vrijdag 3 oktober 2025

'Dichtkundig praal-tooneel van Neerlands wonderen'


Onlangs kon ik via Marktplaats voordelig een zeer curieuze uitgave bemachtigen. Het gaat om de serie: "Dichtkundig praal-tooneel van Neerlands wonderen" (Embden [Amsterdam], 1748-1754).
Ik ben deze titel in de loop der jaren regelmatig tegengekomen op beurzen, markten en veilingen, vaak een los deeltje of meerdere, maar zelden compleet. Telkens als ik er dan in bladerde verwonderde ik mij over deze vreemde uitgave, zijn merkwaardige samenstelling, inhoud en illustraties.
Het "Dichtkundig praal-tooneel van Neerlands wonderen" past in het rijtje: "Latynsche en Nederduitsche Keurdichten" (Rotterdam, 1710) en het meer bekende "Groote tafereel der dwaasheid" (Amsterdam, 1720). Het zijn compilaties van (al dan niet eerder verschenen los efemeer) drukwerk, die hun ontstaan danken aan maatschappelijke onrust of economische en/of politieke instabiliteit. De teksten in het praaltoneel zijn ongepolijst en direct. Ze vertegenwoordigen de mening van het gepeupel. Straattaal en vloekwoorden zijn eerder regel dan uitzondering. Juist dat maakt de inhoud zo interessant en bijzonder tegelijk.

We weten dat het praaltoneel niet in het Duitse Embden werd "gedrukt voor de liefhebbers" maar in Amsterdam bij Gerardus van Hattum (die ook uitgaf onder het pseudoniem J. de Vries, Deventer). Van Hattum was als boekdrukker/-handelaar slechts enkele jaren actief en in zekere zin is het praaltoneel - zeker qua omvang - zijn opus magnum. In de Short-Title Catalogue Netherlands (STCN) worden slechts 25 uitgaven (meest anoniem verschenen) aan hem toegeschreven. Het ligt voor de hand dat het fictieve impressum van het praaltoneel te maken heeft met de inhoud van deze serie; een compilatie van honderden - op enkele na - anoniem verschenen anti-orangistische teksten. Vele daarvan waren al eerder afzonderlijk verschenen als paskwil (schotschrift of smaadschrift) en sommige waren zelfs verboden en vernietigd!
De uitgever zelf was ook niet van onbesproken gedrag en een kleurrijke figuur; "Van Hattum was een geval apart. Die behoorde tot de clientèle van de in 1748 in ongenade gevallen familie Six. In de jaren vijftig (van de 18de eeuw) waren bij hem tal van geschriften verschenen waarin zowel de hervormde kerk als de doelisten het hadden moeten ontgelden. Inmiddels was zijn rol uitgespeeld, want als homoseksuele en dus chantabele kroongetuige had Van Hattum zijn voornaamste tekstschrijver, de politieke pamflettist Jacob Baroen, achter de tralies geholpen. Een nauwgezette reconstructie van Van Hattums betrekkingen met de overheid en haar vertegenwoordigers zou licht kunnen werpen op heel wat zaken die tot nog toe verborgen zijn gebleven. Helaas wilde men dat nu juist voorkomen. [-] Van Hattum is als het ware in het niets verdwenen, alsof hij behoedzaam uit het zicht is geloodst" (Ton Jongenelen in: "De waarneming als constructie. Sodomie en rechtsvervolging in Amsterdam in de achttiende eeuw" in: "Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman", jaargang 21 (1998)).

Volgens de bekende 19de eeuwse antiquaar Frederik Muller (1817-1881) was bovengenoemde Baroen de grote man geweest achter het praaltoneel. "Het zeer bekende Praaltooneel van Neerl. Wonderen, 7 dl., dat in de jaren 1748 tot 53 dikwijls zal vermeld worden, is volgens een oude bij mij berustende Confessie in HS (handschrift), geschreven of verzameld en uitgegeven door zekeren Jac. Baroen te Amst., die in 1757 ook heeft geschreven en in het geheim bij F. Houttuyn en K.v. Tongerloo (2 Doopsgezinde boekverkoopers) heeft uitgegeven: 'De Deïst vermeerderd' wat toen ter tijd scherpelijk vervolgd is" (in: "Nederlandse Historieplaten", Amsterdam 1876/1877, deel II, blz. 172, nr. 3948).


Het praaltoneel verscheen in een maatschappelijk onrustige periode waarin de spanningen tussen Prinsgezinden en Patriotten toenamen. Dit leidde tot landelijke onlusten zoals in Amsterdam waar in 1748 de pachtersoproer uitbrak en de Doelistenbeweging zich politiek roerde.
De eerste vier delen van het praaltoneel zagen het licht in dat 'wonderjaar', vervolgens verscheen deel V in 1753 en deel VI in 1754.
Deze zes delen bevatten allemaal een Franse titelpagina, een verklaring van de allegorische titelprent, de allegorische titelprent zelf en de typografische titelpagina in zwart en rood. Van deel I bestaat een variant met een andere titelpagina uitgegeven in 1748, evenals van deel II (1749) en deel III (1751). Deel IV werd heruitgegeven in 1754. Na afronding van deel VI verschenen nog een prent en twee publicaties. De prent draagt de titel "Vergadering der Patriotten op de groote burgerzaal in de Cloveniers doelen te Amsteld. in Aug. Ao 1748" en moest worden geplaatst in deel II (NB. deze afbeelding komt voor in meerdere contemporaine publicaties!). 


De twee stukjes moesten worden gebonden achter deel VI. Beide vormen ze het 'zevende deel', dat geen aparte titelpagina heeft (allegorisch noch typografisch) zoals de voorgaande zes delen. Het gaat om: "Het gedrag der stadhoudersgezinden, verdedigt door Mr. A.v.K. rechtsgeleerde" en "Het stadhouderschap wettiger gehandhaafd en de Doelistery-gezinden kragtiger verdedigd als door Mr. A.v.K.", inclusief het verbod op deze twee publicaties uit 1754.
In de pamflettencatalogus van W.P.C. Knuttel worden ze beide genoemd onder nr. 18414 en 18415. Bij het eerste nummer schreef Knuttel: "Door mr. Elie Luzac. Met het volgende werd het den 15 mei te Amsterdam vóór het stadhuis publiek verbrand. Een premie van F. 3000 werd uitgeloofd voor den ontdekker van den schrijver, drukker of verspreider der beide paskwillen.
In Amsterdam schreef men beide pamfletten aan de Doelisten toe. Het werd in 1783 herdrukt".
Deze serie bevat overigens veel meer verboden publicaties, zoals in deel II (blz. 153): "De weergalooze Amsterdamsche Kiekkas..." (Knuttel nr. 18033) en in deel IV (blz. 153) het beruchte: "Kort en beknopt Hollands Vraagboekje ten dienste van allen, die hun geluk zoeken te bevorderen, door ware Doelistery waardoor de Staat ontroerd en de Prins misleid word" (destijds ook wel de catechismus der Doelisten genoemd).

Bij diverse paskwillen is de tekst voorzien van voetnoten waarin gebruikte pseudoniemen en spraakmakende kwesties nader worden verklaard. Op die manier werden specifiek lokale schandaaltjes en rellen ook voor lezers elders begrijpelijk.
In de zes delen worden talrijke politieke tegenstanders gefileerd, met name de Amsterdamse Oranjegezinde porseleinverkoper Daniel Raap (1703-1754). Zozeer zelfs dat Knuttel in zijn pamflettencatalogus kon schrijven: "De meeste der hier volgende gedichten over Raap en zijn begrafenis zijn opgenomen in Dl. VI van het 'Dichtkundig Praal-tooneel van Neerlands wonderen'" (bij nr. 18421).


Daarnaast zijn - als politieke rode draad - een aantal officiële publicaties van overheidswege opgenomen. 
- In deel I (blz. 219) de 'Propositie' van Willem IV, een voorstel voor belastinghervormingen (d.d. 25 juni 1748).
- In deel II (blz. 184) het: "Billyk verzoek der Amsteldamsche Burgery, aan zyne Doorlugtige Hoogheid op nieuw voor te stellen", (blz. 187) plus enkele vervolgstukken en (blz. 213) de: "Sententie tegens Harmen Coops Fledderus binnen Steenwyk" (d.d. 24 april 1749) alsmede enkele vervolgstukken.
- Deel III (blz. 71) de: "Sententie by den Ed. Hove Provinciaal van Utrecht, den 8 Augustus 1748. gepronuncieerd en geëxecuteerd jegens Willem Cornelisz. van Claveren, alias Dikke Willem, en Marrigje Willems, alias Lange Marie" (d.d.10 augustus 1748) en (blz. 78): "Request van de Gedeputeerden van Haarlem, die op de Gevangen Poort in 's Hage zyn in Verschering genomen" (d.d.2 januari 1750).
- Deel IV (blz.32) de publicatie van de Staten van Holland over het afleggen van de eed door wijnkopers plus enkele vervolgstukken (blz. 67 en 68). Vervolgens (blz. 129) een publicatie van de stad Rotterdam naar aanleiding van de plundering van het huis van de wijnkoper Gerrit Hagedoorn (d.d. 18 augustus 1751). Tot slot (blz. 159) een publicatie van de stad Amsterdam tegen lasterlijke paskwillen met name het godslasterlijke paskwil verschenen onder de titel: "Kort en beknopt Hollands Vraag-boekje" (niet gedateerd, maar van 8 september1751).
- Deel VI (blz. 295) een publicatie van de stad Amsterdam tegen paskwillen (d.d. 28 januari 1754), een Placaat van de Staten van Holland en West-Friesland tegen paskwillen (d.d. 7 maart 1754) en tot slot een Placaat van de stad Amsterdam tegen de eerdergenoemde twee publicaties die samen het 'zevende deel' vormen van het praaltoneel (d.d. 14 mei 1754).

De allerlaatste pagina van de serie is een "Berigt aan de liefhebbers", over de eerdergenoemde nagekomen prent en twee stukjes plus (verso) een lijst van illustraties voor de boekbinder. Enkele illustraties komen voor in zowel de pamflettencatalogus van Knuttel (met het begeleidend paskwil) als in Frederik Muller's "Nederlandse historie platen".
De meeste zijn uitvouwbaar en doen wonderlijk primitief aan. Ze zijn geen van alle gesigneerd. Frederik Muller spreekt over slechte kopieën en dat klopt.
Neem bijvoorbeeld de prent voorin deel IV: "Ter nagedachtenisse van de inhuldiging zijner doorl. Hoogheid Willem Karel Henrik Friso als Marquis van Vere en Vlissingen". Het origineel linksonder is gesigneerd onder de prent ("S. Fokke inv. et fec. 1751." en "F. Houttuyn excudit."). De - overigens redelijk geslaagde - kopie rechtsonder niet.


Het praaltoneel is al met al een rommelige uitgave, gedrukt op matig papier. De titelpagina van deel IV bijvoorbeeld is gedateerd 1748 maar de opgenomen teksten lopen door tot ver in 1753! De bladwijzers achterin rammelen; ze zijn onvolledig of geven een weinig informatieve omschrijving/titel. Zo kan het gebeuren dat je bij het collationeren verschillende verrassingen tegenkomt. Bijvoorbeeld in deel VI (blz. 42) waar een grafschrift staat voor Daniel Raap in de vorm van een acrostichon dat niet in de bladwijzer wordt vermeld. Een ander voorbeeld is een prent ("Raap uyt gely door een Predikant na de Galg met eenig ander bywerk") plus de voorafgaande uitleg, die kennelijk later is toegevoegd (Deel IV tussen bladzijde 160 en 161). Dat is niet alleen zichtbaar aan de verspringende paginanummering maar ook aan de custode ('OP') rechtsonder op de laatste bladzijde van het voorafgaande (verboden) "Kort en beknopt Hollands Vraagboekje...".


Weer een andere verrassing schuilde achter het: "Smeek-schrift aan 't Groot en Magtig Amsterdam". Er staat niet bij van wie, maar het bleek te gaan om een gedicht (uit 1753) waarin het dorp Amstelveen zicht richt tot zijn grote buurman de stad Amsterdam.
De volledige titel luidt: "Smeekschrift aan het groot en magtig Amsteldam opgedragen door het klein en nedrig Amstelveen" (Deel V, blz. 232). Hierin vraagt het dorp ootmoedig om bestrating van een belangrijke verkeersader, de Amstelveenseweg tussen het dorp en de stad Amsterdam. Omdat dit gedicht in de lokale geschiedenis van mijn woonplaats totaal onbekend is geef ik het hier volledig weer.


Het direct daaropvolgend keer-dicht "Nihil of nul op 't request van het klein en nedrig Amstelveen gegeeven als uit naam van het magtig Amsteldam" (blz. 236) maakt korte metten met dit verzoek.
Wat denkt dat armzalige Amstelveen wel? Wat kost dat wel niet? Bovendien is het alleen maar om de Fransche Schouwburg aan de Overtoom (afgebrand in 1754), die ten nadele is van de Stadsschouwburg op het Leidseplein, beter bereikbaar te maken. "De Fransche Dichtkonst, of de Schouburg op de Overtoom, welke door onze Eygen Inboorlingen wordt ten toppunt gevoerdt, waar door de Amsterdamsche Schouburg een inmportant verlies komt te leyden, en weeuw en wees 'er de smerte komt van te gevoele" (voetnoot blz. 244). Destijds ging een gedeelte van de inkomsten van de schouwburg naar de stadswezen en weduwen. De bestrating van de Amstelveenseweg kon wel wachten en pas in 1810 wordt gesproken over de 'nieuwe straatweg' tot aan het dorp Amstelveen.


Tot slot bevat deel VI van het praaltoneel twee bijzondere paskwillen in de vorm van satirische begrafenisbriefjes. Bijzonder omdat ze door hun oblong vorm en inhoudelijke opbouw echte begrafenisbriefjes imiteren. Vooral in de periode 1780-1790 is dergelijk drukwerk verschenen. Enkele zitten ook in mijn collectie en zullen ter sprake komen in mijn volgende blog: "Satirische begrafenisbriefjes uit de Patriottentijd".