Amsterdam en zijn geschiedenis lopen als een rode draad door een groot deel van mijn bibliotheek. Daarbinnen figureren verschillende ‘helden’ die mijn bijzondere aandacht hebben. Voor de achttiende eeuw is dat de historicus Jan Wagenaar, die hier al diverse malen ter sprake is gekomen.
Een andere boekenplankheld is de negentiende eeuwer Jan (Johannes) ter Gouw (1814-1894). Ook over hem heb ik al eens eerder geschreven in “Ante-diluviaanse muziek”, waarin het gaat over een artikel in het tijdschrift “De oude tijd” (1869-1874), dat grotendeels onder zijn leiding verscheen.
Hij is nu vrijwel vergeten en bij de meeste boekenliefhebbers vooral bekend door de heruitgave van de: “De uithangtekens” (twee delen) en “Het boek der opschriften” (Leeuwarden, 1974), die oorspronkelijk in 1868/1869 verschenen. Die heruitgave staat ook bij mij in de kast en is nog gekocht in de tijd dat de originelen onvindbaar en onbetaalbaar waren.
De Amsterdamse onderwijzer Jan ter Gouw is echter vooral bekend geworden als groot kenner van het hoofdstedelijk verleden, waarover hij regelmatig publiceerde. Veel daarvan is gebundeld terug te vinden in zijn tweedelige: “Amstelodamiana” (Amsterdam, 1874).
Zijn magnum opus is: ”Geschiedenis van Amsterdam” (Amsterdam, 1879-1893) dat inclusief het register acht delen telt. Het beschrijft de geschiedenis van de stad tot de Alteratie in 1578.
Ik heb mijn fraaie set bijna een jaar geleden gekocht bij antiquariaat Brinkman, zoals u hier kunt lezen.
Aardig detail is dat het twee ex-librissen bevat (in elk deel); een rond van de Amsterdamse jurist en hoogleraar Frederik Adriaan Molster (1865-1936) en een vierkant met het alliantiewapen (Klaas Cornelis) Van Hoffen getrouwd (in 1934) met (Margaretha Evers-) Molster. Dezelfde ex-librissen zitten ook in dit, veel oudere, boek in mijn bibliotheek waaruit de conclusie kan worden getrokken dat Frederik Adriaan Molster thuis over een goede bibliotheek moet hebben beschikt.
Ter Gouw was van huis uit geen historicus. Net als Wagenaar een eeuw voor hem was hij een autodidact die een reusachtige kennis opbouwde over de geschiedenis van Amsterdam. Hij was goed bevriend met de Amsterdamse stadsarchivaris Pieter Scheltema (1812-1885), alias ‘Piet Perkament’, en heeft vele uren in diens - steeds beter ontsloten - archief doorgebracht. Talloze documenten passeerden zo zijn handen en regelmatig wordt mijn andere held, Jan Wagenaar, door hem berispt en gecorrigeerd.
Die had bovendien geleefd in een eeuw die hij bepaalt verafschuwde zoals blijkt uit een felle passage die ik tegenkwam in mijn laatste Ter Gouwse aanwinst: “Kijkjes in de oude schoolwereld” (Leiden, 1870-1872).
Dit zijn twee aardig geillustreerde boekjes (10 bij 15 cm.), deel I over oude scholen en deel II over oude schoolboeken, die met een eenvoudige papieren omslag verschenen als nr. 5 en nr. 40 in de 'Algemeene Bibliotheek' (vijftien cent per deeltje). Ze zijn betrekkelijk schaars, zeker in goede staat, maar niet kostbaar. Mijn exemplaren zijn bij elkaar gebonden in een fraai contemporain leren bandje.
Naast de geschiedenis van Amsterdam door Ter Gouw staat bij mij het door zijn zoon J.E. ter Gouw (1845-1916) postuum uitgegeven boekje: “De Amsterdamsche straatnamen” (Hilversum, 1896). Door zijn formaat en uitvoering (in eenzelfde soort groene stempelband) lijkt het als aanvullend deeltje op zijn vaders achtdelige serie te zijn bedoeld.
Dit straatnamenboekje verscheen niet in de handel maar werd - net als het zeldzamere: “Verzen en rijmen” (Hilversum, 1914) – ter herinnering (genummerd) aangeboden aan bekenden en relaties van zijn overleden vader. Het is een verbeterde bewerking van een boekje dat Ter Gouw eerder publiceerde in 1858 onder het pseudoniem Joannes Aurelius.
Mijn exemplaar draagt nummer 65 en is op naam gesteld van mr. E.J. Everwijn Lange (1864-1928). Het bevat naast het nog steeds boeiende verhaal over de oorsprong van tal van Amsterdamse straatnamen ook een nuttig overzicht van de boeken, artikelen, verspreide stukken en handschriften van zijn vader. Ik kocht het een jaar geleden in de (kringloop) Dorcaswinkel in Aalsmeer voor twaalf euro.
Behalve min of meer wetenschappelijke uitgaven publiceerde Jan ter Gouw ook geromantiseerde historische boeken over Amsterdams verleden. Die hebben mij altijd minder getrokken. Daarvan bezit ik eigenlijk alleen maar: “Amsterdamsche Tafereelen” (Haarlem, 1876). Deze uitgave verscheen destijds in afleveringen; telkens een afgerond verhaal met één litho en kon na afloop in een bijpassende uitgeversband worden gebonden.
De exemplaren die thans antiquarisch worden aangeboden zitten vrijwel altijd in een eenvoudige blauw linnen stempelband. Zeldzaam – en zeker in goede conditie - is een prachtige luxe groenlinnen band, met goud bedrukt en versierd. Die ben ik nog maar één keer tegengekomen en dat exemplaar staat nu in mijn bibliotheek.