliografisch woordenboek bevatte, waarin de meest waardevolle en bruikbare boeken, oud en modern, werden omschreven met aantekeningen over de verschillende edities, vervalsingen en prijzen gevolgd door een methodische tabel in de vorm van een 'catalogue raisonné'.
Van deze derde editie werd overigens de eerste (slechte) roofdruk gemaakt in België/Brussel (bij drukker-boekhandelaar H. Remy en P. J. De Mat), wat wel iets zegt over de populariteit van het werk destijds.
De laatste boekcatalogi van Brunet's hand verschenen in 1824. Op 26 mei 1824 stierf zijn vader en deed Brunet jr. afstand van zijn patent als boekhandelaar (uit 1812 en vernieuwd in 1820) ten gunste van Philippe-Auguste Sautelet (1800-1830) om zich verder geheel te wijden aan zijn bibliografische studies en een vierde editie van zijn Manuel met een supplement: "Nouvelles Recherches Bibliographiques". Al deze publicaties legden hem geen windeieren, in 1844 bedroeg zijn fortuin bijna vijfhonderdduizend frank.
Brunet was door zijn studies en interesses geleidelijk aan ook zelf een bibliofiel geworden. Vooral mooie oude boekbanden konden hem bekoren en hij bezat een grote bibliotheek op bibliografisch gebied. In 1845 werd hij - op voorstel van de graaf Narcisse-Achille de Salvandy (1795-1856), toenmalig minister van Openbaar Onderwijs - onderscheiden met het prestigieuze Legion d'Honneur. In 1848 en 1849 was hij lid van het Comité voor de organisatie van openbare bibliotheken. Ondanks zijn inmiddels gevorderde leeftijd werkte hij aan de vijfde en laatste editie van zijn Manuel, volledig herzien en in omvang met een derde toegenomen. Het resultaat, uitgegeven tussen 1860-1880 bij Firmin-Didot frères, fils et Cie. in Parijs, was een bibliografisch meesterwerk en maakte de auteur tot één van de belangrijkste bibliografen van Europa. Men vindt in deze vijfde druk van zijn magnum opus, evenals in de voorgaande, een groot aantal merken afgebeeld van drukkers en boekverkopers uit de vijftiende en zestiende eeuw. Pikant detail is dat deze in de tekst opgenomen illustraties vooral waren bedoeld om het verschijnen van (Belgische) roofdrukken te bemoeilijken. Pas tien jaar na het overlijden van Jacques-Charles Brunet verscheen - tussen 1870 en 1880 - bij dezelfde uitgever het tweedelig supplement geschreven door Pierre Deschamps (1821-1907) en Pierre Gustave Brunet (1805-1896).
Brunet stierf op 14 november 1867 - 87 jaar oud - in zijn appartement in de Rue de Seine, in zijn fauteuil, te midden van de literaire schatten die hij had vergaard. Zijn hele leven lang was hij ongehuwd gebleven met alleen zijn grote hond als gezelschap. Hij werd op 16 november begraven op het 'Cimetière du Montparnasse', naast zijn vader (de graven zijn in 1999 geruimd en de stoffelijke resten overgebracht naar het ossuarium van het 'Cimetière du Père-Lachaise'). Zijn omvangrijke bibliotheek werd in 1868 in twee gedeelten geveild en bracht ruim 315.000 frank op.
In Nederland had Brunet's Manuel grote invloed op Frederik Muller (1817-1881), vermoedelijk (en zeker internationaal) Nederlands bekendste boekhandelaar, antiquaar en bibliograaf. "Het gebruik van dat en soortgelijke boeken, is eene ware en heilzame gymnastiek van den geest en leerschool voor boekenkennis. Evenzoo die uitmuntende Table methodique van Brunet, in het laatste deel van iedere uitgave te vinden, waarin hij de beste boeken uit iedere wetenschap in systematische orde opnoemt, en die honderden niet kennen of niet eens weten te gebruiken, die het alfabetische deel van Brunet dag in dag uit raadplegen" (Frederik Muller in een ingezonden stuk: "R. van der Meulen, Bibliografie van Technische Kunsten en Wetenschappen van 1870-75", in: "Nieuwsblad voor den Boekhandel" 1876 (jrg. 43, nr. 82), blz. 471). Brunet's Manuel bracht Muller ertoe om in 1878 een plan in te dienen getiteld: "Voorslag tot eene Nederlandsche Bibliographie".
Het moest op dezelfde leest geschoeid als Brunet, een grote en uitgebreide boekenkennis bevatten samen met kennis van de wetenschappelijke waarde van de meeste daarin opgenomen werken. Muller was ervan overtuigd dat een dergelijk omvangrijk en erudiet werk niet door één persoon kon worden geschreven en benaderde daarom diverse specialisten - zoals P.A. Tiele (land- en volkenkunde) en professor A.H. Israels (genees- en heelkunde) - die ieder een bibliografie zouden kunnen schrijven op hun vakgebied. Later zouden deze verschillende 'complete' vakbibliografieën dan onder redactie van Muller kunnen worden samengevoegd tot één grote Nederlandse bibliografie. Toen Muller inzag dat hij door zijn leeftijd de voltooiing van een dergelijk project niet meer zou meemaken stelde hij de uitvoering financieel veilig door het oprichten van het 'Frederik-Muller-Fonds'. Desondanks is de uitgave zoals die hem voor ogen stond nooit tot stand gekomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten