Eind maart liepen de coronacijfers nog steeds op. Mijn werkgever bood het personeel boven de 55 jaar (of met een medische indicatie) aan om - met behoud van salaris - thuis te blijven tot 1 juni.
Ook Perkamentus maakte gebruik daarvan en dus zat ik bijna tien lange weken thuis. Alle tijd dus om me te wijden aan boeken, bloggen en bibliofilie.
Ik kwam er al gauw achter dat de coronatijd een verlammende uitwerking op mij heeft... Steeds saaier wordende dagen regen zich aaneen en de lust om te sneupen of te kopen verdween. Dat heeft merkbare consequenties voor mijn blog; weinig inspiratie, weinig aanwinsten, weinig blogbijdragen.
Maandenlang kon ik niet naar mijn favoriete Amsterdamse Spui boekenmarkt. Pas vanaf 5 juni was dat weer mogelijk en twee weken later greep ik mijn kans om er weer eens te gaan snuffelen.
Coronamaatregelen hebben ook mijn boekenmarkt veranderd. Geen inloopstalletjes meer en gezellige hoekjes, maar alle tafels naast elkaar - in een lange rij - aan beide zijden van het plein. Niet iedereen was aanwezig en tot mijn grote spijt hoorde ik dat Paul Gaemers (antiquariaat De Boekerij v.o.f.) de markt vaarwel heeft gezegd en nu zijn boekenberg opruimt in Den Haag en in een winkel in Baarn, alvorens van zijn pensioen te gaan genieten. Erg jammer want regelmatig vond en kocht ik leuke oude boeken bij hem voor weinig geld zoals u op dit blog hebt kunnen lezen (bijvoorbeeld in "Scribleriana").
Op de markt wisselde ik wat nieuwtjes uit met verschillende oude bekenden en ik trof er mijn blogredacteur Reinder Storm, die nu veel thuiswerkt (maar die dag toevallig in Amsterdam was) en met wie ik had afgesproken om - op anderhalve meter van elkaar - bij te kletsen. Nadat wij afscheid hadden genomen richtte ik mijn schreden naar de boekenkraam van Eric Klee (antiquariaat De Uilenspiegel). Ik had een oogje laten vallen op een fraai perkamenten spitselbandje waarin twee (eigenlijk drie) uitgaven waren samengebonden van Daniël Willink (1676-1722).
Het gaat om: "Amsterdamsche Tempe of de Nieuwe Plantagie, Begrepen in twee boeken. Nevens den Amstelstroom" (Amsterdam, 1721) en: "Bloemkrans van christelyke liefde- en zeededichten nevens eenige christelyke gezangen" (Amsterdam, 1723).
Eric zakte twintig procent in zijn vraagprijs en ik betaalde € 200,- euro. Dat is weliswaar meer dan waarvoor ik het had kunnen krijgen toen hetzelfde boekje vorig jaar november werd geveild bij Bubb Kuyper en niet werd verkocht (71/2832), maar nog steeds vijftig procent minder dan wat antiquariaat Goltzius op dit moment vraagt. Die bieden namelijk - opmerkelijk genoeg- een zelfde convoluut aan, waaruit blijkt dat deze twee uitgaven kennelijk wel vaker werden samengebonden. Een specifieke reden daarvoor is mij niet bekend, maar wellicht komt het doordat ook de tweede uitgave een sterk Amsterdams karakter heeft. Niet alleen werd die opgedragen: "aan de eerwaarde en zeer geliefde broederen diakenen, en zusteren diakenessen, van de gereformeerde Nederduitsche kerke onzes heeren Jezus Christus te Amsteldam", maar bovendien bevat het een aantal lovende 'byschriften' op het - door Willink bezongen - aan de Amstel gelegen diaken wees- en oude vrouwenhuis (Amstelhof waarin thans Hermitage Amsterdam zit). Die 'byschriften' behandelen onder andere de verschillende kamers in het gebouw waaronder de 'artsenywinkel', de eetzaal, de school voor knechtjes en de meisjesschool maar ook de ziekenkamer en de 'braayschool'.
Overigens gaat het bij de "Amstelstroom" om de derde druk die veel uitvoeriger is dan de eerste uit 1708, en die bovendien is voorzien van een gegraveerde (allegorische) titelpagina. De uitgave, met illustraties van maar liefst drie verschillende graveurs; J. Goeree (1670-1731), A. Houbraken (1660-1719) en J. Schijnvoet (1685-na 1733), past prima in mijn collectie geschiedenis van Amsterdam en Amstelland. Van Willink bezat ik al de "Amstellandsche Arkadia" (Amsterdam, 1737) en de "Amsterdamsche Buitensingel" (Amsterdam, 1723). Inmiddels heeft de aanwinst een plaatsje gekregen in mijn bibliotheek naast twee andere stroomdichten in mijn collectie waarover ik eerder schreef; "De Ystroom" van Joannes Antonides van der Goes en "De Amstelstroom in zes zangen", door Nicolaas Simon van Winter. Ik vermoed dat de rivier De Amstel Nederlands meest bezongen waterloop is.
Digitaal sneupen in coronatijd leverde de afgelopen maanden niet zo heel veel op. Het meest bijzondere trof ik aan op Marktplaats. Daar struikelde ik over een zeer gedetailleerde titel die mij nieuwsgierig maakte naar de inhoud. Het gaat om een vertaling van de Duitse medicus Johann August Unzer (1727-1799) getiteld: "Geneeskundig Huisboek voor professoren, predikanten, rechtsgeleerden en allen die in het openbaar moeten spreeken; ter bewaaring hunner gezondheid by de waarneeming van derzelver ambtsverrichtingen..." (Amsterdam, 1792).
Uitgaven van Unzer waren hier eind achttiende eeuw mateloos populair wat blijkt uit het feit dat verschillende werken van hem destijds in het Nederlands zijn vertaald en zich thans in tal van (universiteits)bibliotheken bevinden.
Wat mij als eerste in de titel had getroffen was de term 'Huisboek'. Alweer drie jaar geleden schreef ik over twee andere 'huisboekjes' in mijn verzameling; dat van J.F. Martinet (1729-1795) voor huisgezinnen en dat van Christian Friedrich Traugott Voigt (1770-1814) voor verloofden en jong-gehuwden. Daaraan kan ik nu dus een derde toevoegen. Ook de interessante en vermakelijke inhoud stelde me niet teleur.
Opvallend is Unzer's overal klinkende waarschuwing voor ongezonde lucht, of het nou de rook van houtskoolvuur is of van lijken! Unzer schrijft uitvoerig over het ongezonde begraven in de kerk (vanaf blz. 142). Een discussie die met name aan het einde van de achttiende eeuw werd gevoerd en die zou leiden tot de eerste (openbare) begraafplaatsen. Ik heb daarover - naar aanleiding van een aanwinst - al eens eerder geschreven in: "Zand erover".
Unzer toont zich al met al nog sterk verbonden met de miasmatheorie. Ik moest onmiddellijk denken aan de smakelijke studie van Alain Corbin: "Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk" (Nijmegen, 1986), waarin uitvoerig wordt ingegaan op vieze luchtjes en ons reukorgaan. Overigens is dit ook het onderwerp in de bekende historische roman van Patrick Süskind: "Het parfum. De geschiedenis van een moordenaar" (Amsterdam, 1985), die u wellicht verfilmd (2006) in de bioscoop hebt gezien.
Zijn boekje geeft ons zodoende een interessante blik op de toenmalige heersende opvattingen over hygiëne, volksgezondheid en geneeskunde. Bovendien bevat het een 'smakelijk' aanhangsel met recepten (vanaf blz. 151), die trouwens niet bepaald doen terugverlangen naar deze 'goeie oude tijd'...
De uitgave verkeerde in goede staat maar de rug was overplakt met plakband (volgens boekengoeroe Piet Buijnsters "een uitvinding van de Duivel"). Ik nam daarom contact op met handboekbinder en boekrestaurator Hans Pieterse die ik alweer geruime tijd geleden heb leren kennen via het Amsterdamse antiquariaat Brinkman. Hans heeft voor mij in het verleden al diverse opdrachten uitgevoerd (zoals deze) en onlangs schreef ik daarover in "Restauratie omwille van provenance". In zijn Amsterdamse atelier vertelde ik hem dat ik overwoog om het boekje opnieuw te laten inbinden, bijsnijden en voorzien van een halfleren band (gebruik makende van het de oorspronkelijke omslag van gespikkeld kievitsmarmer) zodat het meer zou passen bij mijn huisboek van J.F. Martinet. Hans keek bedenkelijk en vond het geen goed plan. Het boekje, zo betoogde hij, is immers een prachtig behouden voorbeeld van een halffabricaat. Het zit nog in zijn oorspronkelijke uitgeversomslag en de katernen zijn met een voorlopig naaisel gebonden. Het papier werd nog niet bijgesneden waardoor de marges rondom de tekst ruim zijn. Hij had maar weinig overtuigingskracht nodig. Twintig jaar geleden zou ik wellicht hebben volhard in mijn voornemen maar inmiddels is de markt in oude drukken en het verzamelen daarvan veranderd. Uitgaven in 'unsophisticated condition' worden steeds meer gewaardeerd. Uiteindelijk heeft Hans dus alleen de omslag hersteld met origineel 17de eeuws kievitsmarmer.
Omdat geld uitgeven aan boeken in coronatijd zo stroperig verliep besloot ik op een andere manier mijn bibliofiele behoefte te bevredigen. Ik vroeg aan Hans om voor twee uitgaven in mijn collectie een bewaardoos te maken zoals ik die om meer boekjes heb zitten en waarover ik lang geleden schreef in "(G)een boek?". Het gaat om een doos(je) voor het eerdergenoemde huisboekje voor verloofden en jong-gehuwden en voor: "Galante dichtluimen", een zeldzaam erotisch dichtbundeltje waarover ik hier schreef. Overigens kreeg ik van Hans nog een compliment voor de bijna niet van echt te onderscheiden facsimile omslag die ik destijds maakte voor mijn exemplaar van "Galante dichtluimen".
Enfin, zoals u geheel bovenaan kunt zien werden het twee fraaie overslagdozen met op de voorkant verdiept een kopie van de desbetreffende uitgave. Beide boekjes zitten bovendien in een envelop van zuurvrij karton. Voor de nieuwsgierigen geïnteresseerden onder u, dergelijke doosjes kosten circa tachtig euro per stuk exclusief btw.
Begin juni ben ik weer begonnen met mijn werkzaamheden op Schiphol. Mondkapje op, latex handschoenen aan, desinfecterende gel bij de hand en temperatuurcontroles... De coronamaatregelen zijn inmiddels nationaal en internationaal steeds meer versoepeld. Overal wordt het weer drukker en steeds meer Nederlanders gaan met vakantie naar het buitenland. Het wachten is op de tweede epidemische golf. Ik blijft deze zomervakantie gewoon thuis, kijk de kat uit de boom, en geniet van mijn private library, de boeken en bewaardoosjes...