dinsdag 11 juli 2017

Drukraadsel; pamflet met recept


Afgelopen zondag, 9 juli, vond de laatste 'Boeken op de Dam' plaats, een van de zomerse boekenmarkten die sinds 1986 door De Kan wordt georganiseerd.
Onder een strakblauwe hemel met een stralende zon was ook Perkamentus aanwezig al was dat meer om nostalgische redenen want veel hoop op succes had ik niet.
In de loop der jaren namen aanbod en kwaliteit op deze markt sterk af.
Grote smaakmakers als antiquariaat Klikspaan uit Leiden, met een breed en kwalitatief hoogstaand assortiment, haakten af en met weemoed dacht ik aan de Deventer antiquaar Jos Wijnhoven (1961-2017) bij wie ik alweer drie jaar geleden op de Dam iets leuks kocht, dat ik in 'Zand erover' beschreef.

Ik was al minstens drie keer heen en weer geslenterd over de markt toen ik bij de kraam met veilingrestanten van Vincent Zwiggelaar een stapeltje oud bedrukt papier gewaar werd dat mijn aandacht trok. Het ging om een stuk of vijf dubbelbedrukte foliobladen (bifolium) met een “Recept voor de beet van eenen dollen hond”.
Behalve het recept - goed voor mens en dier! - staat er verder geen jaar en plaats noch een drukker- of uitgeversadres op.
De handelswaar van een kwakzalver?
Anno 2017 toveren recept en behandelmethode een glimlach op je gezicht en zullen maar weinigen aan de heilzame werking ervan geloven laat staan het uitproberen!
Vincent overwoog met een big smile om de bladen doormidden te snijden en ze vervolgens per stuk voor tien euro te verkopen (je bent handelaar of niet...) maar ik kon zo’n intact tweezijdig drukraadsel nog meenemen voor hetzelfde geld en de belofte om erover te schrijven op mijn blog.
Ik zou er hoe dan ook geen honderd euro voor over hebben gehad en toch is dat het bedrag dat iemand er ooit voor bood (exclusief veilingkosten) op zijn veiling een aantal jaren terug (veiling van 8 november 2011, lotnr. 233).


Wie zeventiende en achttiende eeuwse gravures van kerkinterieurs bekijkt zal het onmiddellijk opvallen dat daarop veelvuldig honden werden afgebeeld. Om de overlast van zwerfhonden in de kerk maar ook daarbuiten tegen te gaan ging de stedelijke overheid er al vroeg toe over om hondenslagers (of stokmannen) in dienst te nemen; een beroep dat tot ver in de negentiende eeuw zou blijven bestaan.

Honden bezorgden niet alleen overlast maar werden ook gezien als de drager en overbrenger van allerlei ziektes, met name de beruchte hondsdolheid (Rabiës).
Vooral in de achttiende eeuw werd daarover veel geschreven en gepubliceerd.
Er bestonden talrijke 'onfeilbare' recepten tegen ‘de beet van eenen dollen hond’ zoals een ander anoniem gedrukt “Recept tegen de Dolligheyd van Menschen en Beesten”, uit 1732 (in de Koninklijke Bibliotheek, Knuttel 16859d).


Mijn "Recept voor de beet van eenen dollen hond" staat niet in de pamflettencatalogus van Knuttel maar wel in WorldCat die twee exemplaren kent. Eén bij de Universiteit van Groningen en de ander (ook een bifolium) in de National Library of Medicine in Bethesda, Amerika.
Volgens de omschrijving werd het mogelijk in Groningen gedrukt. Toen ik vervolgens op Google zocht naar de titel zag ik al gauw een veelbelovende verwijzing naar het maandblad Groningen (Jrg. 2, 1919/1920) met een bijdrage van archiefmedewerker
B. Lonsain (1870-1961), over “Maatregelen tegen hondsdolheid” (blz. 197-199). Daaraan ontleen ik de volgende informatie.

In 1785 kwam in Westerwoldingerland (Oost-Groningen) hondsdolheid veelvuldig voor.
De toenmalige richter/drost mr. Lodewijk Muntinghe (1747-1799) schreef hierover op 27 september een brandbrief aan het stadsbestuur van Groningen met het dringende verzoek om een actieplan.
Die formuleerden op 3 oktober een concept-plakaat met diverse maatregelen dat, eenmaal goedgekeurd, aan de stadsgebieden werd verzonden.
Bovendien werd in herinnering gebracht het in 1781 door het Collegium Medicum te Groningen opgemaakt recept ter behandeling van door een dollen hond gebeten menschen. Dit middel schreef voor, dat de patienten zich gedurende eenigen tijd, moesten onthouden van alle geestrijke dranken en specerijen en daarboven op dieet dienden te worden gesteld, dat de wonden opengehouden moesten worden met Spaansche vliegen en ten minsten tweemaal per dag met zout en azijn gezuiverd en vervolgens worden behandeld met basilicum en roode praecipitaat.
Dit was het toenmaals geldende ‘officieele’ geneesmiddel.
Maar er was ook nog een ander middel, hetwelk de stadsregeering den lijders aan die vreeselijke ziekte niet wilde onthouden en dat zij daarom gaarne stelde ‘ten nutte der ingezetenen van onze stadsdistricten en colonien’.
Dit recept werd niet, zooals het bovengenoemde, in den tekst van het plakkaat opgenomen, doch afzonderlijk gedrukt, ook zou het niet van de predikstoelen worden afgelezen, wat met het evenvermelde plakkaat wel het geval was, doch worden toegezonden aan den drost, de ambtmannen, de richters en de predikanten, om het ‘aan ieder ingezetene des begeerende mede te deelen’

U raadt het al, dit - afzonderlijk gedrukte - wondermiddel is mijn anonieme pamflet.

Geen drukwerk van een kwakzalver dus maar een geneeskundige tip van een goedgelovig Gronings stadsbestuur!
We kunnen het ze moeilijk kwalijk nemen. Ook de heren medici geloofden er destijds heilig in zoals blijkt uit het artikel van de Groningse burgemeester en dokter mr. Evert Jan Thomassen a Thuessink (1762-1832) in de “Vaderlandsche Letteroefening” (jaargang 1799).
Hij merkte daarin fijntjes op dat het middel sedertdien algemeen werd gebruikt zonder te hebben gefaald maar dat de geneeskundigen wel tot het inzicht waren gekomen dat het meest werkzame bestanddeel de ‘boomolij’ (= olijfolie) was!
De Groningse behandelmethode hield - zeker voor dieren - nog lang stand.
Een halve eeuw later, in 1844, vinden we het recept terug in dr. A. Numan’s “Handboek der genees- en verloskunde van het vee…” (Groningen, 1844, blz. 599).

Ziezo! Achtergrond, herkomst en ouderdom van mijn curieuze pamflet met recept zijn thans opgelost. Op naar het volgende kunstraadsel, pardon drukraadsel!

2 opmerkingen:

  1. Een merkwaardig stukje over merkwaardige recepten ter genezing van ongeneeslijke toestanden. Meteen bezorg je me ook een plezierig gegeven, namelijk de betekenis van het woord "boomolij". Als kind hoorde ik mijn moeder steevast het woord "boemolie" gebruiken (met een haspengouwse uitspraak van de "oe", ergens tussen de korte "o" van "kom" en de volle "oe" van "boek." Telkens als ze mayonaise maakte, of olie in één of ander gerecht deed, vroeg ze naar de fles "boemolie". We wisten natuurlijk wat ze bedoelde, maar toen wij haar vroegen wat dat nu eigenlijk was, die "boem," wist ze geen antwoord te bedenken. Het raadsel is zonder oplossing gebleven, ook al omdat de interesse niet zo groot was om het uit te zoeken, en later ging het totaal verloren in de volkomen andere problemen die voor een opgroeiend kind dan wel belangrijk waren... olijfolie... getrokken uit de vruchten van de olijfboom. Hoe simpel kan het toch soms zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. In de keuken gebruiken wij hier altijd olijfolie maar ik moet je eerlijk bekennen... ook ik wist niet wat 'boomolij' was...

      Verwijderen