Van daaruit beloop ik vaak zo'n beetje de hele binnenstad maar bovendien kan ik dan gelijk even snuffelen in de boekenkraam van Jos Albers op het plein.
Ik had ditmaal succes. Voor een tientje kocht ik een compleet ingebonden eerste jaargang van "De Amsterdamsche Gids" (Amsterdam, 1925/1926), "Een maandschrift, dat door populaire geïllustreerde beschrijvingen van verschillende Gemeentebedrijven en -instellingen een nauwer contact zal trachten te bewerkstelligen tusschen de ingezetenen en genoemde diensten en bedrijven". Losse afleveringen daarvan kom ik regelmatig tegen en ook antiquarisch worden ze her en der aangeboden. Sommige themanummers zijn collectoritems geworden, zoals het nummer dat ik eerder noemde in mijn blog "Saartje Wip en de Stadsreiniging".
Een complete eerste jaargang verzamelen wordt steeds moeilijker en dat was al zo tijdens de verschijning zo blijkt uit een mededeling in het laatste, twaalfde, nummer (blz. 10).
"Herhaaldelijk ontvangen wij aanvragen tot nalevering van reeds verschenen nummers van De Amsterdamsche Gids, ter completering van den jaargang.
Tot onze spijt kunnen wij hieraan niet voldoen voor zoover het de nummers 1 en 6 betreft, aangezien deze geheel zijn uitverkocht. Doch wellicht zijn er onder onze lezers, die deze nummers zouden willen afstaan, anderen ten gerieve. Wij doen hierbij een beroep op hun welwillendheid".
Met mijn eerste vondst in de hand snuffelde ik wat verder in de bakken met diverse folders en brochures.
Ook daar had ik geluk!
Al snel kwam ik twee interessante publicaties tegen voor mijn Twitter project "50 Bizarre Brochures" (dat zullen er ondertussen wel meer zijn!).
De grote verrassing volgde tot slot. Een brochure in een blinde geel papieren omslag...
Nieuwsgierig bladerde ik er wat doorheen en zag dat het geen titelpagina had maar voornamelijk bestond uit wat bijlagen (A t/m E).
De eerste elf bladzijden vormen een soort inleiding en de auteur valt meteen met de deur in huis:
"Maandag 18 Februari 1884 hebben twee Heeren op mijn verzoek het volgende den Kapitein ter zee E.L. Baron van Heeckeren van Waliën doen weten:
'De heer Stratenus van Voshol verklaart, dat hij eerst na ernstig nadenken en slechts na het lezen van het proces verbaal der zitting van den Raad van Eer op Zondag 17 Februari, de provocatie van Baron van Heeckeren van Waliën heeft aangenomen. Dat hij zich het recht voorbehouden heeft, om zowel voor als na het duel de stukken te publiceren, waaruit ten duidelijkste blijkt, dat de Kapitein ter zee Baron van Heeckeren van Waliën is een eerlooze woordbreker en een leugenaar en derhalve onwaardig den rang te bekleeden, dien Baron van Heeckeren van Waliën in de Maatschappij inneemt'".
De inleiding is getekend: STRATENUS VAN VOSHOL en direct daaronder staat:
"Dit stuk is voor den aanvang van het duel naar de post gebracht"!
Nee maar, een duel, hoe romantisch en wat bizar!
Thuisgekomen begon ik eerst met het zoeken naar andere exemplaren. Ik vond via WorldCat een exemplaar in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek en via Google nog twee exemplaren in familie-archieven.
De brochure, feitelijk niet meer dan een particulier gedrukt bundeltje verklaringen en vergaderverslagen, wordt antiquarisch nergens aangeboden (en de kans dat dit ooit zal gebeuren lijkt mij onwaarschijnlijk klein...)
Toen ik mij in de stukken begon te verdiepen kwam ik al gauw tot de ontdekking dat de gebeurtenissen destijds ook de krant hadden gehaald. Niet als een negentiende eeuws drama maar meer als een aristocratische klucht.
Het begon allemaal als een meningsverschil over een speelschuld tussen twee respectabele leden van de chique sociëteit 'Sic Semper' in Utrecht.
De man op het portret hier links, L.W.A.G.M. Stratenus van Voshol (1848-1896), rijk door zijn vrouw, en de wat minder bemiddelde commies der posterijen J. van Nahuijs hadden op een zomerse avond (6 juni 1883) verschillende potjes écarté gespeeld. Ze waren gezellig met zijn tweeën, bedienden noch vrienden waren er bij aanwezig.
Of ze bij hun spel een glaasje te veel hadden gedronken vermeldt de geschiedenis niet maar feit is dat Van Nahuijs zich later pertinent herinnerde dat hij die avond vijftienduizend gulden had gewonnen terwijl Stratenus van Voshol in de veronderstelling verkeerde nog vierduizend achthonderd gulden van Nahuijs te krijgen! Wie van de twee was nu de schurk?
De zaak werd voorgelegd aan de Raad van Eer van de sociëteit waarin ook kapitein ter zee E.L. Baron van Heeckeren van Waliën (1833-1891) zitting had. Die was zo pertinent overtuigd van de onschuld van Van Nahuijs dat hij, nog voordat de Raad zich er over had gebogen, een privébezoek bracht aan Stratenus van Voshol.
Daar vertelde hij hoe radeloos Van Nahuijs was. Die zou zich nooit houden aan een voor hem ongunstig uitspraak en alles uit de kast trekken om Stratenus van Voshol te beschadigen. De Baron verklaarde voorts dat de vergissing onmogelijk kon liggen bij Van Nahuijs. Die had immers in de koets op weg naar huis een korte notitie gemaakt van de openstaande schuld. Als Stratenus van Voshol nou maar toegaf en betaalde dan zouden de heren hem wel de hand boven het hoofd houden.
"Toe, Stratenus, denk er nog eens over. Ik vind het zoo verschrikkelijk; waarlijk, je weet niet wat je boven je hoofd hangt. Je arme ouders, voor wie ik zulk eene achting heb; je lieve vrouw, die nog zoo jong is; denk er nog eens over". Tevergeefs!
"Hoe is het mogelijk, gij in gemoede overtuigd kunt zijn, ik om een ongelukkige 15.000 gulden mijn eer en naam in de waagschaal zoude gesteld hebben. Neen, duizendmaal neen, ware ik ze werkelijk schuldig, liever het dubbele betaald dan mijn naam in zulk eene vuile geschiedenis te zien genoemd".
Even te uwer informatie. Een stoker op een dieselgemaal verdiende toen één gulden vijftig per dag! Omgerekend in koopkracht is die vijftienduizend gulden van toen nu meer dan €187.000,- euro! Voorwaar, de eer van een heer was toen nog wat waard!
De Raad van Eer vond de argumenten van Stratenus van Voshol sterker en was van mening dat "de heer Van Nahuijs in zijne correspondentie niet altijd even nauwkeurig en begrijpelijk" was, en "dat zijne houding èn tegenover zijne wederpartij èn tegenover ons niet altijd even correct, dat zijne loyaliteit in 't algemeen niet altijd geheel boven alle verdenking is geweest, dat zijne nauwkeurigheid in het vermelden der feiten soms te wenschen overliet". Desondanks verklaarde men zich buiten machte om een besliste uitspraak te doen. Kortom; men dorst zijn vingers er niet aan te branden.
Einde verhaal denkt u nu.
Maar nee, als een donderslag bij heldere hemel verscheen tien dagen later een publicatie van de Baron getiteld: "Een woord naar aanleiding der uitspraak van den Raad van Eer in zake de Heeren L.W.A.G.M. Stratenus van Voshol en J. van Nahuijs gehouden in de Societeit 'Sic Semper' den 30 Januari 1884". Daarin ging hij in op de uitspraak, gaf zijn mening en zienswijze op verschillende punten en bleef bij zijn overtuiging. De affaire lag op straat en het klootjesvolk smulde! De Baron zou er al gauw spijt van krijgen...
Op 15 februari 1884 komt de Raad van Eer wederom bijeen. Men is op zijn zachtst gezegd niet blij met de openbare toelichting van de Baron! Die verklaart daarop dat hij de Raad van Eer niet verdenkt van enige partijdigheid en dat hij desgewenst bereid is om dat schriftelijk vast te leggen. Zo geschiedt.
Ook Stratenus van Voshol is in de vergadering aanwezig en die legt een explosieve verklaring af!
Een eerder door hem gedane bewering ten nadele van Van Nahuijs over diens talrijke schulden en geldnood wordt inmiddels ondersteund door een betrouwbare verklaring ontvangen van ene jonkheer X.
Die bevestigt dat zijn kleinkind op school het elfjarig zoontje van de Baron (!) tegen één van zijn schoolkameraadjes heeft horen vertellen dat ... zo bedroefd was dat hij het geld niet aan Van Nahuijs had betaald omdat ... er zevenduizend gulden van zou hebben gekregen!
Algemene verbijstering!
Het privébezoek van de Baron aan Stratenus van Voshol, ja, diens hele verdere handelswijze in de speelschuld affaire kwamen hiermee in een bijzonder en obscuur daglicht te staan!
De Baron, waarschijnlijk enigszins rood aangelopen, verklaart daarop terstond dat hij zijn geschrift niet zou hebben geschreven en uitgegeven als hij eerder op de hoogte was geweest van deze nieuwe informatie.
Een eclatante overwinning voor Stratenus van Voshol, nietwaar?
Ja, die dacht dat toen ook, maar hij interpreteerde de verklaring anders en vertelde verschillende personen dat de Baron aan hem zijn excuses had gemaakt...
De volgende dag is Stratenus van Voshol weer present op de sociëteit 'Sic Semper'. Ditmaal speelt hij een leuk partijtje whist met de heer R. van Dam (lid van de Raad van Eer). Terwijl beide heren zich verdiepen in hun spel komt plotseling de Baron binnenlopen en zegt:
"Mijnheer Stratenus, je bent een leugenaar, je hebt gezegd, dat ik excuses gemaakt had, daar is geen woord van waar. Je bent een gemeene leugenaar. Ik heb gisteren alles teruggenomen, om den naam te sauveeren van iemand die mij lief en dierbaar is. En nu zeg ik je ook, dat jij schuldig zijt en Nahuijs onschuldig is. En nu kan je er van krijgen, wat je er van hebben wilt. Ik laat mij hier schrappen, want op eene Sociëteit, waar dergelijke menschen getolereerd worden als u, bedank ik te komen".
Schandaal compleet!
Op 17 februari komt de Raad van Eer bij elkaar.
Tussen de Baron en Stratenus van Voshol komt het niet meer goed, beiden volharden in hun standpunten en herinneren zich hun privégesprek anders. Had Stratenus van Voshol toen wel of niet gezegd over het compromis van de Baron te zullen nadenken? Had de laatste hem toen wel of niet voor een man van eer gehouden en hem als bewijs daarvan de hand geschud?
De vergadering wil zich er (wederom) niet aan branden en de Raad van Eer besluit het verhaal laconiek met de opmerking dat zij haar taak om tot een uitspraak te komen in het geschil tussen Van Nahuijs en Stratenus van Voshol als beëindigd beschouwt.
Zoals u al wist is daarmee de kous niet af. Stratenus van Voshol eist genoegdoening.
Op maandag 3 maart troffen de heren zich, netjes gekleed en vergezeld door hun secondanten, in de bosrijke omgeving bij de pleisterplaats Huis ter Heide aan de Amersfoortse straatweg.
Jasjes werden uitgetrokken, pistolen overhandigd en partijen namen hun positie in; ruggelings op vijftien passen afstand van elkaar. Zweetdruppeltjes glinsterden in de zon...
Een droog commando klonk; 'één, twee, drie...'.
Beiden draaiden zich gelijktijdig om en vuurden. Luide schoten weerklonken door de verstilde natuur...
Vogels vlogen verschrikt op en nieuwsgierigen snelden toe. Welk drama, welk bloedbad voltrok zich daar?
Geen!
Duelleren was sinds 1881 in Nederland verboden. De etiquette, die deze mannen van eer hoog in het vaandel hielden, maakten het vloeien van bloed onmogelijk.
Neen, beiden schoten voor de vorm en beiden schoten expres mis!
Een Nederlands Wellington-Winchilsea duel in optima forma, maar hun eer was gered!
En Van Nahuijs? Die kreeg vijf dagen na het duel eervol ontslag en verdween uit beeld.
Nasmullen?
Lees het onderstaande artikel (van 9 maart 1884) in de Nieuwe Tilburgsche Courant of het komisch ironische stuk in de 'De Groene Amsterdammer' van 9 maart 1884.