maandag 28 juli 2025

Frater Elephas en zijn beste kettertje


'Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen'. Maar ook al waren ze niet met elkaar getrouwd hun persoonlijke relatie en wetenschappelijke samenwerking was uitstekend. En wat zouden ze een mooi echtpaar zijn geweest, dacht ik, terwijl ik de jongste uitgave van de stichting Desiderata doorbladerde. Ik moest denken aan Franciscus Josephus Bonaventura Kruitwagen (1874-1954) en Maria Elisabeth Kronenberg (1881-1970).

Met "Het verloren lezen van Bonaventura Kruitwagen" (Tilburg, MMXXV) is opnieuw een Desiderata-uitgave verschenen die als glansrijk voorbeeld mag dienen voor auteurs en uitgevers. Fraai vormgegeven; in linnen gebonden met stofomslag en leeslint, gedrukt op stevig papier en overdadig geïllustreerd in kleur. Bijgevoegd werd (in envelop op naam) een losse facsimile van Bonaventura's 'Encycliek', het verslag van het verlies van zijn omvangrijke bibliotheek op 14 mei 1940 tijdens het bombardement van Rotterdam. De uitgave wordt afgesloten met een bronnenoverzicht, register op namen en een duidelijk colofon (boekproductie). Ik weet werkelijk niet hoe de directeuren van Desiderata (Ed Schilders, Peter IJsenbrant en Martin Hulsenboom), het telkens weer flikken maar deze bibliofiel - en naar ik vermoed elke boekenliefhebber - betaalt daar met liefde € 27,50 euro voor (excl. verzendkosten). Dan heb ik het nog niet eens gehad over de interessante en bijzonder boeiend geschreven inhoud.
De biblio-beschouwingen van Bonaventura Kruitwagen O.F.M. met inleidingen en uitweidingen van Ed Schilders vormen bij elkaar niets minder dan een tweede huldeboek voor deze sympathieke muggenziftende bibliograaf met zijn karakteristieke kuif.


Het eerste huldeboek verscheen ruim vijfenzeventig jaar geleden en werd uitgereikt op Sint-Bonaventura, 14 juli 1949, ter gelegenheid van zijn gouden priesterfeest en zijn vijfenzeventigste verjaardag aan 'pater Elephas' (in de nieuwe Desiderata-uitgave kunt u lezen wat Kruitwagen met olifanten had). Een dikke pil van bijna 500 bladzijden met los ingevoegde 'tabula gratulatoria', in blauwlinnen band uitgegeven bij Martinus Nijhoff in
's-Gravenhage. Onlangs kocht ik daarvan voor een paar euro een tweede exemplaar! Daarin zat namelijk los (maar niet los te koop): "Een wonderbare genezing bij het H. Sacrament van Mirakel te Amsterdam in het jaar 1472" (een overdruk uit het Eucharistisch Congresboek. Amsterdam, 1922 blz. 64-80). Het is nr. 203 in de lijst met geschriften van pater dr. B. Kruitwagen O.F.M. in het huldeboek. Niet zo maar een overdruk maar - in de beeldende taal van Ed Schilders - "een exemplaar met het DNA van de grootste kenner van de vroegste drukken en middeleeuwse handschriften". 


Zoals op de afbeelding te zien is staat rechtsboven met pen 'v.d.S' (van de schrijver) en rechtsonder in potlood 'B.K' (Bonaventura Kruitwagen) Leiden, 5 Oct. 1953 (Hij verbleef daar in de pastorie van de Hartebrugkerk, Haarlemmerstraat 106, zoals het inktstempel op de laatste bladzijde laat zien). Onderaan in potlood schreef hij: "Dit was nog vergeten. De proef was niet door mij gecorrigeerd" en links in de hoek: "Dit ex. kunt u houden (si placet)". Ik kan niet voor de onbekend gebleven ontvanger spreken maar mij behaagt het thans zeer zeker!

De historicus prof. dr. L.J. Rogier (1894-1974) hield tijdens de uitreiking van het Huldeboek een feestrede die volgens Ed Schilders "een schoolvoorbeeld van welbespraaktheid is" (blz. 76). Dat mag ons niet verbazen want van huis uit was Rogier Neerlandicus met een grote aandacht voor het zorgvuldig en correct gebruiken van de Nederlandse taal.


Van die feestrede bezit ik alweer lange tijd de schaarse uitgave die in 1949 'pro manuscripto' werd gedrukt in het Minderbroedersklooster te Alverna (Wychen). Dit "Huldewoord uitgesproken in de bijeenkomst ter ere van Pater Dr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. in de Grote Zaal van de Kamer van Koophandel te Rotterdam op 14 juli 1949 door L.J. Rogier", kocht ik destijds in de boekenkraam van Jos Albers (1954-2021) op het Waterlooplein.
Er zat/zit een briefkaart in van Maria Kronenberg gedateerd 19 augustus 1954 met een boodschap aan Rogier die goed leesbaar is, ondanks dat zij vond dat in vergelijking met Kruitwagens keurige en duidelijke handschrift dat van haar bestond uit vaak onleesbare krabbels: “Mijn hart.(elijke) dank voor de gezonden rede, die mij bij lezing weer evenzeer getroffen heeft als op die middag te Rotterdam. Ten overvloede heb ik nog even naar Alverna geschreven om te vernemen of men ons toestemming tot de herdruk geeft”.
En op de verso zijde “Ook de medewerkers van Het Boek verheugen zich over uw bereidwilligheid ons deze voortreffelijke rede af te staan”. Inderdaad werd Rogiers’ toespraak later afgedrukt in het tijdschrift ‘Het Boek’ (1912-1966).


Kronenberg was Kruitwagens leerling en vrouwelijke evenknie. Hij noemde haar zijn 'Haeretica mi' ('mijn beste kettertje'). Net als 'De Kruit' was zij een zeer begaafd bibliografisch onderzoeker van Nederlandse (post)incunabelen. Zij werd vooral bekend en geroemd door of om haar: "Nederlandsche bibliographie van 1500-1540", een driedelige uitgave (plus aanvullingen) samengesteld samen met de Haagse uitgever en antiquaar Wouter Nijhoff (1866-1947). Voor haar boekwetenschappelijke verdiensten ontving zij - evenals Kruitwagen- diverse onderscheidingen waaronder in 1951 een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Bij die gelegenheid verscheen: "Redevoeringen gehouden bij de verlening van het ere-doctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte aan Maria Elisabeth Kronenberg op 17 September 1951" (Amsterdam, 1951). Een antiquarisch weinig voorkomende uitgave waarvan een exemplaar in mijn bibliotheek staat met opdracht: "Aan Lieselotte & Henri, ter herinnering aan 17 Sept. '51 van Maria Elisabeth Kronenberg" (haar broer Hendrik Kronenberg en zijn tweede vrouw Liselotte Käthe Birnbaum). Deze uitgave bevat twee toespraken. Van haar promotor prof. dr. W.G. Hellinga en van haarzelf waarin zij ondermeer zei: "Het verheugt mij, dat ook mijn hooggeachte promotor hier beiden met ere heeft genoemd: Wouter Nijhoff, de man van de grote lijn, het frisse initiatief: Pater Bon. Kruitwagen, de grootmeester van het detail. Een brief van de mij toen nog onbekende pater, na publicatie van mijn eerste tijdschriftartikel in 1912, opende de relatie. En pater Kruitwagen is het weer geweest, die mij enige jaren later met Nijhoff in verbinding bracht". Uitgebreid beschreef zij haar relatie met Kruitwagen en welke belangrijke rol hij in haar leven had gespeeld in juli 1954 in: "Het Boek" (serie 2, jrg. 32): "Na de dood van Pater dr. Bonaventura Kruitwagen".


In: "Het verloren lezen van Bonaventura Kruitwagen" zijn enkele door hem geschreven stukjes (zijn publicatielijst telt 376 nummers!) integraal overgenomen. De meest bekende daaronder is wellicht "Het zetfoutenduiveltje" dat in 1948 verscheen als tweede deeltje in de tiendelige serie 'Typografische Kruidtuin' bij de Haagse uitgeverij Trio. Het is feitelijk een vermeerderde en verbeterde heruitgave van het eerder verschenen artikel "Hoe men vroeger drukfouten bij het publiek aandiende" uit 'Het Tarief', uitgegeven door de 'Federatie Der Werkgeversorganisatie in Het Boekdrukkersbedrijf' (Kerstnummer 1925, blz. 14 t/m 19).
Van dat artikel verscheen in 1925 ook een losse overdruk ('Niet in de handel'). In 1954 werd het door Trio in een andere vormgeving opnieuw uitgegeven. Achterin wordt Kruitwagen gememoreerd. "De drukproef van de onderhavige herdruk van dit boekje was juist aan Pater Kruitwagen afgezonden toen bericht van zijn overlijden alle belangstellenden in de typografie, die hem gekend hebben, met oprecht leedwezen vervulde".


Behalve een integrale tekstweergave schreef Ed Schilders hierbij ook een hoofdstuk met "Het levensbericht van het zetfoutenduiveltje" (blz. 83) en een hoofdstuk "Gerenommeerde 'zetduivels'" (blz. 105). De laatste bevat zijn persoonlijke top tien met enkele hilarische voorbeelden. Een befaamde zetfout die ik in dit hoofdstuk miste - en waaraan zelfs een bibliofiele uitgave werd gewijd - zit in het zeldzaamste en wellicht kostbaarste boek van de twintigste eeuwse Nederlandse literatuur “Naenia”. Dit door Jan Toorop (1858-1928) geïllustreerde (lijk)dicht van P.C. Boutens (1870-1943) uit 1903 (er werden ca. 14 exemplaren van gemaakt) bevatte volgens de auteur 'een ondragelijke drukfout'.
In de laatste regel van de derde strofe staat ‘U’! 
De ingevoegde U moet een kleine u zijn en geen hoofdletter. Als U de letters nog gezet hebt staan, zag ik dit nog graag veranderd”, schreef Boutens destijds aan drukker Enschede.
Die moest de schrijver teleurstellen. Het zetsel was al uit elkaar genomen en het benodigde papier was op vanwege de vele drukproeven die Boutens had verlangd. Twintig jaar geleden beschreef Marco Goud dit smakelijk in: “Een ondraaglijke drukfout” (Woubrugge, 2005). Een uitgave van de Avalon Pers (oplage: 300 exemplaren) “uitgereikt aan de aanwezigen bij de overdracht van het Naenia-exemplaar van Karel Nijkerk aan de directeur van het Museum Meermanno en (-) toegezonden aan de patroons en begunstigers van het Museum”.


Met het verdwijnen van de letterzetters en het digitaal opmaken van teksten zijn tekstfoutjes echter allerminst verdwenen. Schrijven (en drukken) blijft nou eenmaal mensenwerk zoals Perkamentus maar al te goed weet en mijn blogredacteur Reinder Storm 'ontspijkert' daarom - zo goed mogelijk - al mijn teksten alvorens ik ze online plaats. 
Ook deze zeer verzorgde uitgave van de stichting Desiderata ontkomt er niet aan, al doet de locatie - in één zin met het woord - kwade opzet (met een knipoog van Ed Schilders?) vermoeden...

"In de Gazet van Limburg verscheen het overlijdensbericht op de voopagina, waar het zetduiveltje zijn oude tegenstander alsnog parten wilde spelen" (blz. 133).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten