Een antiquarius over verzamelen, bibliofilie, historische objecten & cultureel erfgoed
donderdag 19 maart 2020
Ontugtige, minne- en goede liedekens
In mijn bibliotheek staat: "Vieze liedjes uit de 17e en 18e eeuw" (Nijmegen, 2014) van Annemieke Houben. Het is één van de vijf boeken van uitgeverij Vantilt die ik voor een zacht prijsje kocht op een Amsterdamse boekenmarkt in de zomer van 2015.
De uitgave was toen nog geen jaar op de markt (werd bekroond met zowel de Gerrit Komrij-prijs als de KLEIO publieksprijs) en werd hier en daar goedgunstig besproken, zoals in de Boekenkrant van november 2014 onder de titel: "Vieze liedjes; lief en ontzettend grappig", waaraan ik het volgende citaat ontleen: "In feite is er één lange lijn te zien in zowel de zangcultuur als in de erotische cultuur vanaf de Middeleeuwen naar de zeventiende en achttiende eeuw. Maar daarna wordt het opeens akelig stil. In de negentiende eeuw werd een beschavingsoffensief gevoerd in ons land. Dat heeft een enorme impact gehad op de muziek en de zang. Schunnige liedjes verdwenen bijna helemaal".
Het negentiende eeuwse beschavingsoffensief waarvan wordt gesproken bewoog zich op velerlei terreinen. Kortgeleden verwierf ik een uitgave die past in die beweging. Het gaat om: "Onderrigting over de dansvergaderingen" (Mechelen, 1838) geschreven door de Roomskatholieke kanunnik en vicaris in Reims Henri-Louis Hulot (1757-1829).
Wie mijn maandelijkse lijstjes met aanwinsten aandachtig doorleest zal deze titel niet geheel onbekend voorkomen. Al in februari 2018 (aanwinst 1.a.) verwierf ik van dezelfde schrijver: "Onderrigting over de hedendaegsche dansvergaderingen" (Antwerpen, 1828).
Ik schreef erover in: "Dansen - und Satan lacht dazu". Mijn nieuwe aanwinst is een tien jaar later verschenen editie van Hulot's werk, bewerkt en vertaald (uit het Frans), door de Antwerpse priester Pieter-Jozef Visschers (1804-1861). Visschers' uitgave bevat echter een tweetal zaken die niet voorkomen in de editie van 1828 en dat noopte mij om dit zeldzame bibliofiele kleinood aan te schaffen (tegen geringe kosten overigens).
Wat voegde Visschers toe? Welnu, aan het eind van de tekst van Hulot (XXI hoofdstukken) nam hij een lijstje op van een aantal ordonnanties en pastorale/herderlijke brieven die sedert de zeventiende eeuw waren verschenen met als onderwerp de (onzedelijke) 'dansvergaderingen' (lees bal of danspartij); "om te bewyzen hoe zeer de Bisschoppen van Belgien te alle tyden gepoogd hebben deze gevaerlyke vergaderingen uyt te roeyen, en als waere herders hunne schaepen van de slegte wyde af te houden". Het zijn:
1. Pastoralen brief (van de Mechelse aartsbisschop J.D. Bovie) van het jaer 1695 (blz. 156).
2. Ordonnantie door diverse bisschoppen (nopende de Labbayen, Quanselbier, Spinningen, etc.) van het jaer 1691 (blz. 159).
3. Particuliere ordonnantie van het jaer 1697 (blz. 168).
4. Ordonnantie van het jaer 1698 (blz. 169).
5. Brief van Z.H. Joannes Henricus van het jaer. 1801 (blz. 173).
6. Brief van Z.H. M.J.M. de Broglie in het jaer 1811 (blz. 176).
7. Brief van Z.H. J. Ar. Barrett. in het jaer 1811 (blz. 181).
8. Brief van den Zeer Eerw. Heer Vicaris generaal, M.J. Forgeur, in het jaer. 1817.
Deze brief zit ook achterin de uitgave van 1828 maar dient in de uitgave van 1838 als inleidende "herderlyke vermaening tot voorberigt" (blz. 5).
9. Brief van Z.H. J.B. van Velde de Melroy, in het jaer 1826 (blz. 186). "Dertelheyd, dronkenschap, liegen en bedriegen, vloeken en zweeren, lasteren en verwenschen, laeken en kwaedspreeken, haet en afgunst, ontugtige liedjes en redevoeringen, onkuysche oogslagen, onreyne gedagten en begeerten, strafschuldige en gevaerlyke gemeenschappen, werken des vleeschs, werken der duysternis, en meer andere; ziet daer de euveldaeden, de droevige vrugten van dusdanige byeenkomsten"!
(Opvallend genoeg zijn alle waarschuwingen geschreven in het laatste kwart van de zeventiende - en het eerste kwart van de negentiende eeuw, de achttiende eeuw ontbreekt geheel).
Behalve dit aanvullende lijstje met waarschuwingen schreef Visschers ook een aantal nieuwe hoofdstukjes die handelen over populaire liedjes die meestal als goedkoop drukwerk (zoals bijvoorbeeld de uitgave hierboven afgebeeld) een flinke oplage, talrijke herdrukken en ruime verspreiding kenden. Al met al opmerkelijk genoeg om er - tot slot - even apart aandacht aan te besteden.
In de eerste; "Onderrigting over de ontugtige liedekens" (blz. 198) geeft Visschers aan dat het gaat om liedjes die oneerbare dingen uitdrukken en de goede zeden bederven. "De monden die ontugtige woorden spreeken zyn als eene goot langs waer vuyl water loopt, het welk hun bedorven hert niet meer konde inhouden. Dien mond is gelyk aen een open graf". Menigmaal, schrijft Visschers, hebben dergelijke ontuchtige liedjes gediend om "onzuyvere driften te ontsteeken!".
Ook het luisteren naar slechte liedjes of het 'grimlachen' bij het horen van de tekst moet worden vermeden, betoogt hij in "Over de ontugtige liedekens die men aenhoort" (blz. 211). Dergelijke liedjes, als slijk in je oren geworpen, "zyn voor de ziel nog iets vuylder en nog meer eygen om haer te besmetten dan de walgelykste vuyligheden voor het lichaam zyn".
In het stukje "Over de minne-liedekens" (blz. 215) schrijft de auteur dat minneliedjes - hoe lieflijk ook - in strijd zijn met de godsdienst en het geloof dat ons leert dat de mens zijn hart alleen aan God moet geven en niet aan 'het schepsel'. Minneliedjes lijken o zo onschuldig maar zijn door hun verderfelijke, goddeloze, en uitzinnige taal door de Duivel ingegeven sluipend vergif. Het is maar dat u het weet...
Gelukkig was zingen geen zonde! Daarom (en om te bewijzen dat er ook goede liedjes zijn) trakteert de schrijver ons de laatste veertig bladzijden op een: "Keur van goede liedekens" (blz. 230 t/m 270). Dat zijn achtereenvolgens: 'Aengenaem lied. Op eene bekende stem',
'De mier en de krekel', 'Den kanarie-vogel. STEM: 'De klappenden Papegaye', 'Den aep wilt leeren schoenen maeken', 'Den nagtegael', 'De ydelheyd der wereld. STEM: 'Travailles à votre salut', 'Bedriegelykheyd der wereldsche goederen', 'Op de vergangelykheyd der jonge jaeren', 'Mey-lied' (Tekst in deze uitgave), 'De wereld is eene zee', 'Dagzang tusschen het werk', 'Liedeken voor de jongheyd. STEM: 'Van den korporael', 'Liedeken van eene goede matroon die hout opdeed', 'Op den mensch', 'Den Mechelschen roep', 'Liedeken' en 'Den Mechelschen toren' (Naer het Latyns stuk van L. de Meyere: 'Luna Ardens' etc.).
Ik heb ze allemaal zonder te 'grimlachen' doorgelezen en kan u verzekeren dat het geen echte 'meedeiners' zijn...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten