zaterdag 24 januari 2015

Zomervreugd en noorderzon


Vijfhonderd gulden voor twee losse bladen met elk twee afbeeldingen van het dorp Amstelveen uit: “Spiegel van Amsterdams zomervreugd, op de dorpen Amstelveen, Slooten, en den Overtoom” (Amsterdam, z.j. ca. 1727-1730). Dat betaalde ik rond 1990 en lange tijd bezat ik ook de oblong herdruk van het boekje uit 1974.
Waarmee ik maar wil zeggen dat het destijds (te) duur goed was en dat gold zeker voor complete originele uitgaven van dergelijke ‘huisjes- & tuintjes-boeken’, die in de eerste helft van de achttiende eeuw verschenen.
Het grootste gedeelte van al die huizen en buitenplaatsen langs de rivier De Amstel, in de Watergraafs- of Diemermeer, in het ’s-Gravenland, langs de Vechtstroom, in het Kennemerland en langs de Haarlemmer trekvaart is alweer lang geleden afgebroken door speculanten en slopers.


Een berucht voorbeeld was de Amsterdamse boekverkoper en speculant Frederik Kaal (1733-1790), die vele buitenplaatsen liet slopen en het bouwmateriaal weer verkocht.
Door zijn sloopactiviteiten werd onze Nederlandse taal verrijkt met het woord ‘kaalslag’.
Kaal was één van de velen die goed verdiende aan de afbraakgolf die in het laatste kwart van de achttiende eeuw op gang kwam. Slechts enkele buitenplaatsen bleef dit lot bespaard.
In mijn directe omgeving zijn dat bijvoorbeeld Wester-Amstel, Oostermeer en, binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam, Amstelrust en Frankendael.


De antiquarische kostbaarheid van die plaatjesboeken met lusthoven vertaalde zich eind jaren zestig van de vorige eeuw in een reeks heruitgaven in een beperkte en genummerde oplage in cassette door Kruseman’s uitgeversmaatschappij N.V. te ’s-Gravenhage.
Zo staat hier in de kast nummer 553 van: “Hollands Arcadia, of de vermaarde rivier Den Amstel” (Amsterdam, 1730). Diverse goedkopere heruitgaven volgden niet lang daarna. Inmiddels is de interesse in dit genre behoorlijk teruggevallen en dat geldt dus ook voor de prijzen van met name de losse afbeeldingen op de antiquarische markt. Complete boeken zijn nog steeds vrij prijzig, want schaars, door de sloopactiviteiten en losse verkoop in het verleden.

De inhoud van deze ooit populaire uitgaven volgde altijd hetzelfde stramien. Allereerst een uitvoerig lofzang waarin de desbetreffende streek werd ‘verheerlijkt’ of een ‘zegepralende’ rivier werd bezongen. Daarna volgde dan afbeelding na afbeelding van prachtige huizen en buitenplaatsen die daar ooit in opdracht van het rijke stedelijk patriciaat waren gebouwd.


Al die afbeeldingen van hofsteden, lusthoven en buitenplaatsen (soms met hun tuinen) zijn maar saaie kost, tenzij je van de een of ander meer weet, of wil weten.
Zo heb ik al eens eerder geschreven over Kostverloren en Brantwijk aan de rivier de Amstel.
De thans meer gezochte afbeeldingen zoals vergezichten, straattaferelen en dorpsgezichten, zitten er verhoudingsgewijs wat minder in. “Spiegel van Amsterdams zomervreugd…” springt er in dat opzicht gunstig tussenuit. De titel zegt het al.
Hier gaat het niet om ‘zegepralen’ en ‘verheerlijken’ maar om het ‘spiegelen' van ouderwetse zomervreugd. Van de twintig gravures door de bekende Abraham Rademaker (1676/77-1735) zijn er maar vier die uitsluitend een ‘Hofstede’ als onderwerp hebben.
Zes zijn dorpstaferelen (vier van het dorp Amstelveen en twee van het dorp Sloten) en de overige afbeeldingen zijn vooral ‘Gezigten’ van de Overtoom.

Dit gebied, dat lange tijd behoorde tot de voormalige ambachtsheerlijkheid Amstelveen en Nieuwer-Amstel, heeft al geruime tijd mijn interesse. Om die reden heb ik alweer sinds jaren een origineel en compleet exemplaar in mijn boekenkast staan. En mijn oblong herdruk uit 1974? Die heb ik toen weer ingeleverd bij een antiquariaat.


Een vorige eigenaar heeft de tweetalige titelpagina (Nederlands/Frans), de drie bladen met een 'Poeëtise' beschrijving door de Amsterdammer Gysbert Tysens (1693-1732) en de tien folio bladen met twintig afbeeldingen door de boekbinder in een moderne maar fraaie halfleren band met ribben laten zetten. Die beplakte de platten met grillig gekamd marmerpapier, bracht nieuwe schutbladen aan en vergulde het afgesneden boekblok aan alle kanten. Overigens bestaat er van deze uitgave ook een (latere?) variant  in oblong formaat zonder lofzang met afwijkende titelpagina (zie onderstaande illustratie) en telkens één prent per bladzijde.


De Overtoom was ooit de naam van een dam, later sluis, die in de veertiende eeuw in het riviertje de Schinkel werd gelegd. Kleine schepen werden over die dam getrokken, getoomd, zoals dat toen heette. Later ging de naam over op de gehele vaart (gedempt in 1902/1903) met de weg die net buiten de Amsterdamse stadsmuren lag en direct aansloot op de Heiligeweg.


Dankzij die weg was er aan de zuidoostelijke zijde al vroeg bebouwing. De overkant behield haar landelijke karakter langer. In de 17de en 18de eeuw kwamen er buskruitmolens, grote katoendrukkerijen, talloze kleine bedrijfjes en vele herbergen. Kortom; ook toen was het er al een drukte van belang. Tysens rijmelt er in zijn lofdicht het volgende over:

“Men rend met sjees en koets, en wagen en met paard,
Elk op het yv’rigst', langs onze Overtoomse vaart,
Om ’t lugtig Amstelveen en Slooten te begroeten.
En in het landgebouw een veiligheid te ontmoeten,
Die ons de stad ontzegt, tot onbesproke vreugd,
Dewyl daar de agterklap steeds toelegt om de jeugd
Te last’ren, te bespiên en alles kwaad te keuren,
Wyl haar door eigen wrok nooit blydschap mag gebeuren.
‘k Kies dan, ô Amsteljeugd! Met u de ruime lugt
ô Overtoomse weg! Ik zie u, als een vrugt”.


Behalve door een ontploffing van de buskruitmolen Sollenburg, op 14 augustus 1758, werd de zomervreugd zelden ernstig verstoord. Bepaald spraakmakend aan het eind van die eeuw was 'het wonder van de Overtoom', een spektakel waaraan de noorderzon een einde maakte...

Ik kwam deze curieuze gebeurtenis voor het eerst tegen in de “Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver” (1793-1801, Amsterdam) van Lieve van Ollefen (1749-1816) en (vanaf deel V) R. Bakker. Onder de ‘bijzonderheden’ van deze buurt (‘onder de banne van Amstelveen’), schreef Van Ollefen:

“Voor weinige jaaren was er in deeze buurt eene zeer aanmerkelijke bijzonderheid voorhanden; bij zekeren smid, aldaar woonachtig, was naamlijk, zeide men, een afbeeldzel van den Zaligmaaker, door den Evangelist Lucas geschilderd te zien; groote beweeging maakte deeze zeldzaamheid, zo dat duizenden, vooral Amsteldammers, derwaards vloeiden om die bijzonderheid, (tegen een zestehalf de persoon,) in oogenschouw te neemen; doch naauwlijks hadden de deskundigen ernstig hunne aandacht er op gevestigd, of zij verklaarden de zeldzaamheid voor een louter bedrog, het geen de smid met zijne schilderij en ontvangene penningen, zonder afscheid te neemen, deed vertrekken”.

Zoiets maakt nieuwsgierig maar hoe ik ook zocht; lange tijd kon ik van deze 'groote beweeging' nergens een bevestiging vinden.
Pas onlang stuitte ik in de STCN op de titel van een zeer zeldzame brochure waarvan slechts één exemplaar in Nederland bekend is bij bijzondere collecties van De Bibliotheek Rotterdam. Uit een foto van de titelpagina, met een primitieve afbeelding van het wonderbaarlijk schilderij, blijkt dat het bedrog speelde in 1783 en dat een zekere
J. Warnick de smid was die met de noorderzon vertrok!

3 opmerkingen:

  1. is kaalslag niet de nederlandse versie van het duitse woord Kahlschlag?
    interessante blogpost overigens; bedank

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is de verklaring volgens het WNT: Kaalslaan, naar hd. kahlschlagen; afl. kaalslag. Termen der houtvesterij. Het ontblooten van een stuk boschgrond door het geboomte te vellen, ten behoeve van nieuwen aanplant. Opmerkelijk; in Delpher komen noch kaalslag noch kaalslaan in 18de of 19de eeuwse kranten voor. Dank voor je compliment.

      Verwijderen
  2. In Duistland lijkt "Kahlschlag" ook een vrij recent woord te zijn. Pas vanaf circa 1890 komt het vaker voor in Duitse teksten (zie Deutsches Textarchiv, http://www.dwds.de/). De opkomst van het woord zou in Duitsland wel eens te maken kunnen hebben met de grote ontgrinningsprojecten na de Duitse eenwording (zie o.a. het boek http://www.perlentaucher.de/buch/david-blackbourn/die-eroberung-der-natur.html ). Het woord had toen blijkbaar geen negatieve connotatie, maar werd gebruikt in de bosbouwkundige context. Pas na de Tweede Oorlo (in het bijzonder vanaf de jaren 60) lijkt het een negatieve connotatie te verkrijgen: Kahlschlagliteratur, sozialer Kahlschlag etc

    BeantwoordenVerwijderen