Het waren vaak losse gravures uit publicaties van Jan Wagenaar (1709-1773) zoals de: “Vaderlandsche Historie vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden”
(Amsterdam, 1749-1759), of zijn: “Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe” (Amsterdam, 1760-1767). Sindsdien heb ik een zwak voor deze achttiende eeuwse Amsterdamse historicus.
Dankzij het boek van J.H.M. Wessels: “Bron, waarheid en de verandering der tijden.
Jan Wagenaar (1709-1773), een historische studie” (Den Haag, 1996) zijn we goed geïnformeerd over het leven van Jan Wagenaar. Daarnaast bezit ik de biografie die zijn zwager Pieter Huisinga Bakker (1713-1801) schreef: “Het leeven van Jan Wagenaar, benevens eenige brieven van en aan dezelven” (Amsterdam, 1776). Uitgebreid beschreef deze de ziektesymptomen waaraan Wagenaar leed en die zich twee jaar voor zijn overlijden openbaarde (blz. 81/82). Deze laten maar één conclusie toe; de historicus overleed op maandagmorgen, 1 maart 1773, aan prostaatkanker. Vijf dagen later werd hij begraven in de Nieuwe Kerk, als derde in een vijf persoons huurgraf (D-25) linksvoor het orgel. Helaas is daar niets meer wat aan hem herinnerd. Geen herdenkingsplaquette, geen graf en ook zijn stoffelijk overschot is daar niet meer aanwezig. Net als dat van vele andere bekende en minder bekende Amsterdammers werd het graf geruimd in verband met restauraties en het vervangen van de vloeren tussen 1959 en 1980.
De tekst is een standaard formulering (alleen de naam moest worden ingevuld achter
'Wordt') en vrijwel identiek aan de regels op het begrafenisbriefje - bijna tien jaar later - van zijn echtgenote Christina Vergoes (1714-1782).
Onlangs kon ik mijn collectie ‘old & rare’ verrijken met een heel bijzondere algemene bekendmaking, gedrukt op een zware kwaliteit foliopapier en een tekst van zeven regels: “In Amsterdam is, Op den Eersten Maart 1773, overleeden, Jan Wagenaar, eerste clercq ter secretarye, en historieschryver der stad.” Enigszins vergelijkbaar is het algemene doodsbericht van de bekende achttiende eeuwse schrijver en dichter Daniel Willink (1676-1722) in de collectie van het Rijksmuseum. Maar in verhouding tot het doodsbriefje van Wagenaar (maar liefst 35,5 cm. lang en 17,6 cm. hoog) is het maar een kleintje.
Het in druk verschijnen van zo’n uitzonderlijk formaat zegt toch wel iets over Wagenaars grote bekendheid en faam. Het is niet onmogelijk dat ook dit foliodrukwerk is verschenen bij Yntema en Tieboel om het te verzenden aan alle overige relaties van de overleden historicus (en de uitgever, waaronder boekhandelaren).
Heb ik iets unieks in handen? De STCN geeft geen informatie. ‘Zeldzaam’ noteert Frederik Muller in zijn “Beschrijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders…” (Amsterdam, 1853, nr. 5915.h.).
In grote bibliotheekcollecties vind je dit soort drukwerk vaak niet terug.
Doodsbriefjes e.d. zijn typisch zaken die bewaard zijn gebleven in archiefcollecties. In het Amsterdamse stadsarchief zit in de collectie Atlas Dreesman (archief 10094) een tweede exemplaar en zelf vond ik (naast het begrafenisbriefje van Christina Vergoes) een derde exemplaar tijdens mijn onderzoekje in het (archief 5059, inv. 82, afwikkeling testament Wagenaar-Vergoes). Op de achterkant daarvan waren wat aantekeningen gemaakt. Dat zal wel het lot van de meeste exemplaren zijn geweest; kladpapier, pakpapier, wc-papier en tenslotte de prullenbak.De kans dat u, of ik, nog een exemplaar tegenkomen op de antiquarische markt is nul komma nul.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten