Na lange tijd had ik het genoegen om weer eens te lunchen in Amsterdam met mijn 'blogredacteur' Reinder Storm. Uiteraard op een vrijdag want dan is er ook de bekende Spui boekenmarkt en zo combineren we het nuttige (werken en boeken zoeken) met het aangename (lunchen en kletsen). Nog voordat we elkaar zouden ontmoeten was ik daar al aanwezig. Ik start het liefst rond half tien 's morgens, als velen nog hun handel aan het uitpakken en uitstallen zijn. Net even voordat andere kapers op de kust verschijnen zoals Sander Kok (antiquariaat Kok) en Frank Rutten (antiquariaat Brinkman). Van Sander heb ik niet veel te duchten. Die zie ik eigenlijk alleen nog maar moderne uitgaven kopen. Frank en ik daarentegen vissen nog wel eens in dezelfde vijver (zoals u hier kunt lezen). Ook nu was hij aanwezig, maar te laat...
Bij de kraam van kAdeBoeken (Ralf de Jong) zag ik - enigszins verscholen onder wat andere uitgaven - een vlekkerig handschrift (dacht ik) liggen dat mijn aandacht trok. Mijn eerste indruk was dat ging om vroeg achttiende eeuwse kalligrafie van iemand die daarvoor duidelijk talent had, wellicht een schrijfmeester. Het waren vijftien ongesigneerde bladen met spreuken en dergelijke in het Nederlands en Frans bijeengebonden met een simpele cahiersteek, zonder bladnummering of titelpagina. Ook al was het geen echt boek, het was me de gevraagde vijfenveertig euro wel waard, zeker omdat ik een leuke speurtocht met een verhaal voor de boeg dacht te hebben. Waren het originele spreuken of waren ze overgeschreven uit een bestaand voorbeeldboek, en door wie en/of uit welk boek?
Nog voordat Reinder arriveerde liep ik even naar de firma Vlieger om een blad groen handmarmer te kopen met het voornemen er een fraaie cassette voor te laten maken door mijn vaste handboekbinder en boekrestaurator Hans Pieterse (zie hieronder!).
Ondertussen moest ik natuurlijk denken aan Ton Croiset van Uchelen die ik nog wel eens zie op bibliofiele bijeenkomsten van ons Genootschap. Als er iemand verstand heeft van dergelijke kalligrafische producten, dan hij wel. Van zijn hand verschenen daarover verschillende artikelen en uitgaven zoals: "Vive la Plume. Schrijfmeesters en pennekunst in de Republiek" (Amsterdam, 2005), een uitgave die destijds verscheen bij de tentoonstelling: "Pennekunst. Vier eeuwen schoonschrijven in Nederland" in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
Daarin kunt u lezen dat de bloeitijd van dergelijk voorbeelduitgaven in schoonschrift (zogenaamde 'Exempel-' of 'Exemplaarboeken') aan het begin van de zeventiende eeuw lag. De zeventiende - en achttiende eeuwse schrijfmeesters - in de regel schoolmeesters - waren toen vooral afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden zoals Felix van Sambix (1553-1642), de vermoedelijk uit Antwerpen afkomstige Abraham van Overbeke (overl. 1638) en Jan van den Velde I (1568-1623). Vooral de laatste is door zijn: “Spieghel der Schrijfkonste” (Rotterdam, 1605) de belangrijkste schrijfmeester uit onze geschiedenis geworden.
Exemplaarboeken uit de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn uitbundiger in hun versiering (met vaak fraaie titelpagina's en sierkaders) en de kalligrafische voorbeelden zijn meestal in meerdere talen (Nederlands, Frans, Duits, Engels, Italiaans en Latijn) en lettertypen, zowel in romein als italiek. De aan het eind van die eeuw verschenen exemplaarboeken en die van begin achttiende eeuw zijn vergeleken daarmee sober, zowel in uitvoering als in voorbeelden. De vijftien bladen die ik kocht zijn allemaal schrijfvoorbeelden in zwierig Italiaans/Florentijns schrift, het zogenaamde 'zwelschrift' (dunne en dikke/gezwollen lijnen al naar gelang de druk op de ganzeveer/pen). Het graveren op koperplaten van de handgeschreven exempelen was een secuur, tijdrovend en dus kostbaar karwei. Bovendien waren er maar weinig goede graveurs die dat konden en een paar schrijfmeesters bekwaamden zich daarom zelf in deze kunst. De bladen werden vaak ook zelf gedrukt met een plaatpers en in eigen beheer uitgegeven en los verkocht.
Dergelijke uitgaven werden vooral gebruikt op Franse scholen waar men vakken volgden nodig voor de handel (Frans lezen, spreken, schrijven en rekenen). Bij het schrijven ging het dan - behalve om de techniek - ook over het juiste schrift en de vereiste stijl.
Thuisgekomen begon ik eerst maar eens met het uitgummen van het prijsje en enkele potloodkrabbels. Vervolgens typte ik bij Google enkele willekeurige zinnen in van een paar spreuken. Dat leverde tot mijn verbazing direct resultaat op! Ik werd verwezen naar de website van de Rijksstudio van het Rijksmuseum.
Daar bewaren ze een ongedateerd album met 37 kalligrafische schrijfvoorbeelden van Bastiaan de Boer/Boers (1650-1715), die in Warmond een Franse jongeheren kostschool hield met zijn zoon Maarten Boers (1683-1751). Eén van Bastiaan's leerlingen was de mij welbekende Sir Matthew Decker (1679-1749), die in 1748 een reis door Nederland maakte (en een reisdagboek bijhield). Blijkbaar had hij goede herinneringen aan zijn schooltijd want op 25 juli 1748 bezocht hij (de brouwer) Maarten Boers en zijn gezin. Maar dit terzijde.
Nu pas werd mij duidelijk dat ik geen origineel handschrift had, maar vijftien bladen van dit gedrukte exemplaarboek. Mijn aanwinst bevat de volgende bladen (NB. tussen haakjes noteerde ik de bladnummers van het album in het Rijksmuseum, terwijl de 'titels' hyperlinks zijn naar de betreffende afbeeldingen).
1. (1) De mid'len helpen niet...
2. (4) Hebt malkanderen hertelik...
4. (6) O Menschen, schuw 't vergift der Logen...5. (7) 's Herten oog, Steets om hoog (titel op object)
6. (8) Welzalig is de Man die met zijn Lot te vreeden...
8. (11) Monsieur...
15. (36) Une Voix de triomphe et de delivrance se...
Volgens eerdergenoemde uitgave: "Vive la Plume..." zijn van het album Boers nog verschillende exemplaren bekend. Ze bevinden zich thans in de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam, het Allard Pierson (3 x), de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de Stadsbibliotheek Haarlem en de Newberry Library in Chicago. Al deze exemplaren zijn compleet (op twee exemplaren na in het Allard Pierson die elk een blad missen) en zorgvuldig ingebonden. Ze zijn ongebruikt - gekoesterd - en dat wijst erop dat ze ooit zijn gekocht en in bezit waren van liefhebbers c.q. verzamelaars. Mijn bundeltje daarentegen is een uniek voorbeeld van een ‘selfmade’ gebruiksexemplaar, met een willekeurig aantal gekochte bladen bijgesneden tot oblong formaat (hoogte 20 cm., breedte ca 31.5 cm.), waardoor de kenmerkende drukmoet van de koperplaten grotendeels is verdwenen.
De inktvlekken op enkele bladen zijn een aanwijzing dat er met mijn aanwinst destijds werd geoefend.
In het antiquarisch circuit zullen deze uitgaven niet vaak opduiken, op een boekenmarkt is een dergelijke vondst (al dan niet compleet) uitzonderlijk.
Bastiaan Boers - tot slot - was niet alleen een bekwaam schrijfmeester maar ook een uitstekende glasgraveur. Er worden van hem verschillende glazen en flessen bewaard in diverse musea. Zijn Leidse collega Mathieu Petit deed hetzelfde en wie daarover meer wil weten raad ik aan om het artikel te lezen geschreven door P.C. Ritsema van Eck: "Bastiaan Boers en Mathieu Petit, schrijfmeesters, schoonschrijvers en glasgraveurs", in "Bulletin van het Rijksmuseum" (Jaargang 30 (1982), nr. 2).