vrijdag 17 januari 2020

Restauratie omwille van provenance


Mijn eerste stukje op dit weblog - in april 2009 - droeg de titel "Marktplaats". Niet voor niets, nog steeds is Marktplaats een belangrijke bron van bijzondere vondsten. Dat blijkt trouwens ook uit mijn maand- en jaaroverzichten. Alweer enige tijd geleden, in december 2018, trof ik op Marktplaats de negentiende eeuwse biografie aan van Mr. J.C. de Jonge: "Henrik van Wijn als geleerde en staatsman geschetst" ('s-Gravenhage/Amsterdam, 1832), die ik voor een luttel bedrag kocht. Wie was deze Van Wijn, wat maakt mijn aanwinst bijzonder en waarom liet ik het boekje restaureren?


De geschied- en oudheidkundige Hendrik van Wijn (1740-1831) is vooral bekend geworden als Nederlands eerste rijksarchivaris. Hij is de auteur van verschillende andere boeken in mijn collectie waarover u kunt lezen in: "Belangrijk en woest aantrekkelijk" en "Nieuwe oude aanwinsten". Van Wijn was bovendien in 1766 één van de stichters geweest van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (MdNL) in Leiden. Zijn overlijden werd tijdens de jaarlijkse vergadering van de MdNL, de derde Hooimand (juli) 1832, herdacht met een korte toespraak door voorzitter Matthijs Siegenbeek (1774-1854).
"En hier verwacht Gij zeker allen van mij, dat ik, in de eerste plaats, aan den eenigen, die van de verdienstelijke oprigters dezer Maatschappij door de Goddelijke gunst nog in het leven was gespaard gebleven, den achtbaren en eerbiedwaardigen grijsaard Mr. H. VAN WIJN, met den hem toebehoorenden lof gedenke. En waarlijk niets zou voor mij, die het voorregt had, sedert ruim dertig jaren, vele bewijzen van welwillendheid van hem te ontvangen, en die, zoo voor zijne diepe ervarenis in de Vaderlandsche Oudheden en Geschiedenis, als voor zijn uitmuntend verstand en edel hart de diepste hoogachting koesterde, streelender en aangenamer geweest zijn, dan hem, bij deze gelegenheid, de hulde van onzer aller dankbaarheid en eerbiedige genegenheid toe te brengen.
Doch ik gevoel, dat de waardige volvoering dezer taak, zoo niet mijne krachten te boven, dan ten minste het korte tijdsbestek, mij tot spreken vergund, verre te buiten zou gaan.
Ik verheug mij derhalve hartelijk, dat een onzer waardige medeleden, wiens meerdere bevoegdheid daartoe niemand opregter, dan ik zelve, erkennen kan, die taak op eene wijze volbragt heeft, welke aan alle vereerders van den zaligen afgestorvene niets te wenschen overig laat, en twijfele geen oogenblik, of ik zal de tolk van uwer aller gevoelens zijn, wanneer ik hem, uit naam der Maatschappij, hartelijk dank zegge voor de hulde, welke hij aan de nagedachtenis van een' harer verdienstelijkste oprigters en luisterrijkste sieraden, met even veel waarheid als gevoel, heeft toegebragt" (Jaarboek MdNL, 1832).


Het waardige medelid, verantwoordelijk voor de hulde aan de nagedachtenis van de 'zaligen afgestorvene', zat tijdens deze bijeenkomst onder de toehoorders. Jhr. mr. J.C. de Jonge (1793-1853) was Van Wijn in 1831, kort voor zijn overlijden, opgevolgd als rijksarchivaris en had, direct na diens overlijden, in nog geen jaar tijd Van Wijn's biografie geschreven. Hij droeg zijn publicatie eerbiedig op aan zijn illustere voorganger; die de laatst overgebleven nog in leven zijnde stichter was geweest van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde

Mijn exemplaar van De Jonge's biografie is bijzonder. Volgens het ruitvormige etiketje aan de binnenzijde van het voorplat en het handschrift voorin ('Van den schrijver, aan J.A. de Zwaan cz.') werd dit exemplaar geschonken. De ontvanger was Johannes Andries de Zwaan cz., (1799-1862) die als zeventienjarige op het Rijksarchief was komen werken als klerk en daar uiteindelijk chartermeester werd. De Jonge en De Zwaan waren dus naaste medewerkers op het archief en hebben hun eerbiedwaardige overleden baas goed gekend.


Het presentexemplaar van De Jonge had behalve een vriendschappelijke en collegiale achtergrond natuurlijk ook te maken met het feit dat De Zwaan hem moet hebben voorzien van nuttige informatie over Van Wijn. De Zwaan heeft Van Wijn's biografie vermoedelijk bewaard op zijn werkplek, het Rijksarchief, en om die reden op het titelblad geschreven: 'Behoort aan J.A. de Zwaan cz. 1832'. 


Dat de ontvanger de biografie goed heeft gelezen is zichtbaar aan enkele aandachtstreepjes hier en daar in de kantlijn en op twee plaatsen waar hij met potlood een verhelderende aantekening maakte.
De eerste aantekening treffen we aan op bladzijde 108 waar het gaat over het verzoek aan Van Wijn (en zijn weigering) om in 1796 toe te treden tot de (eerste) Nationale Vergadering. De Jonge schreef hierover: "Er bevonden zich in dezelve onderscheidenen mannen, die hem hoogachting en vriendschap toedroegen; aan welke omstandigheid voornamelijk schijnt te moeten worden toegeschreven, dat er besloten werd, op het tegen hem gerigte verzoekschrift (gedaan door tegenstanders die Van Wijn politiek te gematigd vonden) geen acht te slaan en hem zitting te doen nemen". 
In de kanttekening plaatste De Zwaan hierbij een dubbel vraagteken en schreef onderaan de bladzijde: "Ik meen dat dit niet geschiedde uit persoonlijke genegenheid voor VW, maar, slechts naar het Reglement evenals met alle weigerende doch niet wettig verkoren Representanten".
De andere aantekening treffen we aan op bladzijde 154 waar De Jonge schreef: "Weinige maanden na de gelukkige omwenteling des jaars 1813, zag ik aan dat verlangen (om bij van Wijn te werken) voldaan, toen Van Wijn mij, uit eigene beweging, het voorstel deed, om nevens hem als Substituut te worden voorgedragen".
De Zwaan voegde daaraan toe: "De minuut van den brief, waarin deze aanbieding gedaan werd, berust thans op het Rijks Archief, onder de ingeko: en uitgaande stukken betreffende
's Lands Archivariaat, en wel op den datum van 6 Januarij 1814".


Een tweede provenancekenmerk in deze uitgave is van geheel andere aard. Het gaat om twee inktstempels. De ene vermeldt: "Geslachtkundig Archief" en de ander: "JURRIAAN VAN TOLL, Willemstraat 47, 's-Gravenhage, Postrekening 197284".


De Haagse genealoog Jurriaan van Toll (1895-1970) was voor de oorlog ambtenaar bij de Koninklijke Bibliotheek (Lange Voorhout 34) en moet ergens in die periode De Zwaans presentexemplaar (op het Nationaal Archief?) zijn tegengekomen. Van Toll was vooral actief tijdens de Tweede Wereldoorlog als 'sibbekundig' expert en publiceerde diverse boekjes zoals: "Van eenen bloede" (Amsterdam, 1941) van uitgeverij Liebaert. Daarnaast schreef hij artikelen, met name in het blad 'Sibbe', van het Nederlands Verbond voor Sibbekunde (tevens orgaan van de 'Vereeniging Nederlands Stamboek'). In beide organisaties bekleedde hij bestuursfuncties.

Ik heb mijn bijzondere aanwinst vorig jaar licht laten restaureren door handboekbinder en boekrestaurator Hans PieterseDe boekplatten werden door hem kort in het water gelegd om het lelijke papier dat ter versteviging over de rug was geplakt te verwijderen. Daarna heeft hij het boekblok gedeeltelijk opnieuw genaaid en is de rug verstevigd met een linnen rugbeleg met vleugels. De rug is daarna met antiek papier in de kleur van de platten bekleed waarna de platten op de vleugels zijn teruggezet.


De restauratie kostte me inclusief btw bijna € 97,- euro (voor het boekje had ik bijna € 14,- euro betaald). De uitgave is antiquarisch schaars maar is die daarom deze restauratie waard? Vermoedelijk niet als ik een antiquaar zou zijn en het meteen had willen doorverkopen. Ik ben echter geen handelaar maar een verzamelaar en de doorslaggevende reden voor restauratie was voor mij niet direct financieel gewin maar de bijzondere provenance. Die provenance getuigt niet alleen van de historische reis die het boekje in de afgelopen twee eeuwen maakte maar ook van de band tussen drie mannen die aan de wieg stonden van het Nationaal Archief, ons nationaal geheugen. Dat alles is de moeite van het behouden (en te zijner tijd weer doorgeven of -verkopen) van dit exemplaar waard. Bovendien (en dat kunt u hier kunt lezen) heeft die bijzondere provenance uiteindelijk ook invloed op de financiële waarde van dit exemplaar. Kortom; een win-winsituatie voor elke rechtgeaarde bibliofiel!

2 opmerkingen:

  1. Wat een mooie vondst!

    Kent u 'De zwaan die zichzelf een adelaar vond. Het ambtelijk leven van Johannes Andries de Zwaan (1799-1862), klerk en chartermeester aan het Rijksarchief in Den Haag' van Theo Thomassen in 'Door de archivistiek gestrikt. Liber amicorum prof. dr. Juul Verhelst' (2000)?

    Daar wordt een beeld geschetst van de 'samenwerking' tussen Van Wijn, De Jonge en De Zwaan: 'Net als Van Wijn was [De Jonge] voor zijn archiefwerk geheel van De Zwaan afhankelijk en hij concurreerde dan ook met de rijksarchivaris om diens diensten.' Vanaf 1829 was De Zwaan zelfs de enige ambtenaar die nog dagelijks in het archief was, aangezien Van Wijn meestal thuis zat en De Jonge te veel andere bezigheden had.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank voor uw reactie. Neen, ik ken het artikel van Theo Thomassen niet. Lijkt me verhelderend voor de werkwijze (en animositeit) tussen deze drie vroege schatbewaarders van ons Nationaal Archief.

      Verwijderen