Eind maart, begin april, vond ik via Boekwinkeltjes bij antiquariaat Boek en Glas "Berigt wegens de Rymkronyk van Melis Stoke, met Historie-Oudheid- en Taalkundige Aanmerkingen, door B. Huydecoper" (Z.p. [Leiden?], z.j. [1773]). Het is een anoniem verschenen brochure van 17 bladzijden (in kievitsmarmeren omslag) die wordt toegeschreven aan Jan Wagenaar (1709-1773), de bekende Amsterdamse stadshistoricus. Het spreekt voor zich dat ik deze uitgave meteen bestelde. Huydecoper's driedelige "Rijmkroniek van Melis Stoke met historie- oudheid- en taalkundige aanmerkingen" (Leiden, 1772) staat immers ook in mijn bibliotheek maar bovendien ben ik (en trouwe lezers van mijn blog weten dat) een uitgesproken fan van Jan Wagenaar. Ik schreef al diverse keren over zijn aanwezigheid in mijn collectie, voor het laatst in: "Idolatrie".
Ik betaalde een luttel bedrag en begon nog voordat mijn aanwinst binnen was - zoals gebruikelijk - met een onderzoek in mijn bibliotheek en op internet.
Al gauw kwam ik erachter dat deze brochure feitelijk een (schaarse) apart uitgegeven overdruk is van een anonieme boekbespreking uit: "Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen..." (Amsterdam, 1773, tweede deel eerste stuk, blz. 14 t/m 30).
Wie op WorldCat zoekt naar het 'Berigt' ziet dat ook daar Wagenaar als auteur wordt genoemd. Vreemd en onjuist daarbij is de aantekening dat Balthazar Huydecoper (1695-1778) een pseudoniem zou zijn van A. van der Linde.
De laatste publiceerde onder het pseudoniem 'dr. B. Huydecoper': "Aanteekeningen op het 'ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek'" (Nijmegen, 1863).
Ik zal hier niet verder ingaan op deze mystificatie (c.q. persoonsverwisseling) maar het moge duidelijk zijn dat deze 'dr. B. Huydecoper' niet onze Balthazar Huydecoper kan zijn die eind achttiende eeuw overleed (*).
Mijn nieuwe aanwinst is ook te vinden op Google Books alwaar u van de inhoud kunt kennisnemen (klik op de titel/hyperlink bovenaan). Interessant is dat bij het exemplaar dat werd gedigitaliseerd op de titelpagina een negentiende eeuwse aantekening staat waarin naar Jan Wagenaar wordt verwezen als vermoedelijke auteur onder verwijzing naar de veilingcatalogus van de 'bibliotheca Musschenbroekiana' (Leiden, 1826). Het gaat hier om de veiling van de boekenschat van de Utrechtse schepen en archivaris Petrus van Musschenbroek (1764-1823). Inderdaad vinden we in deze catalogus op bladzijde 58 bij nummer 880 de vermoedelijke oerbron van deze toeschrijving.
Musschenbroek bewaarde in zijn bibliotheek kennelijk een exemplaar van Huydecoper's driedelige uitgave met de recensie uit de "Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen...". Ik vermoed dat het niet om de recensie zelf ging, maar om de later uitgegeven overdruk en dat die, zoals in dit exemplaar, was meegebonden in het eerste deel, na het 'bericht van den uitgever'.
Die uitgever was Johannes le Mair uit Leiden, en het kan niet anders of hij is ook de man achter deze overdruk. Immers, wie anders dan Le Mair had belang bij een herdruk van die positieve recensie uit "Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen..."? Niet alleen vormde die een goede verkoopreclame voor de langverwachte uitgave van Huydecoper, maar bovendien compenseerde de overdruk ook nog enigszins het ontbrekende voorwoord dat "de afgeleefde Schryver nog gehoopt had op te stellen; dog welke door verval van kragten agtergebleeven is" (vandaar dat ik Leiden als plaats van verschijning meer waarschijnlijk vind dan Amsterdam).
Ook onze anonieme recensent was zich bewust van het gemis aan een voorwoord: "Vertrouwende dat zulks met genoegen ontvangen zal worden, hebben wy ons, om het gebruiken deezer uitgave van Melis Stoke te aangenaamer te maaken verleedigd tot het opstellen der nog volgende Aanmerkingen, die wy gedeeltelyk, uit dit Werk zelve, ontleend hebben. Zy strekken zekerlyk niet, om het gemis deezer voorreden te vervullen, (dat ook niet bedoeld wordt;) maar zy konnen, zo wy durven hoopen, 'er eeniger maate aan te gemoet komen" (blz. 8).
Blijft de vraag of Jan Wagenaar de auteur is van deze recensie in de "Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen..."? Zijn er voor die ongefundeerde (en klakkeloos overgenomen) toeschrijving in Musschenbroeks catalogus feiten of argumenten die voor of tegen pleiten?
In het boek van L.H.M. Wessels: "Bron waarheid en de verandering der tijden. Jan Wagenaar (1709-1773), een historiografische studie" (Den Haag, 1997) komt de recensie niet voor in het overzicht met 'werken van Jan Wagenaar' (blz. 559 t/m 562). Wessels weet echter wel te melden dat Wagenaar contacten onderhield met Huydecoper en dat hij al eind jaren zestig van de achttiende eeuw over het manuscript van diens driedelige uitgave kon beschikken. Huydecopers werk bevestigde Wagenaar in zijn vermoeden dat de kroniek van Klaas Kolyn een falsificatie was en daar maakte hij dankbaar gebruik van in de tweede druk van zijn "Vaderlandsche Historie" die in 1770 verscheen en waaruit alle verwijzingen (in de eerste twee delen) naar Kolyn waren verwijderd. Bovendien trok hij ook zijn eigen conclusies ten aanzien van Kolyn en beschreef die in zijn postuum verschenen "Toets van de egtheid der Rymchronyke, die, op den naam van Klaas Kolyn, uitgegeven is" (in: "Werken van de Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden" (deel III, blz. 20-236, Leiden, 1777).
Daar komt bij dat verschillende bronnen zoals C. van der Vijver in zijn "Geschiedkundige beschrijving van Amsterdam" (Amsterdam, 1844) weten te vertellen dat Wagenaar belangrijke bijdragen leverde aan de "Vaderlandsche Letter-oefeningen..." (deel II, blz. 482). Het is echter de vraag wat daarvan waar is. Volgens Wagenaars zwager en biograaf Pieter Huisinga Bakker auteur van: "Het leeven van Jan Wagenaar..." (Amsterdam, 1776) ging het om "het leveren van maer enkele Uittreksels" (blz. 68). Hoe dan ook; motief en gelegenheid om een goede recensie te schrijven had de destijds alom bekende historicus Jan Wagenaar zeker, maar anoniem? Waarom en met welk doel?
Wellicht blijkt een en ander uit de tekst? Mijn verwachtingen tijdens het lezen waren hoog gespannen maar mijn twijfel en teleurstelling groeiden per bladzijde. Nergens had ik het gevoel dat hier die goed geïnformeerde Jan Wagenaar aan het woord was.
Bij alles wat onze anonieme schrijver in de "Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-oefeningen..." weet te vertellen over de door Huydecoper gebruikte bronnen, wordt keurig en uitsluitend verwezen naar diens mededelingen daarover, in de verschenen uitgave onder vermelding van het desbetreffende deel en bladzijde. En als het gaat over de gevolgen van de verbeterde geschiedkundige inzichten die Huydecoper's uitgave bij Wagenaar teweeg hadden gebracht: "De Schryver der Vaderlandsche Historie, of onze Vaderlandsche Schryver, gelyk hy denzelve veeltijds noemt , krygt hier ook zyne beurt; en men weet, uit het Voorberigt voor den tweeden, als mede uit de Byvoegsels op den eersten druk, dat die Heer reeds van eenigen deezer Verbeteringen gebruik gemaakt heeft" (blz. 5). Zou Wagenaar - 'die Heer' - zo onpersoonlijk en afstandelijk naar zichzelf verwijzen? Waarom?
Opvallend is ook dat onze anonieme schrijver zijn vingers niet wil branden aan een discussie over de echtheid of onechtheid van Kolyns kroniek omdat dit: "door kundige Liefhebbers bearbeid wordt. Wy willen des liever afwagten, wat hier van komen zal, dan iets op ons te neemen, dat veelligt anderen beter dan ons toevertrouwd is" (blz. 8). Zijn dat de woorden van Jan Wagenaar die allang beter wist? Die, direct bij het verschijnen van Huydecopers uitgave zijn 'Toets van de egtheid...' had geschreven (zoals hij zelf aangeeft in paragraaf III daarvan: "naardemaal die uitgaave nu het licht ziet")?
Ik geloof er niks van...
(*) Ik heb de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag hierover geïnformeerd. Inmiddels is deze foutieve verwijzing verwijderd.