Aldert Maria Witte (1916-1974) was een beroemde typograaf en ontwerper van boekbanden die in 1962 de Staatsprijs voor Typografie won. Hij was een leerling van Charles Nypels (1895-1952) en zijn opvolger als boekbandontwerper bij uitgeverij Het Spectrum (Prisma-pockets!). Zijn vakbroeder Dick Dooijes (1909-1998), die ruim veertig jaar werkte bij de Lettergieterij 'Amsterdam' voorheen N. Tetterode schreef over Witte dat hij een stille bescheiden man was: "die als boekverzorger werk heeft gedaan van moeilijk te overschatten betekenis voor het peil van de Nederlandse boekdrukkunst. (-) Maar belangrijker acht ik het werk, door hem gedaan voor het heel gewone, goedkope pocketboek. Hij heeft aangetoond dat ook zo'n boekje er goed uit kan zien, dat het karakter kan vertonen in zijn vormgeving en prettig leesbaar kan zijn. Op dit terrein deed hij voor ons land pionierswerk dat erkenning vond in het herhaaldelijk voorkomen van door hem verzorgde pockets onder de bestverzorgde boeken van menig jaar" (in D. Dooijes: "Boektypografische verkenningen uit boekblad en andere periodieken" (Amsterdam, 1986)).
Behalve met de verzorging van goedkope boeken, hield Aldert Witte zich ook bezig met de vormgeving van uitgaven in het luxere segment zoals voor de nog steeds bestaande
Stichting De Roos, die jaarlijks (geïllustreerde) literaire uitgaven voor bibliofielen uitbrengt in een beperkte oplage van 175 exemplaren. Zijn leermeester Charles Nypels was in 1945 samen met Chris Leeflang en G.M. van Wees daarvan de oprichter geweest.
Het bekendste (en antiquarisch meest kostbare) boek van De Roos is: "
Regelmatige vlakverdeling" (Utrecht, 1958), geschreven en geïllustreerd door
Maurits Cornelis Escher (1898-1972). Aldert Witte tekende voor de boekverzorging en typografie van deze uitgave die kan worden gerekend tot één van de hoogtepunten in zijn carrière. Dieptepunten waren er ook, zoals de uitgave die ik lang geleden beschreef in: "
Bij het graf van Charles Nypels".
Aldert Witte schreef ook zelf over boekverzorging. Bekend is: "De vormgeving van het boek" (Amsterdam, 1965), een met zwart/wit foto's geïllustreerd deeltje uit de serie die is uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. Hoofdstuk VIII gaat over "De boekband".
Niets anders dan de band bepaalde het aanzien en de volledigheid van een volwassen boek. In de paragraaf over "De goedverzorgde boekband" schreef Witte: "Helaas is tot veel uitgevers dit feit nog nimmer doorgedrongen, want zij menen gegronde financiële redenen te hebben om geen of weinig aandacht aan het bandontwerp te besteden. Dit wijst op een jammerlijke vervlakking ten aanzien van de uiterlijke verschijning van het boek, die nochtans niet veroorzaakt behoeft te zijn door de industrialisatie van het uitgeversbedrijf of van het verschijnsel pocketboek of paperback.
Men is bereid, grote bedragen te investeren voor de vervaardiging van de - losse - stofomslagen, die het boek moeten 'verkopen', zonder zich te realiseren dat het stofomslag slechts een kort leven beschoren is en dat het boek, óók zonder stofomslag, een aangename indruk moet maken, hetgeen óók de verkoop kan stimuleren" (blz. 142).
En in: "De eenheid van boek en band" schreef hij: "Evenals bij de typografie van het boek de vormgeving van de tekst in overeenstemming moet zijn met het karakter daarvan, zo moet ook de band als een deel van dezelfde vormgeving beschouwd worden. Zo kan de symmetrische of de a-symmetrische vorm van de tekst op de band worden herhaald. Daarentegen kan men ook, en dit geld voor velerlei boeken, een neutrale band ontwerpen, waarbij men door de keuze van de lettersoort, de stand van de rugtitel en de kleur van het linnen, nog enige relatie met de klassieke of moderne opzet van het binnenwerk kan oproepen" (blz. 142/147). Vervolgens gaat Witte in op zaken als de keuze van de linnensoort, kleur en bestempeling maar ook de bandstempel. Probleem bij het laatste was "dat het lettermateriaal van de Nederlandse binder voor 80% uit sterk verouderd materiaal bestaat. Anderzijds beschikt hij meestal over een of twee meer of minder - en soms goed - bruikbare lettertypen. Het is de taak van de ontwerper, met deze bestaande stempelletters toch een verantwoord bandontwerp te maken, zonder dat de uitgever een messing stempel moet laten vervaardigen. Soms zal dit nodig, goed en noodzakelijk zijn, doch in veel gevallen is het mogelijk, uit het bestaande materiaal een goede bandbestempeling te maken, zelfs uit het verouderde materiaal, als de ontwerper bekwaam is tot een zodanige lettertoepassing, dat hij het lelijke van de letter weet te verdoezelen door de vormgeving. Veel eenvoudiger is het lettergebruik, wanneer de 'bestempeling' in verfdruk wordt uitgevoerd. Men kan dan gebruik maken van normale typen in drukletters" (blz. 149).
Ter illustratie staat op de tegenoverliggende bladzijde (148) een zwart/wit foto van: "Bandontwerpen uit een boekbindersletterproef, met toepassing van stempelletters. 1959".
Uiteraard ben ik bekend met het fenomeen 'letterproef', waarvan verschillende voorbeelden in mijn bibliotheek staan. Letterproeven zijn het visitekaartje van de desbetreffende drukkerij/uitgeverij en behoren daarmee logischerwijs vaak tot de meest opvallend vormgegeven uitgaven. Ook over typografie staat hier het een en ander op de planken, kortom boekverzorging en vormgeving hebben mijn interesse en ik ben er redelijk in thuis, maar... die afbeelding met dat onderschrift bracht me in verwarring. Ten eerste door een voor mij nieuwe term 'boekbindersletterproef', die - in samenhang met de afbeelding en het voorgaande citaat van Aldert Witte - enigszins verduidelijkt wordt. Ten tweede om het voor de illustratie gebruikte voorbeeld.
Ik ken namelijk geen 'boekbindersletterproef', laat staan eentje die op een dergelijke manier voorbeelden bevat van boekbanden. Als er al voorbeelden van boekbanden worden gegeven zijn het altijd (kleuren) illustraties. Een 'boekbindersletterproef' met 29 linnen modelbanden (inclusief de rug!) als (leporello)bijlage is - volgens mij - uniek, en dus werd ik nieuwsgierig naar deze uitgave en was mijn begeerte gewekt...
Het kostte mij een kwartiertje Googelen om erachter te komen dat het gaat om: "Letter en band. Letterproef toepassingen" (Duivendrecht, 1959), uitgegeven, gedrukt en gebonden bij Boekbinderij Kusters Duivendrecht N.V. die daar - onder de rook van Amsterdam - aan de Molenkade 44 zijn bedrijf had.
In het Amsterdamse stadsarchief vond ik het kleine bedrijfsarchief terug (archiefnr. 30927). Daarin is ook een korte bedrijfsgeschiedenis opgetekend na 1974 door één van de directeuren, Theodorus Kusters Sr. Hierin lezen we het volgende: "Door de samenwerking met Het Spectrum, kwamen we in aanraking met de ontwerper Aldert Witte, een leerling van Charles Nypels, een fantastisch mens, die helaas te vroeg moest sterven. Genoemde Aldert Witte werd uiteindelijk aangezocht eens wat te stoeien met onze agenda en de resultaten door hem bewerkstelligd waren dusdanig dat heel de grafische gemeenschap de lof sprak van de toen verschijnende Kusters-Agenda" (blz. 12). En even verder: "Door de bijzonder fraaie resultaten verkregen met onze agenda's, menen we ook tussentijds iets te moeten doen om nog meer bekendheid te geven, ook aan ons bindwerk. In 1955 hebben we nog weer eens de papierbakjes voor de schrijftafel van stal gehaald in een wat betere uitvoering, omdat de voorgenomen uitvoering van 'Letter en Band' naar ontwerpen van Aldert Witte lange tijd van voorbereiding en uitvoering vraagt. 't Blijkt een goede pers te krijgen als het in 1960 wordt verspreid. Het geeft voorbeelden van verantwoordde ontwerpen met meer of minder verouderd materiaal aan letters en motieven. Echter blijft het verwachte effect van HH. Ontwerpers en Uitgevers beneden de verwachting, waardoor de geplande kostbare opzet in verhouding te weinig opbrengt" (blz. 14/15).
De totstandkoming van "
Letter en band. Letterproef toepassingen" vergde dus een aantal jaren aan voorbereiding en bleek een relatief kostbare onderneming. Het zal bovendien in een beperkte oplage zijn verschenen, mogelijk niet in de handel, maar bedoeld als stalenboek of relatiegeschenk voor verschillende uitgeverijen. Thans is het een zeldzame uitgave - zo bleek mij al gauw - die slechts in enkele Nederlandse bibliotheken aanwezig is (de Koninklijke Bibliotheek, het Allard Pierson en de universiteitsbibliotheek Groningen). Daarnaast bezit ook het Huis van het Boek, waar het gedeeltelijk ontsloten, maar helaas niet toegankelijke archief van Aldert Witte ligt, twee exemplaren. Ik had dus - al met al - weinig hoop er eentje antiquarisch op de kop te tikken en kon mijn geluk niet op toen ik - miraculum mirabilis - na slechts enkele muisklikken bij
antiquariaat Klondyke in Almere een exemplaar zag staan voor een naar mijn mening (zeer) bescheiden prijs (zie mijn aanwinstenoverzicht juni 2022, nr. 4).
Wat ik vervolgens een paar dagen later thuis ontving overtrof mijn verwachtingen. De uitgave (ca. 22.5 cm. hoog, 18 cm. breed en 4.5 cm. dik) zit in een plexiglas cassette. Als je de linnen band openslaat zit er links een boekje tegen het plat geplakt (60 blz. bestaande uit een inhoudsopgave/inleiding, 25 letterproeven verdeeld in 4 groepen en een 5de groep ornamenten & vignetten). Rechts zit de leporello met 29 modelbanden gedrukt op met karton beplakt linnen. Op de achterzijde van elke modelband staat informatie over de gebruikte letter/ornament (met groep en bladzijdeverwijzing naar het boekje met letterproeven), het gebruikte linnen en de uitvoering (meestal verfdruk). Uit het colofon blijkt dat de typografische vormgeving en alle bandontwerpen van Aldert Witte zijn. Van welke Nederlandse boekbandontwerper tref je zoveel modelbanden aan in één uitgave?
De (duidelijk door Witte geredigeerde) inleiding vermeldt het volgende: "Als men de gemiddelde band van het Nederlandse boek als maatstaf neemt, dan zal men niet kunnen ontkomen aan een beeld hetwelk ons de Nederlandse boekband toont als een soort noodzakelijk kwaad. Weliswaar zijn vele boekbanden dikwijls versierd met veel goud en kleur, doch niettemin en wellicht desondanks, zodanig gespeend van ieder gevoel voor vorm en verhouding en zo zonder enig verband met de inhoud en het karakter van het boek, dat men deze boekbanden mag vergelijken met het slaan van de bekende tang op het even bekende varken. Tonen deze boekbanden een averechtse uitwerking, daarnaast staat een veel groter getal boekbanden dat niet meer geeft en ook niet meer wil geven dan het gemis van iedere aantrekkelijkheid. Het is vooral in deze gevallen dat men kan spreken van een totale miskenning van de funktie van de boekband. Meer dan het om velerlei redenen noodzakelijke stofomslag, heeft het boek recht op een zodanige uitvoering en verzorging van de band, dat boek en band een volwaardig geheel vormen.
Het stofomslag vervult slechts een tijdelijke funktie; de band is daarentegen een onverbrekelijk deel van het boek, met een voorbestemming tot langdurige bruikbaarheid.
Dat men ieder boek een band geve in uitvoering gelijkwaardig aan de innerlijke waarde en de vormgeving van het boek, vraagt nauwelijks een nader betoog. Onze uitgave 'letter en band' is een poging in velerlei soorten uitvoering, op velerlei soorten en kwaliteiten bindmaterialen, te tonen welke resultaten men kan bereiken bij de uitvoering van de boekband. Geven wij enerzijds een gegroepeerd overzicht van de bij ons aanwezige lettertypen, ornamenten en dergelijke materialen voor verguldwerk, verf- en zeefdruk, anderzijds mogen de opgenomen modelbanden een indruk geven van hetgeen men kan bereiken met de toepassing daarvan.
Ook hier geldt: zoveel hoofden, zoveel zinnen, want terecht kan men bezwaar maken tegen de opname van enige soorten lettertypen. Dat wij deze typen toch in de letterproef opnemen en daarvan enkele toepassingen geven, is uitsluitend gedaan ten behoeve van het exceptionele geval waarbij de toepassing gerechtvaardigd zou kunnen blijken. Altezamen echter menen wij dat uit de modelbanden blijkt hoe bij een goede toepassing, d.w.z. een samenhang en keuze tussen bindmateriaal, letter, vormgeving en stempeltechniek, met verreweg de meeste lettertypen een verantwoord geheel van letter en band kan worden bereikt. Dit doel te bereiken willen wij door middel van deze uitgave onder de titel 'letter en band' stimuleren" (blz. 5/6).
Ik trof welgeteld één bespreking aan van "Letter en band" door vakgenoten in: "Tété: technisch tijdschrift voor de grafische industrie" (15de jrg. nr. 1, januari/februari 1960, blz. 32). Ook daarin wordt al gesproken over uniek reclamewerk "gevat in een cassette van deels glasheldere en deels zwarte kunststof, op zichzelf ook een novum. De uitgevers die deze reclameuitgave ontvingen, zullen er mee in hun schik zijn. Het geheel laat immers zien dat het niet nodig is voor elke kleine of grote tekst op een boekband een kostbaar messingstempel te maken".