vrijdag 23 december 2016

Nooit gepubliceerd, nimmer verschenen


Ik kocht onlangs het boek van S. Kelly: “The Book of Lost Books. An Incomplete History of All the Great Books You’ll Never Read” (New York, 2005). Het leek me prima lectuur voor de komende feestdagen.
Kelly neemt ons mee naar de enorme imaginaire bibliotheek van boeken die in de afgelopen eeuwen zijn verdwenen, hetzij door nalatigheid, opzettelijke vernieling of die ten prooi vielen aan één van de talloze noodlottige wisselvalligheden uit onze wereldgeschiedenis.
Daarnaast zijn talloze voorbeelden te noemen van boeken die niet verder kwamen dan het voornemen van de auteur of die het enkel brachten tot manuscript (typoscript) of proefdruk!
Het gaat, door de eeuwen heen, om beangstigende hoeveelheden! Vele tienduizenden boeken die we nooit zullen lezen en die we nooit kunnen verzamelen. Hoewel...?

In mijn bibliotheek staan drie voorbeelden die ik hier graag presenteer. Eén uit de achttiende eeuw, één uit de negentiende eeuw en één uit de twintigste eeuw. Het zijn alle drie boeken in embryonale staat op weg naar hun geboorte als (nieuw) boek. Geen van drieën heeft het gered en naar het waarom is het gissen. Gebrek aan belangstelling, kwaliteit of financiën? Wie zal het zeggen? Nieuwsgierig geworden? Dat kan ik mij voorstellen!

Laat ik chronologisch beginnen met het oudste exemplaar. Het gaat om een in perkament gebonden boek (formaat: ca. 26 cm. breed en 39 cm. hoog) met in pen op de rug geschreven: "Ordannantie v. Procedeeren te Amstelredam".
Het is wat wij tegenwoordig een dummy(boek) zouden noemen met op elke bladzijde ingeplakt een pagina van een reeds gedrukte en verschenen uitgave.
Uit het titelblad blijkt dat het gaat om de: "Ordonnantie ende maniere van procedeeren voor den geregte der stad Amstelredam, gecorrigeert en geamplieert" (Amsterdam 1742). Bladeren we vervolgens verder door deze dummy dan zien we telkens een blad van dit boekje met tal van correcties en op de grote bladen uitgebreide aanvullingen in een goed leesbaar handschrift.


"Ordonnantie ende maniere van procedeeren..." is een juridische handleiding die in de zeventiende eeuw voor het eerst verscheen en na verloop van tijd, telkens aangevuld en gecorrigeerd, opnieuw werd uitgegeven. De eerste uitgave in de achttiende eeuw (1729) verscheen bij de Amsterdamse drukker Pieter van den Berge. Dertien jaar later was het tijd voor een aangevulde en gecorrigeerde heruitgave. Omdat Amsterdam sinds 1735 over een eigen stadsdrukkerij beschikte was dat bij stadsdrukker Samuel Lamsveld.
Maar ook zijn uitgave zou op den duur door de tijd worden ingehaald. Rechtsregels veranderen nu eenmaal van overheidswege en door jurisprudentie.
Die werden in mijn dummy (vermoedelijk op de hoofdstedelijke secretarie) opgeschreven en bijgehouden gedurende ruim twintig jaar want: 'actum 4 Septemb. 1764' (folio 17) is de laatste datering die ik kon vinden. Het werd hoog tijd voor een nieuwe aangevulde en herziene uitgave en mijn dummy was daarvoor het uitgangspunt. Maar, u raadt het al, een nieuwe druk van het boekje is nooit verschenen. Waarom? Goeie vraag…

Next case!
Enige tijd terug bood iemand uit Groningen op Marktplaats een tweedelige negentiende eeuwse historische roman aan, gevonden op een rommelmarkt. Uiteraard zocht ik op internet naar informatie. Resultaat; nul komma nul.
Dat maakte mij nieuwsgierig en hebberig en dus werd ik voor luttele euro's de nieuwe eigenaar.


Van: “Studenten en soldaten. Eene schets uit het Oostenrijksche Heerenleven (Met aanhalingen uit de Huisvriend, jaargang 1849)” (Groningen, 1863) is kennelijk alleen mijn exemplaar overgebleven.
Het zijn twee deeltjes (10.5 cm breed, 16.5 cm. hoog) in eenvoudige kartonnen band en dito cassette.
Op de rug een titelstrookje en op het voorplat de titelpagina met: ‘Niet in den handel’.
Deel één bevat 175 bladzijden en deel twee 229 bladzijden. De boekjes zijn verder niet geïllustreerd behalve een ongesigneerde prent die voor in beide deeltjes zit. De afbeelding van een opgewonden jager in het veld geeft een gebeurtenis weer beschreven in hoofdstuk zeven van deel twee.
‘Studenten en soldaten’ is een soort proefuitgave of ‘advance copy’ geweest voor enkele vrienden om hun reactie te peilen. Dat blijkt uit de spreuk op de voorkant van het boekje;

Blijf deze proef, valt hier geen kunst te roemen,
Om ’t doel door strenge critici gespaard”.

Daarnaast treffen we in het eerste deeltje een pagina aan met aan de ene zijde ‘AAN…. Van den schrijver’ (er werd geen naam ingevuld ) en aan de andere zijde:

M!
Hiernevens zend ik UEd mijne eerste pennevrucht ter beoordeling.
Vergeef de enkele drukfouten, die gij in deze regelen zult aantreffen.
Zeg of schrijf mij uw gevoelen over dit werk, en gij zult zeer verpligten uw vriend
M. v. Heijningen Bosch.


Gron. Januarij 1863”.


Mattheus van Heijningen Bosch (1840-1868) was dus kennelijk auteur (pseudoniem ‘Quintus Sextius’), drukker en uitgever.
Deze jonggestorven Groninger zoon erfde van zijn vader een drukkerij met kantoor gelegen in de Oude Ebbingestraat A 78 (kadastraal 1693), te Groningen. Daar gaf hij onder meer het Groninger jaarboekje uit maar blijkbaar voelde hij behalve drukkersbloed ook ergens schrijversbloed kriebelen.
Het in de titel vermelde blad “De Huisvriend. Gemengde lectuur voor burgers in stad en land”, verzameld door J.J.A. Gouverneur (1809-1889) verscheen eveneens in Groningen en wel bij C.M. van Bolhuis Hoitsema.
Hoe het ook zij, een groot romancier is Mattheus niet geworden. Zijn eersteling werd in de kiem gesmoord en zou - behoudens een proefexemplaar - nimmer verschijnen. Gebrek aan kwaliteit? Wie zal het zeggen...


Tot slot mijn laatste en tevens meest interessante aanwinst op dit gebied.
In grote lijnen gaat het hier om een vergelijkbare situatie als bij mijn oudste voorbeeld. Ook hier was er kennelijk het voornemen om te komen tot een nieuwe uitgave en ook in dit geval is die er nooit gekomen.

Het gaat om een brochure geschreven door één van de belangrijkste theoretici van het christenanarchisme in Nederland; Felix Ortt (1866-1959) getiteld: "Sexueele Ethiek" (Amersfoort, 1904) uit de bibliotheek voor Reiner Leven (nr. VIII).
Ortt was een wonderlijke en zeer opmerkelijke figuur. Hij was niet alleen voorvechter van spiritisme, occultisme, anti-vivisectie en vegetarisme maar sloot in 1905 ook het eerste, min of meer als zodanig erkende, 'vrij huwelijk' met zijn tweede vrouw, Albertina (Tine) Anna Hinlopen (1872-1959). Ortt is uiteindelijk drie maal gehuwd geweest.
Mijn exemplaar met enkele doorhalingen (in blauw potlood) en aantekeningen van Ortt was zijn werkexemplaar en bevat bovendien drie blaadjes briefpapier met handgeschreven tekstaanpassingen, gemaakt met het oog op een tweede verbeterde druk. Maar ook die uitgave heeft net als de voorgaande twee voorbeelden nimmer het daglicht aanschouwd. Waarom o waarom?


U begrijpt trouwens wel dat er over dit exemplaar van Felix Ortt en over Rein Leven, een curieuze beweging die tussen 1901 en 1929 bestond, heel wat meer te vertellen is. Maar dat verhaal wil ik bewaren voor een volgend stukje!

maandag 12 december 2016

De complete verzameling


Haarlem is de stad waar volgens sommige koppige en halsstarrige bibliofielen de boekdrukkunst werd uitgevonden door Laurens Janszoon Coster en al twee maal heb ik op dit blog over hem geschreven.
Het is ook de stad waar het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB) afgelopen zaterdag, 10 december, haar vijfentwintigjarig jubileum vierde.
Puur toeval natuurlijk maar Haarlem is wel een stad die zijn sporen op het gebied van de boekdrukkunst heeft verdiend!
Het was een jubileumviering in stijl met, net als vijf jaar geleden in Den Haag, een bijeenkomst waar een boekje werd gepresenteerd, een museumbezoek met veel aandacht voor boeken en ‘last but not least’ een afsluitende borrel met diner.

Een kleine honderd bibliofielen verzamelden zich ’s middags vanaf 13.00 uur in het Teylers Museum. Daaronder bevond zich een aantal introducees, waaronder 'De Boekensneuper', die ik persoonlijk had uitgenodigd. Wij werden eerst verwelkomd door Herman Voogd (hoofd collectiebeheer wetenschap Teylers Museum) waarna onze voorzitter, Eddy Schuyer, van wal stak met een feestrede.

Vervolgens was het de beurt aan ons lid Paul van Capelleveen (conservator Koninklijke Bibliotheek), de auteur van onze jubileumuitgave: “De complete verzameling. Notities over het einde van boekencollecties” (Amsterdam, 2016).
Aan de hand van een aantal voorbeelden vertelden hij de aanwezigen hoe uit zijn notities - over de verhouding tussen openbare en particuliere boekencollecties in Nederland vanaf ongeveer 1800 - blijkt dat die relatie in de loop der eeuwen is verschoven.
Na zijn toespraak werd aan hem door Eddy Schuyer het eerste exemplaar uitgereikt.

Hierna sprak Marijn van Hoorn (oud-conservator van Teylers natuurhistorische bibliotheek) over de collectie van het museum onder de titel ‘Teylers boeken en Teylers Bibliotheek’. Tot slot schetste Johan de Zoete (voormalig conservator van Museum Enschedé), onder de titel ‘Over Drukkerij Joh. Enschedé’, kort de geschiedenis van de drukkerij en lettergieterij, die bijna 300 jaar op het Klokhuisplein was gevestigd in het pand waarin zich nu restaurant Stempels bevindt.

Na een korte pauze werd het tijd om met onze neus in de boeken te duiken!
Speciaal voor ons waren een aantal bibliofiele en zeldzame topstukken die zelden of nooit te zien zijn uit de kluis gehaald. Wat dacht u van ‘Birds of America’ van Audubon, de eerste druk van Linnaeus zijn ‘Systema Naturae’, de atlas van James Cook en Hamiltons vulkanenboek? Verder zeer fraai afgezette exemplaren van de ‘Hortus Eystettensis’ van Besler, ‘Poissons, ecrevisses et crabes' van Louis Renard en ook de ‘Atlas Maior’ van Ottens, de ‘Metamorphosis Insectorum Surinamensium’ van Maria Sybilla Merian en rariora als het album met tekeningen van Javaanse planten van Nicolaas Witsen.

Tussen neus en lippen door wierp Perkamentus ook nog een blik op de her en der opgestelde bijzondere objecten waaronder natuurlijk het kastje van Boudewijn Büch (1948-2002) met het befaamde ‘Dodobotje’ (lees schildpadbotje!).
Wie daarna nog tijd en lust had kon ook nog de grote overzichtstentoonstelling van het werk van de schilder Jan Weissenbruch (1822-1880) bekijken.


Tussen 17.30 uur en 21.00 uur was er een gezellige borrel met aansluitend feestdiner in restaurant Stempels waar iedereen zijn bestelde jubileumboekje(s) kon afhalen.

De complete verzameling. Notities over het einde van boekencollecties’” van Paul van Capelleveen werd uitgegeven door Uitgeverij De Buitenkant en verscheen in oplage van 500 exemplaren (waarvan 250 genummerd voor het Genootschap). Onze jubileumuitgave werd gebonden in een mooie donkerblauw linnen band en past wat betreft vormgeving en formaat prima bij ons jubileumboek uit 2010. De bandstempel evenals de fraaie schutbladen zijn ontworpen door Hansje van Halem. Het boek bevat talrijke illustraties in kleur en zwart/wit, een literatuurlijst en een register (totaal 176 blz.).
De titels van de hoofdstukken zijn:
1. De incomplete verzameling. 2. De kunstverzamelaar als schenker. 3. Het onvrijwillige einde van een verzameling. 4. Particulier of publiek? 5. Hendrik Riedel, ‘Le défunt à son lit de mort’. 6. De verzamelaar zonder keuze. 7. De verzamelaar als museumstichter.
8. De kunst van het wegdoen van boeken. 9. De noodzaak van het weggooien van boeken. 10. De toekomst van de verzameling. 11. Verzamelaars van het werk van Louis Couperus. 12. De verzamelaar als modernist. 13. Revianen en hun collecties.
14. De waarde van het boek. 15. Een verzameling van Russische literatuur.
16. Het ‘waarom’ van een verzameling. 17. De moderne bibliofiel.


Perkamentus die intensief betrokken was bij het een en ander en het jubileumboekje inmiddels van haver tot gort kent vond een paar passages die ook hem als bibliofiel aanspreken en die hij u niet wil onthouden.
Zo schrijft Paul over hoe hij in de jaren tachtig bijkluste bij de meesterboekbinder David J. Simaleavich:
Wat me destijds aansprak was dat de meest uitzonderlijke boeken konden worden opgesteld in de lelijkste kasten, of dat nu ongeschilderde Ikea-kasten zijn, of special getimmerde houten planken langs meterslange muren. Bij David stonden de bandjes in Billy’s” (blz. 14). Idem bij Perkamentus!

Ook constateerde Paul destijds aan de hand van catalogi dat de verzameling van Ton Leenhouts (Charles-Ricketts en Vale Press verzamelaar) ‘niet compleet’ was.
Wat ik niet besefte was dat ik niet te maken had met een verzamelaar die naar completering streefde, maar naar een liefhebber die puur voor zijn eigen plezier boeken kocht, daarbij steeds nieuwe wegen inslaand, nieuwe kernen in de collectie aanbrengend die soms op een voor mij onnavolgbare manier aan elkaar gerelateerd waren. Dat was juist de hoofdzaak van zijn collectie. De verzameling als een aaneenrijging van interesses, een netwerk, niet een fort; een spoor van associaties, niet een zucht naar vervolmaking. Leenhouts is een verzamelaar die zijn intuïtie en passies nooit heeft laten verdringen door een monomane verzameldrift (met verplichte nummers zoals topstukken). Zijn verzameling spiegelde zijn persoonlijkheid en zijn diepgaande veranderlijke interesses” (blz. 14/15).

Deze manier van verzamelen typeert ook Perkamentus antiquarius.
Ik ben - zoals bekend - een liefhebber van oudheden waaronder vooral boeken, maar zelfs op boekengebied heb ik vele interessegebieden (waartussen soms onnavolgbare relaties zitten). Lees mijn blog en u kent mijn collectie en interesses.


En deze – tot slot - is ook heel waar!
… de manier waarop Umberto Eco zijn privébibliotheek volstouwde met ongelezen boeken, meer boeken dan hij ooit zou kunnen lezen. Daarbij ging het niet om het feit dat ze ongelezen bleven, maar dat ze gelezen zouden kunnen worden. Wie een boek niet kent, weet niet dat hij het kan lezen” (blz. 97).

Dus kopen dat jubileumboekje (€ 35,- euro), lezen kan dan altijd nog!

vrijdag 2 december 2016

Plakken in het openbaar


Onder de talloze herbergen die de “Nederlandsche stad – en dorp-beschrijver” (Amsterdam, 1793-1801) noemt zijn ook “De Vijfhoek” en “’s Lands Welvaaren” in het Gein (thans een woonwijk in Amsterdam Zuidoost).
Van veelen wordt de eerstgemelde herberg, het rechthuis genoemd, schoon zij zulks in geene deele zij; alleenlijk heeft zij die naam verkregen, om dat voor de puie van dezelve gemeenlijk alle waarschouwingen en ordonnantiën van Poldermeesteren, en dergelijke openbaare aankondigingen aangeplakt worden”.

Deze situatie kwam in vroeger eeuwen vaker voor omdat de dorpsherberg niet zelden ook de vergaderplaats was voor de verschillende lokaal bestuurlijke organen.
In mijn woonplaats Amstelveen (tot 1964 gemeente Nieuwer-Amstel) was dat tot diep in de twintigste eeuw niet anders.

In het dorp Amstelveen verrees begin zeventiende eeuw ‘een steenen rechtcaemer’ gebouwd en betaald (!) door de Amstelveense schout Cornelis Dircsz. Casimiris.
U mag van mij aannemen dat ook daar, tussen alle rechtspraak door, regelmatig werd gedronken.
Een mooie achttiende eeuwse afbeelding van dit “Rechthuijs tot Amstelveen” vinden we in: “Spiegel van Amsterdams zomervreugd, op de dorpen Amstelveen, Slooten, en den Overtoom” (Amsterdam, z.j. ca. 1727-1730), een boek met tal van aardige dorpsgezichten dat ik hier eerder heb besproken.


Waar het mij nu om gaat is dat naast de deur van dit rechthuis (op de prent geheel rechts) een houten pui te zien is waar openbare bekendmakingen van het (lokale) bestuur, zogenaamde plakkaten en ordonnantiën, konden worden opgehangen.
Een praktijk die tot op de dag van vandaag heeft standgehouden! Al heet ons huidige lokaal bestuurlijk centrum geen rechthuis meer, maar gemeentehuis; nog steeds kan men nabij de ingang een vitrinekast vinden met bekendmakingen van Burgemeester en Wethouders! Daarnaast kent elke gemeente wel zijn met affiches volgeplakte openbare plakzuilen (‘peperbussen’) en mobiele ‘plakgevels’ gedurende verkiezingsperioden!


Nieuwer-Amstel was tot ver in de vijftiger jaren van de vorige eeuw boeren polderland. Om iedereen in de ‘buitengebieden’ snel te informeren waren er daarom buiten de bewoningskernen her en der ook aanplakkastjes langs doorgaande wegen opgesteld, zoals bijvoorbeeld op de Amstelveense weg hoek Kalfjeslaan (oude benaming het ‘Lange Loopveld’), thans de grens tussen Amsterdam (Buitenveldert) en Amstelveen. Wat hing daar zoal?


Trouwe lezers weten wel dat mijn ‘private library’ ook een bescheiden collectie ‘archivalia’ bevat. Enkele voorbeelden daaruit heb ik al eens besproken zoals hier, hier en hier.
In een zuurvrije omslag bewaar ik een flink pak met enkelbladige gedrukte en soms met de hand nader ingevulde of bijgewerkte openbare aanplakbiljetten uit mijn woongebied. Het grootste gedeelte is drukwerk uit de negentiende eeuw (vanaf 1820) en twintigste eeuw (tot 1939).
Antiquarisch is het schaars goed. De oplages waren beperkt en het was drukwerk dat, op een enkel archiefexemplaar na, niet werd bewaard.

Stuk voor stuk zijn het typische voorbeelden van wat men destijds kon aantreffen op de eerdergenoemde publieke aanplakborden en –kastjes.
In de negentiende eeuw gaat het vooral om een: ‘Oproeping’, ‘Publicatie’, ‘Bekendmaking’, ‘Waarschouwing’, ‘Kennisgeving’, ‘Schouw’, gedrukt of grof papier, groot formaat (plano) en met vetgedrukte kop in kapitaal. Ze zijn op een enkele uitzondering na allemaal namens de burgemeester en ‘assessoren’ (wethouders) uitgevaardigd en daarom bovenaan voorzien van het gemeentewapen.


Mijn twintigste eeuwse exemplaren zijn allemaal afkomstig van diverse polderbesturen, zonder gemeentewapen en wat de kop of het onderwerp, betreft meer ‘to the point’.
Het gaat dan om bijvoorbeeld: ‘Begrooting’, ‘Publieke verpachting’, ‘Oproeping voor…’, ‘Vaststelling van…’, en ‘Kohier van den omslag’. Soms op groot formaat maar ook vaak op een A4 formaat alleen 5 centimeter langer.


Drukker van het gemeentebestuur van Nieuwer-Amstel in de eerste helft van de negentiende eeuw was ene J.M. Schut. In de Nederlandsche Staatscourant van 31 juli 1820 vond ik een berichtje waaruit blijkt dat hij ook ‘chits- en gemarmerd papier’ maakte en dat zijn bedrijfje was gevestigd aan de Overtoom, ‘op Winterdorp’ (een huis op nr. 385), wijk 8, no. 91, gemeente Nieuwer-Amstel (vanaf de annexatie in 1896 Amsterdam).

Er waren meer drukkers die dergelijk drukwerk vervaardigden. De onderstaande ‘Beschouwing en bekeuring’ van de poldermeesters van de Binnendijkse Buitenveldertse Polder uit 1826 werd gedrukt in Amsterdam “bij Schalekamp en van de Grampel op den Nieuwenzijds Voorburgwal in de Zwarte Hen”.


Eind negentiende eeuw is dit polderbestuur overgestapt naar een groter bedrijf. Onder een ‘Oproeping’ gedateerd 30 maart 1899 staat dan: Ipenbuur & Van Seldam, Damrak 48 en 54 (en later, Singel 91). Mijn vroeg twintigste eeuwse aanplakbiljetten vermelden vaak niet meer de naam van een drukker. Een uitzondering is een ‘Keur’ van het college van het dagelijks bestuur van de Buitendijkse Buitenvelderse polder uit 1905) waaronder ik de naam aantrof van de “Typ. Snelpersdrukkerij Gebr. Gimbel, Overtoom 354, Amsterdam”.


Ik schreef al dat sommige exemplaren met de hand zijn ingevuld of bijgewerkt.
Bij jaarlijks terugkerende mededelingen liet de drukker bepaalde gedeelten blanco (bijvoorbeeld jaartallen). De desbetreffende functionaris vulde met een pen de actuele gegevens in.
Met name onder het drukwerk uitgegeven in de twintigste eeuw door polderbesturen zitten bijgewerkte exemplaren. Zeer waarschijnlijk zijn dit (dubbele) archiefexemplaren geweest die met pen werden geactualiseerd om als voorbeeld te dienen voor de drukker.
Vaak staat in de kop: ‘Proef’ (s.v.p. graag een proefdruk!) en soms, zoals bij de afgebeelde ‘Publieke verpachting’, ook de krant(en) waarin het bericht moest worden opgenomen.


Zoals u kunt lezen werd er nog steeds veel vergaderd in de kroeg. Het ene jaar in ‘Het Dorstig Hert’ (c.q. 'Mej. de Wed. C.J. Werkhoven') en het jaar daarna in ‘Het Wapen van Nieuwer-Amstel’. Sommige dingen moet je niet willen veranderen.

donderdag 17 november 2016

Vrouwenemancipatie anno 1793


Hört, Leute, folgendes sagt Susarion:
Ein Übel sind die Frauen.
Ein Übel ist aber auch ein Haus ohne Frau.
Verheiratet oder nicht verheiratet zu sein
ist also gleichermaßen von Übel”.

Mijn collectie ‘old and rare’, zeg maar alles wat vanaf de zestiende tot en met negentiende eeuw is gedrukt, bestaat vrijwel geheel uit in Nederland verschenen uitgaven.

Slechts bij uitzondering (en niet zonder goede reden) waag ik mij aan oude uitgaven gedrukt in het buitenland. Een voorbeeld daarvan is een Franse erotische verzamelbundel gedrukt in Parijs in 1775 met een bijzondere provenance, waarover ik niet lang geleden schreef.

Sinds kort is daar een Duitse publicatie uit de achttiende eeuw bijgekomen.
Het gaat om een boek van Theodor Gottlieb von Hippel (1741-1796), schrijver maar ook Stadtpräsident van Königsberg (thans Kaliningrad/Rusland).
De titel luidt: “Über die Ehe” (Berlin, 1793). Het is de vierde en laatste editie van dit werk over het huwelijk die nog tijdens zijn leven (telkens anoniem) verscheen bij de befaamde Vossische Buchhandlung in Berlijn.
Lange tijd heeft men zich afgevraagd wie de auteur was van het “vortrefflichen Schrift”.
Zelfs Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) werd even in de 'whodunit' discussie genoemd als mogelijke auteur! Pas vele jaren later, na Hippels dood, verklapte zijn vriend Johann George Scheffner (1736-1820) het geheim.
Er bestaan overigens diverse, ook moderne, herdrukken van (evenals een gratis Ebook).

Mijn exemplaar zit in een eenvoudig bruin gespikkelde kartonnen band. Op de titelgravure en een titelvignet na (van de Pools/Duitse etser Daniel Chodowiecki (1726-1801), 'inv.' en uitgevoerd door Johann Friedrich Bolt (1769-1836), 'del.') is deze uitgave (VIII, 501 blz.) niet geïllustreerd. Onder de titel heeft een vorige eigenaar de naam van de auteur geschreven, ‘von Hippel’.




















Ik moet eerlijk toegeven dat ik – net als u - nog nooit had gehoord van Theodor Gottlieb von Hippel.
Het was dan ook de titel: “Über die Ehe” die mijn nieuwsgierigheid wekte toen ik het boekje op Marktplaats tegenkwam en die mij deed denken aan de desbetreffende hoofdstukjes in de ‘huisboekjes’ van Martinet en Voigt die ik eerder beschreef.

Ik besloot er vijfentwintig euro voor te bieden en verwachtte niet dat ik het voor dat bedrag ook zou krijgen. Ondertussen had ik namelijk na drie muisklikken al geconstateerd dat vergelijkbare exemplaren in het Duitse antiquariaat tussen de honderdvijftig en tweehonderdvijftig euro moeten kosten.
Maar de verkoper (“…ik ben uiteraard geen kenner!...”) ging akkoord en zo belandde deze uitgave bij Perkamentus. Vermoedelijk ben ik in Nederland nu - samen met de bibliotheek van de Radboud Universiteit in Nijmegen - de enige die over een exemplaar van deze uitgave uit 1793 beschikt.

Terwijl de koop zich afspeelde verrichtte ik mijn gewoonlijk onderzoek naar de auteur en de titel. Zodoende kwam ik er al snel achter dat dit boek - en juist de editie van 1793! - om zijn inhoud en betekenis een bijzondere plaats inneemt in de geschiedenis van de vrouwenemancipatie.

Theodor Gottlieb von Hippel was namelijk een belangrijke vroege voorvechter van de toekenning van gelijke rechten voor vrouwen. Dat hij thans vrijwel vergeten is komt mede omdat hij langzaam maar zeker in die rol is gegroeid. Dat is vooral goed te zien lezen in de opeenvolgende edities van: “Über die Ehe”.


























In de populaire eerste uitgave uit 1774 is daar namelijk nog geen spoor van terug te vinden (“Von einem Vorkämpfer für die Rechte der Frauen ist hier nichts zu spüren”).
Integendeel, zijn blik op het huwelijk en de rol van de vrouw daarin verschilt niet significant van de wijdverbreide patriarchale chauvinistische en vrouwonvriendelijke ideeën van zijn mannelijke tijdgenoten. Een voorbeeld daarvan is zijn weinig vleiende blik op weduwen die in alle edities niet zou veranderen:

Was ist eine Wittwe mehr al eine halb verwischte Schilderei, ein umgewandtes Kleid, ein aufgewärmtes Essen, eine Perücke statt eigenes Haars, eine Tulpe, die den Schlüssel verloren hat uns sich mehr zuschliessen läßt?” (blz. 457/458).

Onder invloed van met name Franse verlichtingsidealen en filosofen als Jean Jacques Rousseau (1712-1778) en de Marquis de Condorcet (1743-1794) veranderde Von Hippels denken en ideeën over vrouwen en vrouwenrechten significant.
Dat bleek al gauw uit een andere uitgave van hem getiteld: “Über die bürgerliche Verbesserung der Weiber” (Berlin, 1792), waarin voor die tijd ongehoorde ideeën en inzichten stonden over de burger- en mensenrechten die ook voor vrouwen zouden moeten gelden!
Toen een jaar later de vierde vermeerderde oplage van “Über die Ehe” verscheen bleek andermaal hoe groot de metamorfose was die zich bij hem had voltrokken.

Neem bijvoorbeeld het vijfde hoofdstuk: “Über die Herrschaft in der Ehe”, waarin Von Hippel in de eerste uitgave nog had betoogd dat de man in het huwelijk de leidende rol toekwam omdat vrouwen daartoe van nature niet - noch in het huwelijk noch in staatszaken - in staat waren; zo schreef hij in de editie van 1793 dat vrouwen en mannen gelijke rechten zouden moeten hebben! Bovendien meende hij dat juist vrouwen over bijzondere kwaliteiten en vaardigheden beschikten die haar bekwaam zouden maken voor de leiding in staatszaken!

Es ist schwer zu begreifen, warum es an Planen zur bürgerlichen Verbesserung des schönen Geschlechtes gefehlt hat, da man jetzt allgemein von Menschenrechten und bürgerlicher Freiheit spricht, da es bei dieser Verbesserung keines Laternenpfahls bedarf, und da diese Verbesserung die öffentliche Wohlfahrt des Staates in einem hohen Grade, sowohl in Hinsicht der Kultur als der Moralität, befördern würde. Man meinet aber unter Menschenrechten nichts anders, als Männerrechte…!” (blz. 264/265).

Tegenwoordig wordt Von Hippel gezien als een zeer vroege - en in het Duitsland van de achttiende eeuw leidende - pionier op het gebied van de vrouwenemancipatie.
Zowel “Über die bürgerliche Verbesserung der Weiber” als “Über die Ehe” uit 1793 zijn inmiddels klassieke teksten geworden uit de bibliotheek van de Europese vrouwenrechtenbeweging.

vrijdag 4 november 2016

Bidden bij onweer

Bent u ook bang voor onweer?
Ik zeker niet. Gefascineerd kan ik voor het raam staan kijken naar de bliksem.
En ’s nachts in bed voelt het - met donder en bliksem buiten - extra veilig, warm en aangenaam.

Enige tijd terug arriveerde in huize Perkamentus een opmerkelijke uitgave die goed past in mijn groeiende collectie bizarre boekjes. Wellicht moet ik ooit nog eens een Nederlandse versie schrijven van: “Bizarre Books. A compendium of classic oddities” (New York, 2007)!

Het gaat om het “Handboekje over het Onweder. Bevattende Onderrigtingen, Behoedmiddelen en Gebeden” (Venlo, 1887).
Het is een kerkelijk goedgekeurde publicatie uitgegeven door J. Sauren (rector aan het St. Maria Hospitaal te Keulen) en vrij vertaald door ‘P(ater)SdM’. De oorspronkelijke uitgave verscheen in 1886 (Salzburg) onder de titel: “Gewitterbüchlein, enthaltend Belehrungen, Schutzmittel und Gebete”.

Zoals u kunt zien zit mijn exemplaar in zijn originele lichtgroene kartonnen uitgeversbandje met op de voorzijde titel- en publicatiegegevens en op de achterzijde reclame van de uitgeverij. Ook aanwezig op de voorzijde is een stempel van het department van Justitie, afdeling auteursrecht (uit wiens archief dit exemplaar kennelijk komt).














Op de titelpagina treffen we hetzelfde stempel nogmaals aan evenals twee belasting(zegel)stempels. Dwars op de titelpagina staat in goed leesbaar handschrift de volgende aantekeningen:

De ondergetekende, wonende te Venlo verklaart dat dit werkje door haar is uitgegeven den 17 juni 1887 en op hare te Venlo gevestigde drukkerij is gedrukt.
Venlo 22 juni 1887.
Firma Wed. H.H Uyttenbroeck.
Eigenaar H.H.H. Uyttenbroeck
”.

Geheel onderaan de titelpagina staat: “Geregistreerd (zie ommezijde)”.
Op de versozijde staat vervolgens:

In duplo geregistreerd te Venlo, twee en twintig juni 1800 zeven en tachtig, deel 30 folio 10 recto, vak 7. Een blad zonder renvooi ontvangen (een gulden twintig) lees: voor recht een gulden twintig cent.
ƒ 1.20 De ontvanger J. van Blarkom
”.


De auteur schrijft in zijn voorwoord: “Wij meenen door de uitgave van dit werkje eenen nuttigen dienst te bewijzen, vooral voor die plaatsen, waar de vereering van den H. Donatus weinig of zelfs geheel niet bekend is”. En tot slot: “Moge het gebruik van dit boekje vele Christenen bij het onweer geruster maken en hun de goddelijke bescherming ruimschoots schenken”.

Het boekje bevat hoofdstukjes over het onweer beschouwd vanuit een natuurwetenschappelijk standpunt en vanuit het godsdienstig standpunt.
Vervolgens gaat het over de natuurlijke (bliksemafleider!) en godsdienstige ‘behoedmiddelen’ tegen onweer, zoals het luiden van de kerkklok en het aanroepen van je beschermengel. Daarna volgen de gebeden voor Priesters (in het Latijn en Nederlands) en de gebeden bedoeld voor alle gelovigen.
Tot slot is er een gedeelte met wat te doen na een onweer (lofzang zingen, psalm 148 lezen en een passend gebed doen).


De Rooms-katholieke beschermheilige om wie het bij onweer en bliksem allemaal draaide was de Romeinse legionair Donatus van Münstereifel (geboren rond 140 en overleden vóór 180 na Christus). De oudste bedevaartplaats van Donatus in Nederland is Reek (thans gemeente Landerd, provincie Noord-Brabant) waar vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw een bloeiende Donatus verering bestond, zoals blijkt uit dit krantenbericht uit 1876.


Reek maakt wat mij betreft een goede kans als het gaat om de herkomst van een ander Donatus curiosum dat ik voor twee euro via Marktplaats bemachtigde en in mijn boekje bewaar.

Het strookje handgeschept papier van 13 cm. bij 6 cm. lijkt een uitgeknipte boekillustratie te zijn maar ik denk dat het gaat om een zogenaamd ‘donatus-briefje’, dat tot dezelfde categorie drukwerk behoort als devotieprentjes ('santjes') en bidprentjes.










De ets werd een aantal keer op één papiervel afgedrukt om vervolgens per stuk te worden afgeknipt en verkocht aan pelgrims.
Die konden het papierstrookje dan langs het beeld of de relieken van de heilige Donatus strijken en het als herinnering aan hun pelgrimage, en ter bescherming tegen onweer thuis, meenemen. Van dergelijk efemeer en zeldzaam devotioneel Donatus drukwerk zijn mij slechts enkele andere (onderstaande) voorbeelden bekend uit België (“Ce billet a touché les Reliques de St. Donat, dans l’Eglise des P.P. Capucins a Arlon”!).


Het versje naast de afbeelding van de geknielde heilige op mijn ‘donatus-briefje’ heb ik overigens niet in mijn boekje teruggevonden en ook niet in ouder bewaard gebleven drukwerk, uitgegeven door de broederschappen van de Heilige Donatus (zie hier en hier).
Mogelijk gaat het om een variant op een andere ‘weerspreuk’ zoals: “Sint Donatus kijk op ons neer en bescherm ons tegen onweer”. Wat ouderdom betreft doet dit curiosum achttiende eeuws aan, maar gezien de moderne spelling vermoed ik eerder dat het om negentiende eeuws drukwerk gaat.

Ik vond op internet slechts één verwijzing naar een boek waarin exact hetzelfde versje wordt gebruikt.
Het gaat om een passage uit een thans geheel vergeten antikatholieke sensatieroman ‘uit het priesterleven’, geschreven door W.A. Paap (1856-1923): “De kapelaan van Liestermonde” (Amsterdam, z.j., blz. 14):

Hy (deken Vrancken) dronk nog eens van zyn thee en hernam
- Wel, wat wordt dat ineens donker! Zou het onweer loskomen?
- Het ziet er erg naar uit, antwoordde Heynsberg.
- Dan steek ik een kaars aan. Ik weet niet of u het doet, mynheer Heynsberg, maar bij onweer brand ik altyd een kaarsje ter eere van den heiligen Donatus.


Uit een lade van het buffet nam hij een gewyde kaars, een kaars dus van echte byenwas, waarover hy reeds vroeger, om haar te wyden, gebeden gestort, water gesprenkeld en kruisjes gemaakt had, stak haar aan en prevelde:


‘In onweer, stormen en gevaar
Bescherm ons Christi Martelaar’”.

vrijdag 28 oktober 2016

Vier onbekende proefdrukken


Mijn vierdelige uniform in perkament gebonden beschrijving van Amsterdam (in folio) door Jan Wagenaar (1709-1773), waarover ik al eerder schreef, is één van mijn favoriete topstukken in mijn ‘private library’.

Toen ik deze set van een particulier kon kopen verkocht ik mijn driedelige uitgave gebonden in half leer (in folio), maar behield ik een los vierde deel (groot folio, in half leer) dat ik ooit separaat had gekocht. Het vierde deel verscheen anoniem, vele jaren na de dood van Jan Wagenaar, maar tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat de auteurs Jan Fokke (1742-1812), zoon van de bekende tekenaar en graveur Simon Fokke (1712-1784), en Jacobus Kok (1734-1788) zijn.
Beiden waren ook al verantwoordelijk voor een ander ‘allernoodzaaklykst werk’; het “Vaderlandsch Woordenboek”.

Ik bewaarde dit losse deel niet alleen omdat de daarin gebruikelijk aanwezige stadsgezichten uitzonderlijk schoon en fraai bewaard zijn gebleven maar ook omdat er diverse grote portretten en interessante historieprenten extra zijn bijgebonden. Daarvan heb ik er al een paar eerder besproken zoals u hier en hier kunt lezen.
Toen ik onlangs daarin wat bladerde viel mijn oog op een blad (tussen blz. 226/227) met vier gravures die de tumultueuze gebeurtenissen verbeelden rond de begrafenis van de Amsterdamse Oranjegezinde Doelist Daniel Raap (1703-1754).


De vier prenten zijn op één blad afgedrukt en nog niet losgesneden van elkaar. Geheel onderaan het blad staat in cursief twee maal “proefdruk”.
De term ‘proefdruk’ kom je wel vaker tegen in de prenthandel en verdient een korte toelichting.

Proefdruk. Druk door de kunstenaar gemaakt vóór de voltooiing van de plaat ter controle van zijn vorderingen. Zeldzaam, dus gezocht. Daarom drukte men in de 18e eeuw grote aantallen prenten met de vermelding ‘proefdruk’ voordat het opschrift of de titel op de plaat waren aangebracht” (In: “Het prenten-ABC. Termen en begrippen uit de prentkunst in het kort verklaard” (z.j./z.p. uitgave Rijksmuseum Stichting/Rijksprentenkabinet, educatieve dienst, blz. 25).


En in het bekende handboek van John Carter & Nicolas Barker: “ABC for book collectors” (New Castle/London, 2004) lezen we daarover:

A term used to describe proofs of engravings, etc., taken (sometimes on special paper) before the addition of caption, imprint, date or other matter, while the engraved design was in its freshest state.
Of the more ambitious illustrated books of the late 18th and early 19th centuries there was sometimes a special issue, at considerably advanced price, with the tekst on large or fine paper and ‘proof impressions of the plates’. These would often be proofs before letters
” (blz. 178).

Terug naar mijn boek en blad.
De vier afbeeldingen zijn Romeins genummerd. Onder de twee maal gedateerde prentjes staan drie namen. Die van de tekenaar Simon Fokke, ‘ad. viv. del. 1754’, de uitvoerder/opdrachtgever voor de prent, zijn zoon: Arend Fokke Simonsz. (1755-1812), ’exudit’ (de broer van de eerdergenoemde Jan Fokke!) en de graveur: Cornelis Brouwer (1731/1735-1803), ‘sculp. 1786’. Ze stellen voor:

I. Tumult op de Dam (Amsterdam) bij de begrafenis van Daniël Raap. De lijkbaar van Raap wordt vernield.

II. Onrust voor - en vernielingen aan het huis van de overleden Daniël Raap, voormalig voorman van de Doelisten, aan de Vijgendam in Amsterdam.

III. De kist met het stoffelijk overschot van Daniël Raap wordt ‘s nachts in het geheim naar de Oude Kerk in Amsterdam gebracht om begraven te worden. In alle haast is de kist verkeerd om gelegd, met het hoofd bij het achtereinde van het paard!

IV. Nachtelijke begrafenis (04.00 uur!) bij toortslicht van Daniël Raap in de Oude Kerk te Amsterdam (graf in de Elisabeth Gavenkapel, nr. 44).


De vier prenten zijn evenals de voortekening voor deze serie (uit de Collectie/Atlas Louis Splitgerber) terug te vinden in de beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Voor historieplaten raadpleeg ik altijd het bekende naslagwerk van Frederik Muller: “Nederlandse Historieplaten”, waarvan ik de herdruk in cassette door Nico Israël bezit (Amsterdam, 1970). Muller geeft bijzonder uitvoerige informatie over deze vier prentjes (nr. 4057).

Zo weet hij te vertellen dat ze illustratiemateriaal waren voor: “De Vaderlandsche Historie in themata” (Amsterdam, 1783), waarvan de auteur ‘de geestige schrijver en vurig patriot’ Arend Fokke Simonsz. was. Deze populaire uitgave telde in ieder geval zes herdrukken (1786, 1788, 1796, 1801, 1816 en de laatste in 1825) met een telkens toenemend aantal illustraties. Ondanks de talrijke herdrukken is een compleet exemplaar van deze uitgave behoorlijk schaars.


Deze informatie was mij wel bekend maar onbekend, en belangrijker voor mijn verhaal, is zijn slotopmerking met betrekking tot de proefdrukken voor deze uitgave.

Voorts zijn bij dit No., gevoegd 3 folio vellen, waarop 11 (nog niet van elkander gesneden) plaatjes in 12°, in allereersten proefdruk voor alle letter, allen door S. Fokke, doch waarvan slechts 6 tot deze Vaderl. Hist. in them. behooren en 5 tot eenen roman van dien tijd. Deze afdrukken zijn zóó fraai dat de latere afdrukken in de Vad. Hist. er bijna niet uit te herkennen zijn; deze 6 plaatjes zijn namelijk: die over de voorvallen op 1779 29 dec., 1780 20 mei, 1783 Afvuring voor v.d. Capellen, 1790 10 Aug. en 2 van veel vroegere jaren”.

Samen met mijn vier - voor Muller onbekende proefdrukken - zijn er nu dus tien proefdrukken bekend van illustraties voor “De Vaderlandsche Historie in themata”.
Perkamentus zoekt ondertussen gewoon verder...

vrijdag 14 oktober 2016

Huisboek(je)


Dankzij Catawiki bezit ik sinds kort het befaamde: “Huisboek voor vaderlandsche huisgezinnen” (Amsterdam, 1793), van Johannes Florentius Martinet (1729-1795).
Zoals ik wel vaker doe met oude boeken heb ik aan mijn uitgave een portret van Martinet toegevoegd (zie bijvoorbeeld hier, hier of hier) dat ik via antiquariaat Van der Steur kon bemachtigen.
Martinet behoorde nog tot de fysico-theologen die in de wonderen der natuur een bewijs voor het bestaan van God zagen. De orde en harmonie die er heerste in Gods schepping werden door hem verheerlijkt en aan het huisgezin tot voorbeeld gesteld. Door verbetering van het gezinsleven hoopte Martinet uiteindelijk de gehele samenleving te verbeteren.

Rond 1800 bevond die samenleving zich volop in een veranderingsproces op weg naar een industriële (19de eeuwse) maatschappij waarin werk- en privésfeer steeds meer gescheiden werden. “Door de scheiding van huis en werk werd het gezin geleidelijk aan een gesloten gemeenschap, die werd gekenmerkt door 'Innerlichkeit', 'Intimität' en 'Emotionalität' en de afwezigheid van conflicten, concurrentie en arbeid. De openheid van de traditionele familie werd vervangen door de geslotenheid en intimiteit van het burgerlijke gezin, die nu diende als schuilplaats voor het materialisme en de immoraliteit van de maatschappij. Het gezin werd een gemeenschap die min of meer los stond van de maatschappij. Het werd 'Innenraum' en 'Gegenwelt' tegenover een vijandige buitenwereld. Binnen deze familie leefde men in toenemende mate alleen met de directe verwanten wat de band tussen deze familieleden intensiveerde en emotioneler maakte” (B.L.M. Hijstek in: “De Burgerlijke 19e eeuw: ‘My house is my castle’”).
Kortom ook het gezin veranderde en zo bekeken gaf Martinets huisboek wellicht een steuntje in de rug en voorzag het kennelijk in een grote behoefte want er bestaat ook een 2de druk uit 1803 bij dezelfde uitgever en zelfs een 3de druk uitgegeven in 1831 bij J. Noman & Zn. in Zaltbommel.


Uit de hoofdstukjes ‘de Ouden van dagen’ en ‘Dienstbooden’ in dit boek blijkt wel dat ook inwonende (schoon)ouders konden behoren tot het gemiddelde huisgezin. Alleen bij de gegoede stand kwam daar uiteraard het dienstpersoneel nog bij. Beide categorieën zouden pas na de Tweede Wereldoorlog het huisgezin verlaten. Ondertrouwde lieden en jonge echtgenoten werden ook door Martinet toegesproken waarbij natuurlijk vooral werd gewezen op de wederzijdse huwelijkse en huiselijke plichten.



Niet lang na mijn aanwinst liep ik op de Amsterdamse Spui boekenmarkt tegen een ander ‘huis-boekje’ aan dat ik niet kende.
De titel luidt: “Huis-boekje voor verloofden en pas-gehuwden en voor dezulken, die eenmaal den huwelijken-staat zullen omhelzen” (Amsterdam, 1823). Het heeft nog zijn originele groen kartonnen bedrukte uitgeversbandje met aan de achterzijde van het voorplat het ex-libris van Ulco Proost (1885-1966). Als bibliofiel werd Proost vooral bekend om zijn collectie bijbels en fraaie boekbanden maar kennelijk schuwde hij ook dergelijke curieuze uitgaven niet.


Deze uitgave is veel zeldzamer dan het boek van Martinet.
Het exemplaar dat ik op de boekenmarkt vond werd in mei 2016 geveild bij Bubb Kuyper in Haarlem (veiling 64/3236). Het bracht een bescheiden zeventig euro op exclusief veilingkosten. Koper destijds was Arnoud van antiquariaat Salamander (in Almere).
Ik werd de nieuwe eigenaar voor honderd euro.
Arnoud maakte dus een bescheiden winst, temeer omdat ik er twee andere boekjes, van enkele euro’s per stuk, gratis bij kreeg.
Alleen de Koninklijke Bibliotheek en Bijzondere Collecties van de UVA bezitten een exemplaar van dit bijzondere boekje. Zowel het huisboek van Martinet als dit 'huis-boekje' zijn gedigitaliseerd zodat u er zelf even in kunt bladeren en lezen.


Het huisboekje voor verloofden en jong gehuwden verscheen oorspronkelijk in 1821 in Leipzig onder de titel: “Hausbedarf für Verlobte und Neuverehelichte und solche, die es noch werden wollen”. De auteur was de dichter en predikant Christian Friedrich Traugott Voigt (1770-1814).
De 153 bladzijden bevatten geen illustraties. Alleen op de titelpagina is een kleine afbeelding gegraveerd door Abraham Lion Zeelander (1789-1856).
De vertaler is onbekend maar hij (of zij) verwijst al in de eerste zin van het voorwoord naar het huisboek van Martinet.

Wat opvalt in dit boekje is het veel explicieter taalgebruik.
Woorden als: zwanger(schap), natuurlijk zuivering (menstruatie), teedere kusjes, echtelijke omhelzing, zinnelijk genot/-reinheid, huwelijksgenot, bijslaap, boeleerster (hoer), voortplanting, en liefkozende driften kom je bij Martinet niet tegen. Het ging er dan ook om - zo lezen we in het voorwoord aan de verloofden en pas gehuwden - om de kern van het verhaal met korte doch krachtige woorden toe te lichten. En waar draaide het dan uiteindelijk om? Natuurlijk om de ultieme daad met het ultieme resultaat; het “vaderland eenen gezonden burger te leveren”.

Of dit destijds weinig verhullende boekje net zo’n bestseller was als het ‘Huisboek’ van Martinet mag worden betwijfeld. De nauwkeurige lezer zal inmiddels hebben gezien dat op de voorkant van de uitgave nog een prijs staat van ƒ1,50 maar in de advertentie (uit de Opregte Haarlemsche Courant van 3 juli 1824), is dat nog maar ƒ1,25. En ruim veertig jaar later is deze uitgave nog steeds verkrijgbaar voor zestig cent bij boekhandelaar G.D. Bom in Amsterdam (zie onderstaande advertentie uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 5 november 1864).

zondag 2 oktober 2016

Vijfentwintig jaar De Boekenmarkt op het Spui


Vrijdag 30 september was ik al om 11.00 uur ’s ochtends op de boekenmarkt op het Spui in Amsterdam. Weliswaar zou pas om 15.00 uur het jubileumboekje worden gepresenteerd maar als echte boekensneuper neem je natuurlijk de gelegenheid te baat om vooraf nog eens lekker alle kramen door en af te snuffelen.
Bovendien had ik zo voldoende tijd om ook nog even een bezoekje te brengen aan antiquariaat De Friedesche Molen dat eind dit jaar (na vijfendertig jaar!) haar deuren in de Rosmarijnsteeg sluit en als internetantiquariaat verder gaat. Tot die tijd verkopen Hein en Marion van Stekelenburg zoveel mogelijk boeken voor vijf euro per stuk.
U begrijpt wel; ook daar ging ik niet met lege handen de deur uit.

Het zonnetje brak door toen Max van Til, als voorzitter van het bestuur van de vereniging De Boekenmarkt op het Spui, het woord nam.
Hij herinnerde kort aan de ontstaansgeschiedenis van de markt en het feit dat het streven van meet af aan was om vooral het kwalitatief betere antiquarische boek te verkopen.
Om welke boeken gaat het dan?
Ter illustratie had hij drie voorbeelden uit zijn eigen handel meegenomen.
Ten eerste het Boekenweekgeschenk 1957: “De nacht der Girondijnen”, (Amsterdam, 1957) geschreven door Jacques Presser (1899-1970). Het boekje (oplage: 150.000 stuks) wordt talloze malen op Boekwinkeltjes aangeboden voor bedragen tussen de één en tien euro. Max zelf las het met plezier en vind de omslag best mooi. Jarenlang heeft hij het boekje als verjaardagsgeschenk aan zijn vrienden cadeau gedaan. Als boekhandelaar op het Spui is het voor hem echter niet interessant. Te veel exemplaren.


Het tweede voorbeeld, eveneens een Boekenweekgeschenk, is het veel zeldzamere mapje met twaalf portretten van Nederlandse auteurs dat in de boekenweek van 28 april t/m 5 mei 1934 werd uitgedeeld (oplage 29.000 exemplaren).
Het kost momenteel al gauw honderdvijftig euro (en er bestaat een herdruk van uit 1990). Uiteraard is dit boekje voor de handelaar op het Spui wel interessant.

Tot slot en als derde voorbeeld toonde Max de toehoorders een curieus boekje, waarover hij vrijwel niets op internet had gevonden, getiteld: “Roomse Straat-Terreur, maar….. Amsterdam ligt niet in Limburg”, van J.H. Scheps (1900-1993) uitgegeven door de 'Protestantse debatklub, afdeling Boek- en brochurehandel' (Amsterdam, 1931).
Max las een stukje voor uit het voorwoord: “Gedurende de afgelopen maanden van het jaar 1931 maakten Roomse knokploegen, aangezet door veilig thuis blijvende Roomse priesters, de straten van Amsterdam onveilig en poogden de kolportage van Rome niet welgevallige lektuur gewelddadig en met onwettige en ongeoorloofde middelen te bemoeilijken en te beletten”.
In het publiek riep iemand ‘Verkocht!’ en ik dacht hetzelfde…


Max, die zelf geschiedenis heeft gestudeerd, vertelde dat hij zich al bladerend had verbaasd over de explosieve situatie die er toen blijkbaar bestond tussen Katholieken en Protestanten in Amsterdam.
Zelf woont hij in Zaandam waar onlangs nog, in de wijk Poelenburg, een vergelijkbare situatie ontstond tussen autochtone bewoners en jongeren met een Islamitische achtergrond. Hij hoopt dat deze situatie over tachtig jaar net zo curieus wordt gevonden en beschreven als in het boekje ‘Roomse Straat-Terreur’.
Het zijn volgens Max dit soort bijzondere boekenvondsten die de boekenmarkt op het Spui interessant maken en die door boekhandelaren en verzamelaars worden gezocht en begeerd. Ik ben het met hem eens…

Na afloop van zijn toespraak is het tijd voor een glaasje wijn of fris met borrelnootjes. Terwijl velen zich daarop storten kopen de eerste boekenliefhebbers het foto jubileumboekje: “Vijfentwintig jaar De Boekenmarkt op het Spui” (Amsterdam, 2016).
De tekst is geschreven door Max van Til en de 53 zwart-wit foto’s zijn gemaakt door Henk Molenaar, die ook nu driftig met zijn ouderwetse fototoestel kiekjes schiet (voor het volgende jubileumboekje…). De oblong uitgave (80 blz.) is gedrukt door offsetdrukkerij Jan de Jong (Amsterdam) in een oplage van 750 stuks en kost vijf euro. Zoals u kunt zien heb ik mijn exemplaar laten signeren door Max van Til en Henk Molenaar.


Er was echter nog een boekje dat Perkamentus niet uit het oog had verloren….
Terwijl velen zich concentreerden op de drank en nootjes waren er enkelen die dat curieuze boekje over de ‘Roomse Straat-Terreur’ wel eens nader wilden bekijken…
Twee mensen, waaronder een bekende antiquaar uit het hoge noorden, waren mij voor en zorgden voor een paar spannende ogenblikken. Uiteindelijk kreeg ik de brochure (128 blz.) in handen en constateerde ik dat het een mooi bewaard gebleven, nauwelijks gelezen, exemplaar betrof.
De voorzijde is, zoals u kunt zien, geïllustreerd en rechtsonder gesigneerd WB. Hoogstwaarschijnlijk het monogram van Willem van den Berg (1886-1970). Rechtsboven op de achterzijde staat de prijs, Gld. 0.25.
Pas toen zag ik ook het bescheiden potloodprijsje van Max voorin (€ 25,-).
'Verkocht!', riep ik, zonder er verder over na te denken.
En zo belandde er weer een rariorum in de collectie van Perkamentus. Een mooie herinnering aan een bijzondere dag en wellicht voer voor een volgend blogstukje…