dinsdag 14 april 2009

Graveur Jan Willem Caspari (1779-1822)

Als klein kind tekende ik graag (dinosaurussen, kastelen, stripfiguren enz.). Het is echter nooit een hobby geworden zoals bij mijn vader. Die heeft een tijd lang veel getekend maar ook gefotografeerd en geschilderd (vooral natuurtafereeltjes a la Rien Poortvliet).
Zijn teken-, schilder en fotowerk heeft op verschillende verkoopexposities gehangen. Waar komt dat talent vandaan, zo vroegen wij ons weleens af. Toen ik mij twintig jaar geleden ging verdiepen in de geschiedenis van onze familie werd die vraag voor mij beantwoord. Mijn overgrootmoeder Sophia Geertruda Caspari (1875-1966) bleek een kunstzinnige overgrootvader te hebben gehad (genealogisch mijn oud-grootvader) die van beroep graveur was.

Beroemd is hij niet geworden deze Jan Willem (Jean Guillaume) Caspari. Hij werd in Amsterdam gedoopt op 25 november 1779 en overleed daar, net geen 43 jaar oud, op 10 september 1822. Zijn broer Hendrik Willem (1770-1829) was eveneens kunstgraveur en werkte soms met hem samen. Hendrik Willem liet een vrij groot oeuvre na, Jan Willem iets minder. Beiden worden genoemd in het 'Biographisch woordenboek van Noord Nederlandsche Graveurs' (F.G. Waller, heruitgave 1974) en natuurlijk in 'Nederlandse Beeldende kunstenaars 1750-1950' van P.A. Scheen (1969).

Als bibliofiel (en genealoog) werd het mijn heilige plicht om (zoveel mogelijk) origineel graveerwerk van deze kunstzinnige voorvader in handen te krijgen. Dat bleek niet al te makkelijk, hij was immers niet beroemd en vrij jong gestorven. Eerst moest ik vaststellen wat er bekend was over zijn oeuvre. Met behulp van de 'Beschrijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders en van buitenlanders, tot Nederland in betrekking staande' van de befaamde Frederik Muller (heruitgave 1972) en het aanvullende vervolg daarop door Van Someren ('Beschrijvende catalogus van gegraveerde portretten van Nederlanders'. 1888) kon ik vaststellen dat hij in ieder geval een kleine dertig portretten van tijdgenoten had gegraveerd, alsmede een prachtige zeldzame gravure van de 110 jarige Jacob Janse (1698-1808), naar een tekening van B.C. van Ranswijk, uitgegeven door H. van Aken te Zaandam.


De portretjes (stippelgravures) zijn destijds vaak gebruikt als illustratie in bijvoorbeeld de literair belangrijke 19de eeuwse Nederlandsche Muzenalmanak. Ik bezit er inmiddels drie. Het gaat om de afbeeldingen van de Nederlandse dichter E.A. Borger, Dominee J. Scharp en de Haagse predikant B. Verweij. Leuk is dat alle drie zijn gegraveerd ('sculp.') door J.W. Caspari naar schilderijen van zijn broer H.W. Caspari ('pinxit').

In 2007 vond ik wat bijzonders bij mijn lijfantiquariaat Van der Steur in Haarlem. Een boekje van Anna Maria Moens getiteld: 'Tafereelen van eene christelijke opvoeding, in briefwisseling tusschen moeder en dochter. Vertaald uit het Engels. Benevens brieven aan Emilia' (1822). Wat deze moralistische beschouwing in briefvorm, deels door Moens uit het Engels vertaald, deels door haar zelf geschreven, voor mij zo bijzonder maakt is dat de titelgravure alsmede de vier paginagrote illustraties zijn gegraveerd door Jan Willem Caspari. Geen portretjes ditmaal maar tafereeltjes. Dat kon ik voor zestig euro toch niet laten liggen.

2 opmerkingen:

  1. L.S. Een vraag over H.W. Caspari. In Scheen, 1969, I., blz. 409 wordt hij leerling van J.H. van Grootvelt genoemd. Maar deze had in 1829, de sterfjaar van H.W.C., amper zijn tekenopleiding beëindigd. H.W.C. kan dus niet de leerling van J.H.v.G. zijn, maar omgekeerd kan ook niet (de biografie van J.H.v.G. is mij goed bekend. Waar zit de fout en hoe luidt de oplossing?
    B.v. dank. H.Gr. Harry

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Geen idee! Opvallend is dat dit uitsluitend bij Grootvelt staat. Noch in Scheen noch in Waller wordt zijn naam als leermeester genoemd bij H.W. en J.W. Caspari. Ik zou ook eens in de andere naslagwerken kijken zoals Benezit.

    BeantwoordenVerwijderen