Samen met enkele andere leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB) bezocht ik onlangs het Paleis op de Dam. Het deed me terugdenken aan mijn eerste echte kennismaking met het Paleis alweer zo’n dertig jaar geleden. Destijds kreeg ik een rondleiding van M.G. Emeis jr., een leraar geschiedenis aan mijn middelbare school.
Hij was hiervoor bij uitstek geschikt want na afloop verkocht hij de door hemzelf geschreven brochure over het Paleis.
Hij was hiervoor bij uitstek geschikt want na afloop verkocht hij de door hemzelf geschreven brochure over het Paleis.
Op mijn verzoek schreef hij op het schutblad: “Gesigneerd ten Paleize door de auteur Gerard Emeis, 1 februari 1980”. Met slechts 23 bladzijden zowel letterlijk als figuurlijk een uittreksel want een jaar later verscheen zijn; “Het Paleis op de Dam. De geschiedenis van het gebouw en zijn gebruikers” (Amsterdam, 1981).
Het Paleis, als stadhuis grotendeels gebouwd door Jacob van Campen (1596-1657) tussen 1648 en 1665, rust op 13.659 heipalen en werd al in de 17de eeuw gezien als het achtste wereldwonder. Het vormde het absolute bouwkundige hoogtepunt in de Hollandse Gouden Eeuw. Meest indrukwekkend onderdeel is de centraal gelegen Burgerzaal. Deze ruimte die een flatgebouw van tien verdiepingen zou kunnen overkoepelen symboliseerde de macht van de Amsterdamse burgerij. De zaal zit vol symboliek en allegorie in marmeren beelden en reliëfs. De vloer is ingelegd met marmeren kaarten van het oostelijk en westelijk halfrond met daar tussenin de noordelijke sterrenhemel. Voor de 17de eeuwse Amsterdamse burgers die hier vrij toegang hadden vormde de Burgerzaal als het ware het universum dat zij doorkruisten zoals Amsterdamse handelaren en zeelieden in werkelijkheid de wereld doorkruisten.
Terwijl ik met mijn bibliofiele soortgenoten dit universum bewandelde en foto’s maakte dacht ik na over een bavelaartje dat ik net had gezien. Het 18de eeuwse kijkkastje toonde de Burgerzaal in perspectief. En toch, hoe kunstig ook, van de werkelijkheid, de ruimtelijke beleving en weidsheid, zowel letterlijk als figuurlijk bleef niet veel over.
Dat geldt ook voor de foto die ik vanuit dezelfde positie maakte. Prima plaatje, maar te klein om indruk te maken, laat staan over te brengen wat je ziet en voelt als je er werkelijk staat.
Dat geldt ook voor de foto die ik vanuit dezelfde positie maakte. Prima plaatje, maar te klein om indruk te maken, laat staan over te brengen wat je ziet en voelt als je er werkelijk staat.
Datzelfde probleem hadden ze vroeger natuurlijk ook. De kleinste afbeelding van de Burgerzaal die ik in mijn collectie vond staat in het boekje: “Gebouwen, gezichten en oudheden der stad Amsterdam", uitgegeven door Johannes Marshoorn (Haarlem, 1741). Een afbeelding op postzegelformaat, slechts 3,5 cm. breed en 4 cm. hoog. Om toch wat van de grootsheid en ruimtelijke beleving over te brengen heeft de graveur ook een aantal piepkleine figuurtjes in de zaal getekend.
Mijn grootste afbeelding is ruim tien keer groter. Nadat Prins Willem V en zijn gemalin in mei 1768 Amsterdam hadden bezocht verscheen: “’T verheugd Amsterdam ter gelegenheid van het plegtig bezoek hunner doorlugtige en koningklyke hoogheden Willem, prinse van Oranje en Nassau, erfstadhouder der vereenigde Nederlanden, enz. enz. enz. En zyne gemaalinne Fredrica Sophia Wilhelmina Prinsesse van Pruissen, op maandag, den 30 May, en eenige volgende dagen des jaars 1768. Door Jan Wagenaar, Historieschryver der gemelde stad” (Amsterdam,1768). Een geïllustreerde prachtuitgave in folioformaat. Alle illustraties zijn dus al royaal maar er is één grotere uitvouwbare gravure, maar liefst 36 cm. breed en 43 cm. hoog. Het is de afbeelding van het ‘bal soiree’, in de Burgerzaal, op donderdag 2 juni 1768. Het was een geslaagd feest voor een uitmuntend gezelschap, van meer dan 1100 fraai uitgedoste gasten in een betoverend universum, verlicht door 7000 lampen in vijf kleuren.
De grandeur ten top en die past nou eenmaal niet op postzegelformaat!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten