Op het Amsterdamse Spui kocht ik bij antiquaar Marc van Dijk een 18de eeuwse brochure in rood gespikkeld papier getiteld: “Bijdragen ter aankweeking van Eendracht, Stad- en Vaderlandliefde…” (Leiden, 1786). Aan de verso zijde van het titelblad is de uitgave onder een spreuk van Montesquieu (1689-1755) gesigneerd.
Dat hoort, zo blijkt uit de slotmededeling achteraan op bladzijde 68, want “Geene Exemplaren worden voor Echt erkend, dan die door den tegenwoordigen Voorzitter der Vergadering, P. van Ameiden, achter de tijtel zijn getekend”.
Marc wist wat hij verkocht (want hij is zelf afgestudeerd op een onderwerp uit deze roerige periode) en de brochure stond al enige tijd bij hem op Boekwinkeltjes te koop voor zestig euro! Aanvankelijk aarzelde ik nog even. Niet vanwege de prijs, die op de boekenmarkt overigens was gezakt naar vijfentwintig euro (!), maar omdat het titelblad vermeldt: ‘No. 1’. Kennelijk had men het voornemen een soort reeks op te bouwen maar ik vermoedde géén of zeer weinig vervolgnummers. Het Stadhouderlijk gezag werd immers door Pruisische troepen een jaar later met harde hand hersteld.
Toen ik thuis de STCN en Knuttel (nr. 21413) raadpleegde bleek mijn vermoeden juist; er waren nimmer vervolgnummers verschenen.
Over Prins- of Oranjegezinden, Patriotten (‘Kezen’), Goejanverwellesluis en exercitiegenootschappen (vrijkorpsen) weet ik wel het een en ander. Best mogelijk dat dit bij u wat is weggezakt dus kijk even naar het onderstaande korte filmpje of lees mijn stukje “Oranje boven!”.
Toen ik het bundeltje wat doorbladerde was ik toch enigszins verrast door de inhoud en de onderwerpen die ter sprake kwamen. Waarom?
Welnu, ik had mij altijd voorgesteld dat het destijds populaire tijdverdrijf van de gemiddelde Patriot; deelname aan het plaatselijke vrijkorps, niet veel meer was dan exerceren en het oefenen met wapens. Dat beeld bleek in ieder geval voor de Leidse schutters in 1786 niet te kloppen.
Natuurlijk! De verschillende exercitiegenootschappen hadden elk hun eigen wetten en reglementen ( “18. Elk der Leden zal in de Vergadering mogen drinken ’t geen hij begeerd: doch iemand der Leden verkiezende Wijn te drinken zal niet meer vermogen te gebruiken dan één Pint Wijn, op een boete van twintig Stuivers”.). Ook kenden ze allemaal hun eigen uniformen (de drie tekeningen tonen de Leidse schuttersdracht in 1787 en komen uit de collectie van het Rijksmuseum). Ze vergaderden regelmatig, oefenden met wapens, paradeerden en exerceerden maar het Leidse vrijkorps wilde en deed meer.
In Leiden hadden ze namelijk al gauw door dat hun vrijkorpsleden – afkomstig uit diverse beroepsgroepen en alle lagen van de bevolking – er evenzoveel verschillende ideeën, meningen en vragen op na hield. Die gemêleerde groep ‘manhafte heeren’ kneden en vormen – het militair dresseren - door exercitie en paraderen was één ding; iets heel anders was het om ook op het gebied van politiek en ideologie de neuzen dezelfde kant op te laten wijzen. Daaraan viel nog veel te (be)schaven en dat is precies wat ze beoogden met hun “Plan tot bevordering van eene nuttige en aengenaeme bezigheid in de vergaderingen” (4 augustus 1785), één van de opgenomen stukjes in deze brochure. Voortaan zou men volgens dit plan na de reguliere vergadering waarin huishoudelijke zaken werden besproken ook telkens een lid de vrijheid geven om een verhandeling of vraagstuk voor te lezen (niet langer dan een half uur) waarna de aanwezigen de gelegenheid kregen daarover vragen te stellen en te discussiëren.
Een aantal van die beschavende vraagstukken spreekt mij bijzonder aan.
Twee daarvan zijn: “Verhandeling over eenige noodzakelijke vereischten in een dienstdoend schutter” (Blz. 24), en: “Verhandeling, over het geen een patriot thans moet beoögen” (blz. 54).
Wat de schutter betreft. Die moet in zijn huiselijk leven naarstig en zuinig zijn maar bovendien een goed bestuurder van zijn gezin. In het maatschappelijke leven moet hij gehoorzamen aan de billijke bevelen van zijn wettige regenten of representanten. Daarnaast moet hij alles doen om de welstand van de maatschappij te bevorderen en alles wat in zijn vermogen ligt om het land en zijn woonplaats te verdedigen en te beschermen.
Bij de Patriot draait het om ongeveer hetzelfde. Die moet volgens de schrijver in hoofdzaak het welzijn en de verheffing van het volk nastreven.
Maar als stok achter de deur vereist dat drie dingen die in grondwetten moeten worden aangenomen: “Het eerste is, het vaststellen dier stemgerechtigdheid en de daar aan verknogte regten. – Het tweede de vrijheid der drukpers, om zoo ras aan die regten de minste aanranding geschiede, zulks daadelijk ter kennisse van geheel de Burgerij te kunnen brengen. – en ten derde de algemeene burgerwapening, op dat de Burgerij in zich zelve het vermogen zoude bezitten, om ten alle tijde zich tegen de geweldige indragten op deeze hare regten, met hoop van goed succes en kragtdadig te kunnen verzetten” (blz. 66).
Ik denk dat de Patriot van toen tevreden kan zijn. Maatschappelijk welstand, verheffing van het volk, omkaderde politieke machtsverhoudingen, dat alles is in de eeuwen daarna aangepakt, veranderd en verbeterd. De vrijheid van drukpers (en meningsuiting) is zelfs opgenomen in de grondwet.
Blijft over burgers en wapens... Burgerbewapening; iedereen zijn eigen wapen...
Waar dat incidenteel toe kan leiden weten ze beter in Amerika. Hier zijn we er maar niet aan begonnen.
In de eeuwen daarna zijn nog boekenkasten vol geschreven over de roerige tijd van de Patriottenbeweging, hun ideeën en doelstellingen. Een flink aantal publicaties daarover staat ook in mijn bibliotheek. In deze brochure echter zijn tijdgenoten zelf aan het woord. En ook al is het allemaal niet wereldschokkend of geheel nieuw, een directer antwoord op de vraag wat nou eigenlijk een (goed) schutter of patriot is, een beter contact met die tijd is nauwelijks denkbaar. Al met al voldoende reden om dit pamflet aan mijn collectie toe te voegen.
Mooi pamflet! Bedankt voor deze interessante blogpost. Een interessante onderwerp. Welk boek over de patriotten zou je aanbevelen?
BeantwoordenVerwijderen