Dan dat ik, Nederland!, ben op uw’ grond geteeld”
Zo begint de eerste ‘zang’ in de “Hollandsche Natie, in zes zangen” van zakenman Jan Fredrik Helmers (1767-1813). Het is wellicht het meest nationalistische (en bombastische) lied uit de Nederlandse literatuur. De complexe verschijningsgeschiedenis is fascinerend en maakt het tot een boekhistorisch en bibliofiel icoon.
Dankzij de biografie van Marinus van Hattum “Jan Fredrik Helmers 1767-1813. Leven en werk van een Amsterdamse wereldburger” (Amsterdam, 1996) zijn wij goed geïnformeerd over deze vrijwel vergeten schrijver die anno 2015 vermoedelijk de meeste bekendheid geniet bij de bewoners van de 1ste, 2de en 3de Helmersstraat in Amsterdam.
Van Hattum – die ik onlangs nog tegenkwam op de boekenmarkt – heeft wel meer leuke boekjes over Helmers geschreven. “Hulde aan Helmers. Lofdichten op Jan Fredrik Helmers (1767-1813) ter gelegenheid van zijn 200ste sterfdag op 26 februari 2013” (Amstelveen, 2013) en “Helmers en France” (Amstelveen, 2014) staan hier naast zijn Helmers biografie in de kast.
Drie weken geleden kwam daar de (tot dusver) laatste editie bij van “De Hollandsche Natie” (Nijmegen, 2009). De eerste moderne heruitgave (de voorlaatste dateert van 1883!) met een uitvoerige inleiding verzorgd door Lotte Jensen in samenwerking met Van Hattum.
Helmers’ magnum opus (hij werkte er bijna tien jaar aan!) verscheen voor het eerst in 1812. Het grootste gedeelte van het huidige Nederland was toen ingelijfd bij het Eerste Franse Keizerrijk (1810-1813).
Uitgever was de Haagse Johannes Allart (1754-1816), maar het boek werd gedrukt in Amsterdamse door J. Ruys.
De oplage bedroeg 1300 exemplaren waarvan er nog 250 in het magazijn stonden toen de Franse censuurpolitie toesloeg. De drukker werd gedwongen een verbeterblad te plakken in de resterende exemplaren in het magazijn. Steen des aanstoots was een passage op bladzijde zesenvijftig die aan de Franse censor was ontsnapt. Hierin laat Helmers de dichter Joost van den Vondel (1587-1679) het volgende zeggen:
"Ja, de afgemartelde aard’ schept adem, en ’t heelal,
Herkent weêr Nederland, gelouterd door zijn’ val".
Vondel voorspelt Nederland dus een betere toekomst.
“De uitgever moet aan deze passage een noot toevoegen waarin staat dat het sinds de Franse tijd al veel beter ging met het vaderland: ‘de zon door Vondel voorspeld is opgegaan van het steeds merkwaardig ogenblik af hetwelk ons Lot met dat van het Fransche Rijk heeft verbonden’. De drukker maakt inderdaad een inplakvel met de gewenste noot, maar voegt eraan toe dat die geplaatst is op last van de Generale Directie over de boekhandel te Parijs, na het overlijden van de schrijver. Dit vel moet hij vervolgens opnieuw vervangen door een vel zonder die toevoeging” (“Boeken onder druk. Censuur en pers-onvrijheid in Nederland sinds de boekdrukkunst”, red. Marita Mathijsen, Amsterdam 2011, blz. 72).
Een eerste druk met het beruchte verbeterblad (met of zonder toevoeging) is daarom antiquarisch veel zeldzamer, duurder en meer gezocht dan een gewoon exemplaar.
Dat was trouwens eind negentiende eeuw al zo. Zo lezen we in het bekende boek van
R. van der Meulen: “Over de liefhebberij voor boeken” (Leiden, 1896):
“Toen in 1812 Helmers ‘Hollandsche natie’ ter perse gelegd werd, was het handschrift door de Napoleontische censuur zoodanig besnoeid, dat niet minder dan 150 regels uit dit gedicht geheel weggelaten en een aantal andere gewijzigd moesten worden. Bij de uitgaaf vond de regeering, dat de censuur-commissie nog te veel had laten staan, wat geen genade kon vinden; het boek werd dus terstond verboden en een keizerlijk bevel tot inhechtenisneming uitgevaardigd tegen den schrijver, die echter juist twee dagen te voren gestorven was. In de herdrukken van dit beroemde gedicht, die na 1813 verschenen, zijn de uitgelaten of gewijzigde plaatsen naar het oorspronkelijke handschrift hersteld, maar die eerste verminkte uitgave werd toen en later voor de tekstvergelijking zeer begeerd en is tegenwoordig uiterst zeldzaam” (blz. 149).
Begeerd en zeldzaam; dat gold ook voor onze nationale knuffelbibliomaan Boudewijn Büch (1948-2002) die over Helmers en de “Hollandsche natie” schreef:
“Eigenlijk houd ik van zo’n onmogelijke schreeuwlelijk als J.F. Helmers die zelfs de extreem-romantische ziel in 1812 verbaasde met De Hollandsche Natie. Helmers zou voor dit gedicht door de Fransen opgepakt zijn, ware het niet dat hij op 26 februari 1813 overleed.
Ik bezit van dit ellenlange vers een zesde druk uit 1822 (ik verlang al jaren naar een eerste druk, maar die kom ik nooit tegen) en er valt slechts één ding over dit maxi-lied te zeggen: het is niet alleen ’t zotste verzetsvers dat ooit in onze taal geschreven werd het is tevens het krankzinnigste lied dat er überhaupt aan een Nederlandse drukpers werd toevertrouwd” (Boudewijn Büch: “Boekenpest”, Amsterdam 1988).
Pas tien jaar later, op 28 maart 1998 ging de wens van BB in Steenwijk in vervulling en kocht hij een (gewone) eerste druk; “Ik houd van die zwiepende romantiek, zoals ik ook van Willem Bilderdijk houd” (Boudewijn Büch: “Een boekenkast op reis”, Amsterdam 1999). Hij las er zijn poes regelmatig uit voor. Die hield kennelijk niet (of wel?) van Helmers en zette het na het horen van de eerste zang steevast op een hartstochtelijk mauwen.
Mijn zoektocht naar de eerste druk van “De Hollandsche Natie” was dankzij internet een stuk korter. Al bijna twee jaar geleden vond ik bij antiquariaat De Zilveren Eeuw in Zwolle een heel bijzonder exemplaar.
Eigenaar Rob de Bree maakt altijd veel werk van zijn boekbeschrijvingen (wat ik persoonlijk wel zo prettig vind) en daardoor wist ik dat hij een uitgave aanbood in halfleren band met sierpapieren platten met verbeterblad en voetnoot zonder de toevoeging (Blz. 56, D4).
Bovendien zijn er wat extra’s bijgebonden zoals de uiterst zeldzame titelpagina van de zes kunstplaten, één bij elke zang, gegraveerd door Reinier Vinkeles (1741-1816) naar M.J.van Bree, die uitgever Allart in 1815 uitgaf (de platen zelf zijn niet aanwezig) en de gedrukte “Veranderingen en bijvoegselen in den derden druk van De Hollandsche Natie (....) welke onder het dwangjuk der Fransche heerschappij, niet in den eersten en tweeden druk dezes werks mogten gesteld worden”.
Afgelopen week heb ik de knoop doorgehakt, het boek gekocht en mijn bibliofiele begeerte gestild.
Voorin zit het ex-libris van Mr. W.C. Baert de Waarde. Dat moet een bibliofiel met een fraaie collectie zijn geweest want van hem heb ik nog een prachtuitgave staan, zoals u hier kunt lezen.
Tegelijkertijd kocht ik bij het Haarlemse antiquariaat Van der Steur een portret van Helmers gegraveerd door Philippus Velijn (1787-1836) dat ik toegevoegde aan mijn nieuwe aanwinst.
Van deze gravure werd rond 1890 (in de tijd dat de Amsterdamse Helmersbuurt werd gebouwd) nog een prentbriefkaart uitgegeven door het fotostudio Delboy & Baer in Den Haag (zie boven dit artikel). Die vond ik voor enkele euro's op internet en zit nu in de biografie van Van Hattum. Dat doe ik wel vaker zo met interessante prentbriefkaarten!
Tja… en toen ontbrak er eigenlijk nog maar één ding; een tweede druk van de “Hollandsche Natie”. Die kwam uit na de Franse tijd in 1814 en was feitelijk de eerste ongecensureerde druk van dit vaderlands (of nationaal) epos zoals Helmers het oorspronkelijk had bedoeld. Een uitgave die niet alleen ruim honderd versregels meer telt (en ook tien minder die wel in de eerste maar niet in de tweede druk staan!), maar ook tal van woord- en zinsveranderingen. Neem de eerste regels bovenaan dit stuk. Vanaf de tweede druk lezen we:
“Ik juich! Schoon thans geen zon van welvaart ons meer streelt,
Helmers is antiquarisch tegenwoordig onvoorstelbaar goedkoop maar een tweede druk kocht ik toch maar niet.In plaats daarvan kocht ik een mooi bewaard gebleven vierde druk (‘s-Gravenhage, 1817) in origineel kartonnen blauwe uitgeversband. Die is namelijk identiek aan de tweede of derde druk (beiden verschenen in 1814), maar – zoals het titelblad vermeldt “met Platen”. Het is de eerste geïllustreerde uitgave waarin naast de titelplaat ook de eerdergenoemde zes kunstplaten van Vinkeles standaard zijn meegebonden.
Al met al bezit ik nu een kleine, maar fijne collectie met betrekking tot Jan Fredrik (en dus niet 'Frederik'!) Helmers en zijn “Hollandsche Natie”, nietwaar?
Daarvan kon BB alleen maar dromen...
Een echte bibliofiel zwijgt over zijn bezit!
BeantwoordenVerwijderenRoos Polak
Dat is een misverstand Roos. Echte bibliofielen (www.bibliofielen.nl) zijn al een paar jaar uit de kast! ;)) http://perkamentus.blogspot.nl/2011/03/onthullingen.html
VerwijderenWaarom zou je zwijgen over iets waar je trots op bent? Murjoke
BeantwoordenVerwijderenTrots?, zeker, maar vooral vol van mijn hobby; de wereld van het boek. Bovendien vind ik het leuk om kennis & ervaringen te delen. Bibliofilie is wat mij betreft een plezierige groepssport.
Verwijderen