Het boekje (ca. 16,5 breed en 21 cm. hoog) telt 223 bladzijden (58 romeins genummerde hoofdstukken) verdeeld over drie delen: 1. "Als de grote stad lonkt..." (hoofdstuk I t/m XV),
2. "Dr. Dushkind zet door" (hoofdstuk XVI t/m XXXV) en tot slot 3. "Finale als voorspel" (hoofdstuk XXXVI t/m LVIII) dat afsluit met: "Amsterdam, maart-december 1970".
Het bevat (op de achterzijde van de titelpagina) een opdracht: "Voor Thomas Rap, wiens goede raad niet in de wind is geslagen" en een motto: "Ik zie de zon, al schijnt ze niet (Eddie Christiani)". Curieus is de bibliografie (op de achterzijde van bladzijde 223 met (19) geschriften die de auteurs hebben geraadpleegd om zich in 'de materie' te verdiepen...
Een systeembouwer in ideologische zin is hij waarschijnlijk niet. Maar hij is ook geen rasindividualist. Zijn hier in beweringen ondergebrachte ‘waansysteem’ houdt immers, en dat maakt communicaties ook mogelijk, voeling met andere waansystemen – collectieve, als dat van Wittgenstein of George A. Kelly, en persoonlijke, als dat van Sade of W.F. Hermans.
Oorspronkelijk werd dit verhaal geschreven als feuilleton in "De Nieuwe Linie", een opinieweekblad (dat verscheen tussen 1963 en 1982). De eerste druk in boekvorm, verschenen bij De Bezige Bij, kom je niet meer zo gauw tegen, wel talloze herdrukken die voor bedragen tussen de € 3,50 en € 25,- euro worden aangeboden (zie Boekwinkeltjes).
In 1979 verscheen de 2de druk bij Loeb & van der Velden, uitgevers, gevolgd door de 3de druk in 1985, ditmaal bij Bert Bakker die ook tekende voor de uitgave als Ooievaar Pocket (284) in 1992. In onze eeuw verscheen de eerste herdruk in 2009 bij NRC boeken en vervolgens in 2017 bij uitgeverij Aspekt. Beide uitgaven kenmerken zich door een nieuw ontworpen omslagillustratie. Tot slot verscheen "Zuster Belinda" onlangs (2022) ook als digitaal e-boek bij uitgeverij Aspekt.
Het verhaal van "Zuster Belinda" zorgde in 1971 voor de nodige reuring in dag- en nieuwsbladen. Inhoudelijk spraakmakend, door zijn expliciete seks (inclusief seks met dieren en necrofilie) en natuurlijk die memorabele zin op blz. 81: "Tussen haar benen scheen de zon", maar ook curieus door bijvoorbeeld de namen van de hoofdpersonen, die vijftig jaar later herinneringen oproepen aan onze toenmalige rook- sigarettencultuur. Online vond ik zoveel informatie over deze uitgave dat ik besloot om een soort geïllustreerd dossier te maken van dit twintigste-eeuwse cultboek. Kortom een verzameling van op internet gevonden informatie (uiteraard met bronvermelding), zonder commentaar en gelardeerd met informatieve krantenknipsels uit Delpher.
1.
"Verpleegstersroman (doktersroman)
Roman waarin een verpleegster hoofdpersoon is: verpleegster wordt verliefd op een arts, of andersom, en na een reeks verwikkelingen volgt doorgaans een happy end(ing). Vanwege het stereotiepe verhaalverloop wordt de verpleegstersroman, net als de doktersroman, tot de triviaalliteratuur gerekend. Veel van dit type romans verscheen in de Bouquet-reeks en wordt verkocht in grootwinkelbedrijven of kiosken.
Roman waarin een verpleegster hoofdpersoon is: verpleegster wordt verliefd op een arts, of andersom, en na een reeks verwikkelingen volgt doorgaans een happy end(ing). Vanwege het stereotiepe verhaalverloop wordt de verpleegstersroman, net als de doktersroman, tot de triviaalliteratuur gerekend. Veel van dit type romans verscheen in de Bouquet-reeks en wordt verkocht in grootwinkelbedrijven of kiosken.
Peter Andriesse schreef een pastiche op deze damesromans in Zuster Belinda en het geheime leven van Dokter Dushkind (1971)" (DBNL).
2.
"Een boekje met drieënvijftig beweringen zonder bewijs en een quasi-doktersroman die een Amsterdamse sleutelroman blijkt.
Beweren en bewijzen is twee door Peter Andriesse bevat 53 beweringen en geen enkel bewijs. Dat laatste hoeft hier ook niet, want de beweringen vormen het apparaat dat de schrijver een greep op de wereld verschaft. Het is namelijk de afbeelding van ‘zijn’ werkelijkheid en omtrent iets zo persoonlijks valt niets te bewijzen. Voor de werkelijkheid van Andriesse is het genoeg, dat hij erin gelooft.Een systeembouwer in ideologische zin is hij waarschijnlijk niet. Maar hij is ook geen rasindividualist. Zijn hier in beweringen ondergebrachte ‘waansysteem’ houdt immers, en dat maakt communicaties ook mogelijk, voeling met andere waansystemen – collectieve, als dat van Wittgenstein of George A. Kelly, en persoonlijke, als dat van Sade of W.F. Hermans.
“Er is maar één werkelijk woord”, citeert hij van de laatste: “chaos”. Maar daartegenover ziet hij natuurlijk ook wel in dat er een soort oerwaansysteem moet bestaan, de logica m.n., waar zonder andere waansystemen het niet kunnen stellen, zolang het ons niet mogelijk is antilogisch te denken.
Vooral die logica garandeert een minimum aan communicatie, zegt hij zelf. En toch maakt hij van dit “oerwaansysteem” geen hoeksteen voor zijn beweringen, waardoor zij een brug tussen het wetmatige van het rationele denken en die chaos van Hermans zouden vormen. Mijn indruk is dat Andriesse meer hecht aan gevoelsmatige inzichten als dit van de psycholoog Kelly met zijn “constructensysteem”, volgens welk het construct “lui” in verband kan worden gebracht met de constructen “vies”, “stinken”, “ongewassen” en “seksueel losbandig” (bewering 6). Op deze (en tegenovergestelde) manier kijken tal van mensen tegen de wereld aan, heeft iedereen zijn “filosofie” en niemand een bewijs. Dat zulke beweringen eenvoudig te falsifiëren zijn, alleen maar door op concrete gegevens uit de chaos te wijzen die een tegengestelde bewering staven, is duidelijk.
5.
Peter Andriesse (1941) studeerde psychologie en was tekstschrijver en journalist. Hij schreef een aantal verhalen. Dit boek was zijn eerste roman, het werd door velen als een soort cultboek gezien, ‘vol humor en spannende seks’. Het boek is kennelijk één op één herdrukt, want de spelling wijkt af van wat tegenwoordig gangbaar is.
De humor blijkt onder meer uit de naamgeving van de verschillende artsen: naast dr. Dushkind (die ooit een romance had beleefd met de Amerikaanse hartspecialiste Miss Blanche) en dr. Stuyvesant zijn er onder meer dokter Bastos, dokter Mantano, dr. Winfield en dr. Gladstone en de assistenten Samson en Drum. En dan was er ook nog zuster Van Nelle, de ‘vreselijke weduwe’. De namen van de patiënten lijken ’toevallig’ op die van bekende schrijvers uit die tijd, zoals de oude heer Puddingh, meneer Wolters (schrijver van Turkse bloemen), de volksjongen Jan Kremers en meneer Marsman.
Deze parodie op voormalige schrijvers en sigarettenmerken doet nu wat gedateerd aan. Van de vrolijke erotiek moet je houden, maar daar is op zichzelf niets mis mee. Maar daar blijft het niet bij. Er is in dit boek ook sprake van pedofilie, incest en seks met dieren, hoe luchtig beschreven ook en dan verder nog de toen en nu verwerpelijke necrofilie. Het is moeilijk te achterhalen hoe men hier destijds over dacht, maar anno 2017 vind ik dit niet kunnen.
Soms grappig, maar vaak gedateerd en bij vlagen verwerpelijk" (Els R. recensent op het blog "Leeskost", 10 juni 2017).
8.
Vooral die logica garandeert een minimum aan communicatie, zegt hij zelf. En toch maakt hij van dit “oerwaansysteem” geen hoeksteen voor zijn beweringen, waardoor zij een brug tussen het wetmatige van het rationele denken en die chaos van Hermans zouden vormen. Mijn indruk is dat Andriesse meer hecht aan gevoelsmatige inzichten als dit van de psycholoog Kelly met zijn “constructensysteem”, volgens welk het construct “lui” in verband kan worden gebracht met de constructen “vies”, “stinken”, “ongewassen” en “seksueel losbandig” (bewering 6). Op deze (en tegenovergestelde) manier kijken tal van mensen tegen de wereld aan, heeft iedereen zijn “filosofie” en niemand een bewijs. Dat zulke beweringen eenvoudig te falsifiëren zijn, alleen maar door op concrete gegevens uit de chaos te wijzen die een tegengestelde bewering staven, is duidelijk.
Beweren en bewijzen is twee is naar mijn mening eerder een ‘retorica’ dan het sluitend waansysteem van een denker of een idioot. Een retorica waarbij het niet gaat om literatuur, maar om de eigen persoonlijkheid en de wereld. Meer dan eens doen Andriesses beweringen aan Multatuli’s Ideeën denken, en dan zeg ik iets heel moois van deze beweringen, vooral wanneer men bedenkt dat Andriesses tweede boek van dit jaar, Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind in geen enkel opzicht met de Max Havelaar te vergelijken is.
Want wel geeft Zuster Belinda vorm aan een waansysteem, maar dat is niet dit van de schrijver. Het is het waansysteem van het damesbladverhaal, het meisjesboek, de roman naar het ontwerp van Rebecca.
Zo’n boek schrijven kan niet moeilijk zijn: zet een aantal clichés op en de lezer weet door herkenning meteen op het vervolg vooruit te lopen. In overeenstemming met een van de beweringen (de vijfde) kan men zeggen dat Zuster Belinda een consistent systeem is: alle volgende clichés zijn uit het eerste af te leiden. Het belangrijkste cliché van dit boek is het uitgangspunt: dat lezers van doktersromans in boeken nu eenmaal een nabootsing van de realiteit menen te zien. Dat Zuster Belinda een sleutelroman is, waar praktisch heel schrijvend Amsterdam herkenbaar in voorkomt, versterkt het nabootsende of mimetische karakter niet weinig.
Want wel geeft Zuster Belinda vorm aan een waansysteem, maar dat is niet dit van de schrijver. Het is het waansysteem van het damesbladverhaal, het meisjesboek, de roman naar het ontwerp van Rebecca.
Zo’n boek schrijven kan niet moeilijk zijn: zet een aantal clichés op en de lezer weet door herkenning meteen op het vervolg vooruit te lopen. In overeenstemming met een van de beweringen (de vijfde) kan men zeggen dat Zuster Belinda een consistent systeem is: alle volgende clichés zijn uit het eerste af te leiden. Het belangrijkste cliché van dit boek is het uitgangspunt: dat lezers van doktersromans in boeken nu eenmaal een nabootsing van de realiteit menen te zien. Dat Zuster Belinda een sleutelroman is, waar praktisch heel schrijvend Amsterdam herkenbaar in voorkomt, versterkt het nabootsende of mimetische karakter niet weinig.
Het verhaal is iets knulligs over een plattelandsmeisje dat op weg naar de grote stad Amsterdam waar ze als verpleegster komt werken, de dokter van haar leven leert kennen. Aangezien ze hierna een tweede minnaar zal ontmoeten, Geert, een schrijver, moet ze van een aantal remmingen worden verlost. Tot dat doel wordt haar een levenswijze opgedrongen waarin alleen, in boeken althans, dorpsmeisjes schijnen te trappen. Natuurlijk trouwt ze met haar arts (dat is het meisjesboekaspect), maar die ontpopt zich dan al snel als een waardig leerling van Sade, hoewel hij voor het oog van de wereld een hoogstaande moraal vertegenwoordigt (hier worden de Rebecca-aspecten actueel). Geert besluit Belinda, die van alle lichtzinnigheid is afgestapt, te redden. Maar dat mislukt. Dushkinds image is te hecht gevestigd en de twee geliefden komen in een psychiatrische kliniek terecht. Met een verwijzing naar bewering 10 concludeert de lezer dat hun enige krankzinnigheid die van de deugd is. Ongelukkig worden ze er niet door. Geert schrijft er zijn roman, en de beginregels ervan zijn identiek met deze waar Zuster Belinda mee aanvangt.
De taal die beloofde een afbeelding van de werkelijkheid te geven, blijkt opeens met die werkelijkheid niets te maken te hebben: het slot sluit Belinda, Geert en Dushkind in een structuur in, wat betekent dat ze uit het leven in de fysische realiteit worden gestoten. Onze voorbarige opvatting dat Zuster Belinda een consistent systeem zou zijn, moeten we hier dus herzien. De compositie levert immers (net als bij Eschers hiaatloze prenten) een ‘restfiguur’ die even interpretabel is, als de figuur vanwaar we zijn uitgegaan"("Schrijver Peter Andriesse hanteert waansystemen" op het blog: "De open ruimte. Volledig werk en blogbiografie van R. (Rudy) A. Cornets de Groot". Bron: "Het Parool", 22 januari 1972).
De taal die beloofde een afbeelding van de werkelijkheid te geven, blijkt opeens met die werkelijkheid niets te maken te hebben: het slot sluit Belinda, Geert en Dushkind in een structuur in, wat betekent dat ze uit het leven in de fysische realiteit worden gestoten. Onze voorbarige opvatting dat Zuster Belinda een consistent systeem zou zijn, moeten we hier dus herzien. De compositie levert immers (net als bij Eschers hiaatloze prenten) een ‘restfiguur’ die even interpretabel is, als de figuur vanwaar we zijn uitgegaan"("Schrijver Peter Andriesse hanteert waansystemen" op het blog: "De open ruimte. Volledig werk en blogbiografie van R. (Rudy) A. Cornets de Groot". Bron: "Het Parool", 22 januari 1972).
3.
"Zuster Belinda of het geheime leven van dokter Dushkind.
Het was een parodie op zowel de verpleegstersroman als de detective en het grootste succes van de journalist Peter Andriesse. Iedereen had er wel een mening over en nog steeds kun je er commentaar op terugvinden, als je een beetje om je heen googlet.
Dit verhaal uit 1971 heb ik vooral in mijn bezit, omdat het een omslag van Hans Borrebach heeft. Een spraakmakende omslag, die meer deed denken aan zijn pornografische dan aan zijn illustratieve kant. Alsof dokters met zijn allen tegelijk Belinda de kleren van het lijf rukken. Zo erg is het niet. Het gaat niet alleen over seks, maar wel veel.
Seks van en met dokter Dushkind vooral. Die doet het trouwens niet alleen met Belinda, maar met alles en iedereen en overal. Incest met zijn beide dochters, waarvan hij er een heeft vermoord en geconserveerd. Zowel necrofilie als incest, dus. Hij doet het met zichzelf en hij doet het met zijn paard. Grappig? Nou nee, eerder absurd.
Dushkind was een sigarettenmerk. Belinda ook. Alle personen in het boek hebben namen van tabak. Er is een dokter Winfield en een dokter Stuyvesant. Een dokter Drum en een dokter Van Nelle. Een zuster Camel en een Miss Blanche. Dat maakt het dan wel weer grappig om te lezen. Maar ook een beetje vermoeiend.
Dan is er nog de schrijver Geert die verliefd is op Belinda. Een opname in een zwakzinnigeninrichting en de moorden die dokter Dushkind pleegt om chef de clinique te worden. Tja. Het hoort bij mijn Borrebach verzameling. Daarom staat het in de kast.
En het is verantwoord geschreven, want er heeft een dokter aan meegewerkt. In samenwerking met dokter Sj. Winterman, staat er op de titelpagina. Bovendien heeft Peter zelf verpleegsterspulp gelezen, voor hij aan deze roman begon. Dat heeft hij allemaal keurig als bron vermeld" (Marieke op haar blog: "Hoe verzin je het. Over oude boeken en de lol van het herlezen", 24 februari 2011).
Dit verhaal uit 1971 heb ik vooral in mijn bezit, omdat het een omslag van Hans Borrebach heeft. Een spraakmakende omslag, die meer deed denken aan zijn pornografische dan aan zijn illustratieve kant. Alsof dokters met zijn allen tegelijk Belinda de kleren van het lijf rukken. Zo erg is het niet. Het gaat niet alleen over seks, maar wel veel.
Seks van en met dokter Dushkind vooral. Die doet het trouwens niet alleen met Belinda, maar met alles en iedereen en overal. Incest met zijn beide dochters, waarvan hij er een heeft vermoord en geconserveerd. Zowel necrofilie als incest, dus. Hij doet het met zichzelf en hij doet het met zijn paard. Grappig? Nou nee, eerder absurd.
Dushkind was een sigarettenmerk. Belinda ook. Alle personen in het boek hebben namen van tabak. Er is een dokter Winfield en een dokter Stuyvesant. Een dokter Drum en een dokter Van Nelle. Een zuster Camel en een Miss Blanche. Dat maakt het dan wel weer grappig om te lezen. Maar ook een beetje vermoeiend.
Dan is er nog de schrijver Geert die verliefd is op Belinda. Een opname in een zwakzinnigeninrichting en de moorden die dokter Dushkind pleegt om chef de clinique te worden. Tja. Het hoort bij mijn Borrebach verzameling. Daarom staat het in de kast.
En het is verantwoord geschreven, want er heeft een dokter aan meegewerkt. In samenwerking met dokter Sj. Winterman, staat er op de titelpagina. Bovendien heeft Peter zelf verpleegsterspulp gelezen, voor hij aan deze roman begon. Dat heeft hij allemaal keurig als bron vermeld" (Marieke op haar blog: "Hoe verzin je het. Over oude boeken en de lol van het herlezen", 24 februari 2011).
4.
"Moderne doktersroman, gevolgd door een curieuze bibliografie van ‘geschriften […] geraadpleegd teneinde zich in de materie te oriënteren’: onder meer Blaman, Cronin, Hermans en een ‘ongepubliceerd manuscript in bezit van de auteurs, 1970’ van Brouwers.
In 1972 verliet Josefine Meijer haar echtgenoot Peter Andriesse voor Jeroen Brouwers" (catalogus 56 (133), 2012, antiquariaat Fokas Holthuis).
"Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind" is een opvallend boek vanwege de omslag van Hans Borrebach. Grijpgrage handen ontdoen zuster Belinda van haar bovenkleding. Het was in 1971 bij verschijning misschien nog wel gewaagd. Na ruim 40 jaar is de inhoud nog steeds niet onomstreden.
Het boek begint als een onschuldige parodie op de doktersroman. Een jonge naïeve verpleegster komt naar de grote stad (Amsterdam) en is al snel gefascineerd door de uitstraling van dokter Dushkind. Geleidelijk aan wordt het verhaal meer een erotische roman, waarin dokter Dushkind geen geweld schuwt. In het verhaal maakt Dushkind zich onder andere schuldig aan verkrachting, pedofilie en necrofilie. Wanneer slachtoffers deels genieten van dit seksuele geweld is het de vraag of dit acceptabel is, ook al is het een humoristisch boek.
Het is ook een parodie op de misdaadroman en de schrijver maakt creatief gebruik van allerlei tabaksnamen. Het leest vlot, maar gezien eerdere opmerkingen kan je toch wel de nodige bedenkingen hebben tegen dit boek" (Bol.com. Review van KritischeKees (50-59 jaar), 26 februari 2012).
7.
"Haar blond omrankte ‘eigenheidje’.
Het boek begint als een onschuldige parodie op de doktersroman. Een jonge naïeve verpleegster komt naar de grote stad (Amsterdam) en is al snel gefascineerd door de uitstraling van dokter Dushkind. Geleidelijk aan wordt het verhaal meer een erotische roman, waarin dokter Dushkind geen geweld schuwt. In het verhaal maakt Dushkind zich onder andere schuldig aan verkrachting, pedofilie en necrofilie. Wanneer slachtoffers deels genieten van dit seksuele geweld is het de vraag of dit acceptabel is, ook al is het een humoristisch boek.
Het is ook een parodie op de misdaadroman en de schrijver maakt creatief gebruik van allerlei tabaksnamen. Het leest vlot, maar gezien eerdere opmerkingen kan je toch wel de nodige bedenkingen hebben tegen dit boek" (Bol.com. Review van KritischeKees (50-59 jaar), 26 februari 2012).
6.
"Schrijven is schrappen.’ Deze inmiddels tot cliché geworden wijsheid (van Godfried Bomans als ik mij niet vergis) geldt voor sommige auteurs ook ná publicatie van een tekst. In februari 1986 kocht ik, nieuw, de niet lang daarvoor verschenen derde druk van Peter Andriesse – Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1985).
"Schrijven is schrappen.’ Deze inmiddels tot cliché geworden wijsheid (van Godfried Bomans als ik mij niet vergis) geldt voor sommige auteurs ook ná publicatie van een tekst. In februari 1986 kocht ik, nieuw, de niet lang daarvoor verschenen derde druk van Peter Andriesse – Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1985).
Onlangs – in oktober 2013 – ‘verwierf’ ik een eerste druk van datzelfde boek (De Bezige Bij, Amsterdam 1971). Twee zaken vielen mij meteen op: 1. de derde druk is een fotografische herdruk van de eerste; en 2. op de titelpagina van de eerste druk staat ‘door Peter Andriesse in samenwerking met dr. Sj. Winterman’, terwijl de derde druk slechts vermeldt ‘door Peter Andriesse’.
Hela hola, dacht ik, een fotografische herdruk waaraan de in het origineel wel genoemde Winterman niet heeft meegewerkt – hoe zit dat? (Een Winterman, zo bleek al snel, over wie ik nergens iets kon vinden.) Ik legde Peter Andriesse de vraag voor: wie is toch die Sj. Winterman, ‘in samenwerking met’ wie (volgens de eerste druk) ‘Zuster Belinda etc.’ geschreven werd?
Hela hola, dacht ik, een fotografische herdruk waaraan de in het origineel wel genoemde Winterman niet heeft meegewerkt – hoe zit dat? (Een Winterman, zo bleek al snel, over wie ik nergens iets kon vinden.) Ik legde Peter Andriesse de vraag voor: wie is toch die Sj. Winterman, ‘in samenwerking met’ wie (volgens de eerste druk) ‘Zuster Belinda etc.’ geschreven werd?
Andriesse antwoordde: Dr. Sj. Winterman is een fancynaam, er werd al eens verondersteld dat W.F. Hermans werd bedoeld. Dan toch eerder Jeroen Brouwers, met wie ik tijdens het schrijven van het feuilleton bevriend was en regelmatig briefwisselde (hij woonde in België). Hij schreef soms een aflevering van “Belinda” in zo’n brief, daaruit pikte ik wel enkele fragmenten of liever namen en eigenschappen. Zo is mevr. Ribbius met het houten been afkomstig van Brouwers, ook de Gigolo Angelostraat, en nog zo het e.e.a.
Schrapte Peter Andriesse alleen een naam van het titelblad, de door hem genoemde W.F. Hermans herzag de tekst van al zijn boeken voor iedere herdruk – voor alleen al het noemen van al die Hermansvarianten zijn waarschijnlijk honderden pagina’s nodig, dus daaraan begin ik hier niet eens. De andere door Andriesse genoemde auteur, Jeroen Brouwers, is in dat opzicht wat bescheidener. De enige roman die hij daadwerkelijk herzag, na een aantal drukken, is Het verzonkene – de eerste druk verscheen in 1979 bij De Arbeiderspers. Brouwers schrapte in (uit) dat boek de polemische passages tegen het ‘experimenteel’ of ‘ander’ proza. Omdat hij die stukken te gedateerd vond nadat de bloeitijd van dat experimentele proza voorbij was – het werd nauwelijks nog geschreven en nog minder gelezen.Wat Brouwers ook schrapte: enkele complete verhalen uit zijn vroege bundels Het mes op de keel (Manteau, Brussel/Den Haag 1964) en De toteltuin - gevallen van de sfinx (A. Manteau n.v., Brussel/Den Haag 1968). De bundels mochten van Brouwers niet worden herdrukt, omdat hij er niet langer tevreden over was. In de verzamelbundel Verhalen en levensberichten (Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam 1983) nam hij slechts één verhaal op uit Het mes op de keel (hij schrapte er drie: ‘Orpheus’, ‘Dode vrucht’ en ‘Geestelijke dochter’), en dan nog in de herschreven versie waarin dat verhaal – ‘Thijmen Hoolwerf’ – werd afgedrukt in De toteltuin. Uit De toteltuin schrapte Brouwers alleen het titelverhaal voor de herdruk in de hierboven genoemde verzamelbundel.
Maar een auteur kan meer schrappen uit zijn of haar debuut dan Brouwers deed. Enter Chrétien Breukers.
Op de website van Poëzie-uitgeverij WEL heeft Breukers een auteurspagina. Op die pagina de gebruikelijke auteursinformatie, in dit geval staat er (de pagina is voor het laatst bewerkt op ‘woensdag 21 oktober 2009 18:18’):
Chrétien Breukers (Leveroy, º1965) maakte bij WEL zijn debuut met ‘De rand van het domein’ in 1989. Hij studeerde Algemeen Literatuurwetenschap in Nijmegen, was redacteur van het tijdschrift Tristan en de bekende poëziereeks De Windroos en is momenteel o.a. redacteur van De Contrabas en freelance tekstschrijver. Samen met Hein Aalders stelde hij ‘Alles is er nog’ samen, de verzamelde gedichten van Jan Kostwinder (Thomas Rap, 2003). Of deze zoon van Limburg zijn eerste dichtbundel verloochent weet ik niet, maar Chrétien Breukers schrapte hem in zijn geheel. En dat leverde op de site van WEL een prachtige readymade op:
OP VERZOEK
Omdat de dichter geen enkel gedicht uit
zijn debuutbundel nog goed genoeg vindt,
respecteren we zijn wens
om er niets uit te publiceren.
Hier geldt: schrappen is schrijven"
Maar een auteur kan meer schrappen uit zijn of haar debuut dan Brouwers deed. Enter Chrétien Breukers.
Op de website van Poëzie-uitgeverij WEL heeft Breukers een auteurspagina. Op die pagina de gebruikelijke auteursinformatie, in dit geval staat er (de pagina is voor het laatst bewerkt op ‘woensdag 21 oktober 2009 18:18’):
Chrétien Breukers (Leveroy, º1965) maakte bij WEL zijn debuut met ‘De rand van het domein’ in 1989. Hij studeerde Algemeen Literatuurwetenschap in Nijmegen, was redacteur van het tijdschrift Tristan en de bekende poëziereeks De Windroos en is momenteel o.a. redacteur van De Contrabas en freelance tekstschrijver. Samen met Hein Aalders stelde hij ‘Alles is er nog’ samen, de verzamelde gedichten van Jan Kostwinder (Thomas Rap, 2003). Of deze zoon van Limburg zijn eerste dichtbundel verloochent weet ik niet, maar Chrétien Breukers schrapte hem in zijn geheel. En dat leverde op de site van WEL een prachtige readymade op:
OP VERZOEK
Omdat de dichter geen enkel gedicht uit
zijn debuutbundel nog goed genoeg vindt,
respecteren we zijn wens
om er niets uit te publiceren.
Hier geldt: schrappen is schrijven"
"Haar blond omrankte ‘eigenheidje’.
Enigszins ranzige parodie op de verpleegstersromans uit de jaren zestig.
Leerling-verpleegster Belinda Vinken verruilt de provincie voor Amsterdam om daar in een ziekenhuis te gaan werken. Ze valt niet alleen als een blok voor de knappe en ambitieuze chirurg dr. Dushkind, maar krijgt ook warme gevoelens voor haar leeftijdsgenoot Geert Wolfmann, die op een verzekeringskantoor werkt en in zijn vrije tijd verhalen en gedichten schrijft. Als dr. Dushkind Belinda toch nog vrij onverwacht ontmaagd (M’n pantalon is helemaal verpest) legt zuster Stella uit wat er van haar verwacht wordt: Het hoort nu eenmaal bij ons vak: het dienen der mensheid, niet alleen de patiënten, maar ook de artsen. Ze hebben een zwaar bestaan en een verpleegster kan daar zo nu en dan eens wat verlichting in brengen. Dat is onze taak en je zult merken dat die taak op den duur geen belasting meer is, ze kan zelfs een bron van intens genot worden.
Belinda neemt de raad van Stella ter harte en geeft zich volledig over aan ‘haar roeping’ en aan Stella zelf. Ineen sprong Stella overeind, knielde tussen Belinda’s roomblanke dijen en duwde haar hoofd tegen Belinda haar blond omrankte eigenheidje.
Sinds die tijd gaf ze zich volledig over aan haar roeping, eerst nog wat onwennig, maar allengs met meer plezier. Ze gilde niet meer als ze plotseling een kamer werd binnengetrokken, blijmoedig vervulde ze haar taak… Ze had het afgeleerd tijdens haar werkuren nog een onderbroekje te dragen, dat was toch slechts een lastig obstakel tijdens het vervullen van haar plichten.
Belinda neemt afstand van Geert. Alles gaat zo een tijdje door totdat dr. Stuyvesant zich ermee bemoeit en ze zwanger blijkt te zijn.
Leerling-verpleegster Belinda Vinken verruilt de provincie voor Amsterdam om daar in een ziekenhuis te gaan werken. Ze valt niet alleen als een blok voor de knappe en ambitieuze chirurg dr. Dushkind, maar krijgt ook warme gevoelens voor haar leeftijdsgenoot Geert Wolfmann, die op een verzekeringskantoor werkt en in zijn vrije tijd verhalen en gedichten schrijft. Als dr. Dushkind Belinda toch nog vrij onverwacht ontmaagd (M’n pantalon is helemaal verpest) legt zuster Stella uit wat er van haar verwacht wordt: Het hoort nu eenmaal bij ons vak: het dienen der mensheid, niet alleen de patiënten, maar ook de artsen. Ze hebben een zwaar bestaan en een verpleegster kan daar zo nu en dan eens wat verlichting in brengen. Dat is onze taak en je zult merken dat die taak op den duur geen belasting meer is, ze kan zelfs een bron van intens genot worden.
Belinda neemt de raad van Stella ter harte en geeft zich volledig over aan ‘haar roeping’ en aan Stella zelf. Ineen sprong Stella overeind, knielde tussen Belinda’s roomblanke dijen en duwde haar hoofd tegen Belinda haar blond omrankte eigenheidje.
Sinds die tijd gaf ze zich volledig over aan haar roeping, eerst nog wat onwennig, maar allengs met meer plezier. Ze gilde niet meer als ze plotseling een kamer werd binnengetrokken, blijmoedig vervulde ze haar taak… Ze had het afgeleerd tijdens haar werkuren nog een onderbroekje te dragen, dat was toch slechts een lastig obstakel tijdens het vervullen van haar plichten.
Belinda neemt afstand van Geert. Alles gaat zo een tijdje door totdat dr. Stuyvesant zich ermee bemoeit en ze zwanger blijkt te zijn.
Peter Andriesse (1941) studeerde psychologie en was tekstschrijver en journalist. Hij schreef een aantal verhalen. Dit boek was zijn eerste roman, het werd door velen als een soort cultboek gezien, ‘vol humor en spannende seks’. Het boek is kennelijk één op één herdrukt, want de spelling wijkt af van wat tegenwoordig gangbaar is.
De humor blijkt onder meer uit de naamgeving van de verschillende artsen: naast dr. Dushkind (die ooit een romance had beleefd met de Amerikaanse hartspecialiste Miss Blanche) en dr. Stuyvesant zijn er onder meer dokter Bastos, dokter Mantano, dr. Winfield en dr. Gladstone en de assistenten Samson en Drum. En dan was er ook nog zuster Van Nelle, de ‘vreselijke weduwe’. De namen van de patiënten lijken ’toevallig’ op die van bekende schrijvers uit die tijd, zoals de oude heer Puddingh, meneer Wolters (schrijver van Turkse bloemen), de volksjongen Jan Kremers en meneer Marsman.
Deze parodie op voormalige schrijvers en sigarettenmerken doet nu wat gedateerd aan. Van de vrolijke erotiek moet je houden, maar daar is op zichzelf niets mis mee. Maar daar blijft het niet bij. Er is in dit boek ook sprake van pedofilie, incest en seks met dieren, hoe luchtig beschreven ook en dan verder nog de toen en nu verwerpelijke necrofilie. Het is moeilijk te achterhalen hoe men hier destijds over dacht, maar anno 2017 vind ik dit niet kunnen.
Soms grappig, maar vaak gedateerd en bij vlagen verwerpelijk" (Els R. recensent op het blog "Leeskost", 10 juni 2017).
"Borrebach werd bekend om zijn ‘Borrebachmeisjes’: onwaarschijnlijk slanke, modieus geklede, anatomisch onmogelijke fantasiewezens, eerder miniatuurdames dan tieners, met inwisselbare glimlachende gezichtjes, in de stijl van de Amerikaanse filmposter en reclametekening. ‘Niks geen boezem of zo, erotisch volstrekt oninteressant’, vond hij er zelf van.
Dat lag uiteraard anders in zijn onder de toonbank verkochte erotische romans (Striemen en priemen, 1970) en strips (De overwinning op de zwaartekracht, 1948), waarin ontblote dames in zwart leer elkaar tuchtigen ‘met de leren nijlpaardzweep’. Het moet een mooi moment voor de illustrator zijn geweest toen De Bezige Bij hem op zijn oude dag het scabreuze omslag liet maken voor Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind van Peter Andriesse" (Erik van den Berg: "De ‘creatiefste viespeuk van Den Haag’ wilde gezien worden met zijn Borrebachmeisjes" in: "De Volkskrant", 9 augustus 2019).
Dat lag uiteraard anders in zijn onder de toonbank verkochte erotische romans (Striemen en priemen, 1970) en strips (De overwinning op de zwaartekracht, 1948), waarin ontblote dames in zwart leer elkaar tuchtigen ‘met de leren nijlpaardzweep’. Het moet een mooi moment voor de illustrator zijn geweest toen De Bezige Bij hem op zijn oude dag het scabreuze omslag liet maken voor Zuster Belinda en het geheime leven van dokter Dushkind van Peter Andriesse" (Erik van den Berg: "De ‘creatiefste viespeuk van Den Haag’ wilde gezien worden met zijn Borrebachmeisjes" in: "De Volkskrant", 9 augustus 2019).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten