Het leukste (voor één euro) was een grauw omslagje met daarop een fors etiket ‘gesepareerd door Louis Putman – Amsterdam’. Het bevat maar drie bladen tekst met foto’s afkomstig uit ‘Boon’s geïllustreerd magazijn’ (Amsterdam, 1902) getiteld: “Ping-Pong”.
Nou ben ik geen sportman, zoals u wel weet, maar dit vermakelijke stukje geschiedenis uit de oertijd van het tafeltennis – dat zijn oorsprong heeft onder Chinese immigranten in Engeland aan het eind van de negentiende eeuw - kon ik toch niet laten liggen.
Bovendien vermoedde ik dat dit wel eens één van de eerste, zo niet dé eerste publicatie, in Nederland zou kunnen zijn over het spel en de sport.
Wie in de database met oude kranten van de Koninklijke Bibliotheek zoekt op ‘Ping-Pong’ (of ‘Tafeltennis’) komt er al gauw achter dat de term voor het eerst opduikt in Nederlandse advertenties uit het laatste kwart van 1901. Het jaar daarop, in 1902, volgt dan een explosie en wordt ‘Ping-Pong’ dé nieuwe Nederlandse rage. De geschiedenis leert ons dat het dan nog ruim dertig jaar duurt voordat de Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB) wordt opgericht.
De onbekende auteur van het artikel “Ping-Pong” is zelf een speler want: “Ik maak altijd gebruik van het ‘ideale’ raket, dat gemaakt is van hout overtrokken met perkament”.
Je zou bijna denken dat het stuk niet in 1902 werd geschreven maar in de middeleeuwen, zeker als je dat vergelijkt met het huidige spelmateriaal.
Opmerkelijk zijn ook de actiefoto’s die ons de nog jonge overgrootmoeder van Bettine Vriesekoop laten zien. Is het dan een typische vrouwensport? Welnee, maar: “Bij het spelen van ping-pong staan jonge dames meer dan bij elk ander spel gelijk met jonge mannen en kunnen ze gerust met hen wedijveren”.
Behalve wat uitleg over hoe te spelen (“Men moet vooral niet toegeven aan de neiging om gedurig heen en weer te springen naar dat gedeelte van de tafel waar de bal komt”), ‘halve salvo’, ‘screw’ slag en de manieren waarop je
“Maar wanneer men speelt bij gelegenheid van een voorstelling, moet een jonge dame mijns inziens bij voorkeur donkere kleuren dragen – zelfs liefst zwart. Niets is onaangenamer voor een speler dan te moeten spelen met een tegenpartij, die in opvallende kleuren is gedost, terwijl een lichte of witte japon een achtergrond vormt, waartegen de bal onzichtbaar wordt”.