Wijlen collega boekenjager, Gerrit Komrij (1944-2012), schreef er al over in "Over het nut van katholicisme". Er is geen andere geloofsrichting die zich met zoveel diverse aspecten van het dagelijks leven heeft bemoeid als het katholicisme. Of het nu ging om het krijgen van kinderen, de opvoeding, het kijken naar films, alcoholgebruik, het lezen van boeken of het dragen van de laatste mode; de kerk ('mijnheer pastoor') had er een mening over. Wij mogen het katholicisme dankbaar zijn dat die mening niet zelden werd verwoord in thans geheel verdwenen obscure boekjes, curieuze brochures en folders. 'Bibliofiele malligheid' van de bovenste plank, en ik ben er een groot liefhebber en fanatiek verzamelaar van. Tijdens schaarse feestjes en borrelpraat mag ik er graag uit verhalen, wat niet zelden leidt tot verbaasde reacties en lachsalvo's.
Veel van dergelijke uitgaven in mijn collectie komen uit opgeheven missiehuis- en kloosterbibliotheken (zoals die van Stein, Tilburg en Udenhout). Slechts enkele kocht ik op boekenmarkten en via het antiquariaat. Een flink aantal verkreeg ik het afgelopen jaar dankzij Boekwinkeltjes uit de bibliotheek van Ed Schilders (en die conclusie had u zelf ook al kunnen trekken als u mijn rubriek 'Het jaar geboekt' volgt en de maandelijkse overzichten leest). In dit stukje wil ik een aantal uitgaven uit mijn collectie aan u voorstellen die zich uitlaten over het fenomeen 'dansen'.
Dansen was aanvankelijk een onderdeel van de rituele geloofsbeleving maar tijdens de Middeleeuwen veranderde het beeld. Opzwepende muziek, erotische geladen lichaamsbewegingen, al dat extatische geweld tussen beide seksen werd verdacht en al gauw bestempeld als onzedelijk, zondig en het werk van de Duivel.
'Dansvergaderingen', schrijft abt Hulot, "zijn byeenkomsten van persoonen van verschillig geslagt, zonderling van jongelingen, welke, bij het geluyd eeniger speeltuygen, te samen zekere bewegingen maeken om zich zelve en andere te vermaeken".
Dansvergaderingen lokten onkuis gedrag en handelen uit. Bovendien vonden ze vaak plaats tijdens de vastentijd en op zon- en feestdagen. Dagen die toegewijd moesten zijn aan 'de traenen, aen de droefheid' en aan God. Hoogst gevaarlijk werd het als de dansvergaderingen in het duister plaatsvonden, 's nachts, en/of gemaskerd/verkleed. Alle zedelijke remmen los was dan vaak het resultaat.
Bij Hulo ging het nog vooral om het dansen en lezen we maar weinig over de muziek. Dat veranderde na 1900 toen nieuwe muziek leidde tot nieuwe dansvormen in apart daarvoor gebouwde bal- en danszalen (dancings).
In: "Op tegen de Zedenontaarding! In woord en daad - In boek en beeld - In dans en kleeding" (Amsterdam, 1914) door P. van Dorp lezen we daarover: "Maar zulk een oud-Hollandsche klompjesdans staat tot de verbeestelijkte nikkerdansen in de balzalen der hedendaagsche beschaving als de landelijke gezondheid tot de geheime ziekte van een der fijngemanierde lebemänner, die het moderne leven al heeft verbruikt, nog vóór zij aan den ouderdom der Suzannabelagers toe zijn!".
Vooral de tango moest het bij Van Dorp ontgelden: "Weet u wat de tango is? Het is het wringen en draaien van het lichaam in slappe bochten en het huppelen en wiegelen net als een gans, het grimassen-maken van een aanstellerigen schooljongen, het is, maar ach, waarom de onderdeelen van de tango te vergelijken. De tango is de tango".
Ook de schrijver en journalist Henri Borel (1869-1933), die er nota bene zelf een dubbele moraal op nahield, was onverbiddelijk in zijn oordeel: "Het moet nu eindelijk maar eens ronduit gezegd worden: de moderne dansen: Foxtrott, Boston, One Step, Two Step, de diverse Blue's, Shimmy's en Charlestons zijn in den grond perverse bewegingen; al dat heenschuifelen en knikken en bibberen en draaien en quasi-elegant likkebaarden en knoeien en wringen gaat naar verboden daad toe".
Medici, vooral psychiaters en niet te vergeten gynaecologen, zo betoogde de schrijver zouden "zoo het hun gevraagd werd, ontstellende, en werkelijk een rilling door het land zendende onthullingen kunnen doen over de funeste gevolgen, vooral bij jonge meisjes, van deze in de balzaal tot het uiterste geprikkelde fysische verlangens en nooden".
De oorsprong van al dit kwaad kende de schrijver wel: "Dat deze dégoûtant-indécente dansen van wilde negerstammen afkomstig zijn is vrijwel bewezen. Bij de negerstammen, in hun oer-vorm, hebben zij echter nog iets grandioos-hevigs, brutaal demonisch, dat men, zij het in een minderwaardige soort, groot zou kunnen noemen, en het bruut seksueele is er openlijk en eerlijk in, schaamteloos zonder schijnheilig te zijn. De verwording er van tot Europeesche moderne dansen is er echter geniepig-week, elastiekerig slap, schijnheilig verscholen, listig-gecamoufleerd, Tartufferig achter de mouwen verstopt, en dit alles is het nu juist, wat haar voor mij zoo dégoûtant maakt (H. Borel: "Over de moderne dansen", Den Bosch, 1927).
Mijn laatste aanwinst op dit gebied is een uitgebreide brochure, inclusief 'geneeswijze en geneesmiddelen' (anoniem verschenen maar) geschreven door de bekende hoofdaalmoezenier van de Limburgse mijnstreek Henri (H.A.) Poels.
Zeg nou zelf: "Dansen. Beschouwingen door een zielzorger", (Roermond, 1931) is alleen al door zijn prachtige illustratie op voorzijde en pakkende omslagtitel, 'Dansen - und Satan lacht dazu', een lust voor het oog!
Poels stipt in zijn brochure negen (zeer) bezwarende omstandigheden aan.
1. De directe nawerking van het dansen! Maar al te vaak voert de opwinding na een dansavond "Tot het stellen van ongeoorloofde handelingen, hetzij met zichzelf, hetzij met anderen...".
2. Het nachtelijk dansen! "Het verraderlijke, het 'unheimsiche' van den nacht, die zoveel kwaad met zijn zwarte vlerken omhult, dringt door in de bal- en danszaal en glupt er rond, gelijk Sint Petrus zegt: 'als een brieschende leeuw, zoekend, wie(n) hij zal verslinden".
3. Na het dansen gezamenlijk of alleen de danszaal verlaten en naar huis gaan! Gezamenlijk: "'t kan ook een wilde troep worden van brullende, brallende, lallende, heele en halve gekken, waar de een zich niet meer voor den ander hoeft te schamen". Alleen: "En hier volgen eenige puntjes, zei eens iemand op den preekstoel, en die moet ge zelf maar aanvullen!".
4. Veelvuldig dansen! "Door het veelvuldig dansen wordt de omgang tusschen de personen al te vrij; er ontstaat vanzelf vroegtijdige en dus langdurige en dus gevaarlijke verkeering; veel dansen maakt zeker lichtzinnig en zet de zinnen maar op plezier en lol, en is oorzaak van 'eene tijdelijke verruwing'".
5. De gevolgen! Inwonende jongeren worden slaven van hun prikkelende genotzucht en
7. Gemaskerd dansen en bal-masqué! "Is het heilig schaamtegevoel door God als een natuurlijke schutse geplaatst tussen de geslachten, dikwijls zóó al vermoord, met het masker voor is het heelemaal ten doode opgeschreven; en wanneer dan de booze begeerlijkheid los breekt, en zich 'ongezien en ongekend' (maar men weet mekaar toch te vinden!) uiten kan, vooral op de nachtelijke bals, met zijn dikwijls zoo geraffineerde zedenontaarding, dan is het hek voorgoed van den dam...".
8. Iets nieuws en van de laatste tijd! "We hoorden verder eenige malen, dat bij dansmuziek plotseling de danszaal in 't donker wordt gehuld. Wat dit ten gevolge moet hebben voor de zedelijkheid der dansers, gezwegen van een gevaar voor paniek - behoeft niet nader te worden aangetoond. Zooiets is schandelijke gewetenloosheid van den kant der zaalhouders...".
9. Dansen op vroegtijdige jeugdigen leeftijd! "Want is er geen leeftijdsgrens bepaald , dan zal men het treurige en belachelijke schouwspel zien, dat - permiteer me het woord - 'snotneuzen' en 'blagen' van 15, 16, 17 jaar enz. daar in zulke omgeving al rondspringen. Wat daar allemaal van moet terecht komen? Straatgekken, flirten, lichtzinnige scharrelpartijen zonder eenig doel of vooruitzicht, vroegtijdige en langdurige en gevaarlijke verkeering, gedwongen huwelijken, kortom: vroegrijp enz. Uit het bovenstaande volgt aanstonds, dat kinderbals absoluut en in elk geval verkeerd zijn en nooit of te nimmer goed te keuren".
Hoe heeft het zover kunnen komen vroeg Poels zich af, van waar die danswoede?
"Een der meest algemeene oorzaken is de verminderde godsdienstzin en het gebrek aan levensernst". Bovendien "Vroeger" - aldus de rector van het stedelijk gymnasium in Leiden, dr. Bosselaar - "vroeger was het huisgezin veel meer centrifugaal (-). De Jeugd heeft in dezen moderne tijd een eigen meening, die 'gerespecteerd' moet worden".
Door een gebrek aan goede opvoeding is er geen wellevendheid, geen gevoel voor fijne en goede manieren meer; "men brengt de straattaal en straatmanieren mee in de balzaal; het meisje is voor de jongens geen meisje meer, maar men verwisselt plotseling van paren, men danst tegen den stroom in - allemaal vergrovingen en verruwing, die uit Amerika hier overgewaaid zijn.
Vervolgens: er wordt door de hedendaagsche jeugd veel meer geld verdiend dan vroeger; men wordt 'kostganger' thuis, houdt veel geld over en achter; de fabrieksarbeid brengt de geslachten vaker en dichter bij elkander: op de werkplaats, in de treinen, op weg naar en van de fabriek - geen milieu, dat over het algemeen bevorderlijk is voor een goede omgang; de zorgen en de werkzaamheden als dienstbode in de huisgezinnen (vooral met veel kinderen) worden met opzet gemeden - en het leventje van de lichte cavalerie (geen dienstkloppen a.u.b.!) gaat alweer beter zijn gang!
Voeg daarbij de aanwakkering en het zien van de genotzucht in schaamtelooze illustraties (vuilnisbak-bladen!) en sidder-romannetjes van 5 cent langs de deur in wekelijksche afleveringen; dan niet het minst de huidige bioscoopvoorstelling, welke voor 90 % een PEST zijn voor de opgroeiende jeugd van 16 - 22 jaar, met hun verleidende reclames, waarop bij voorkeur half naakte café-chantant-meiden, die met 'deftige' heeren champagne drinken, in alle mogelijke 'houdingen' waardoor alleen op de zinneprikkeling gespeculeerd wordt (o, vervloekte ergenis-gevers!) - met de veelvuldig-voorkomende ballets en dans-partijen in de films - dan hebben we al heel wat oorzaken enz. opgenoemd".